B.D.-Nr. 2278
Het zaad, dat op goede grond valt, zal vrucht dragen en dus zal het ook niet vergeefs zijn als een mens, wiens hart tot liefde in staat is, het werkzaam zijn van God bekendgemaakt wordt, ofschoon hij nog een afwijzende houding aanneemt. Gods liefde bereidt dingen voor, die onvermijdelijk het denken van de mens diep aan zullen grijpen. Hij kent de harten van de mensen en probeert hen ontvankelijk te maken voor Zijn latere werkzaam zijn. En zodoende bemest Hij van tevoren de akker, die Zijn zaad moet ontvangen en Hij reinigt deze van het onkruid, dat de misvormde leringen van Christus zijn. De vele dwalingen, die hinderlijk zijn voor het goede zaad om te gedijen.
Het hart van degene die zich eerst vrijgemaakt heeft van zulke dwaalleren zal in staat zijn de waarheid uit God op te nemen en hij zal een des te ijverigere vertegenwoordiger van deze waarheid zijn. Want wat met het hart ontvangen wordt, neemt de mens met de volste overtuiging op. Het wordt levend in hem en is geen dood woord meer. En daarom zet hij zich er ook voor in en elke twijfel is uit zijn hart verdwenen.
Gods liefde richt zich op deze mensen, die Hem niet afwijzen en naar dezen leidt Hij Zijn dienaren, opdat ze in Zijn plaats spreken en vermelding maken van Zijn werkzaam zijn. En Hij zegent hun onderneming en zodoende is Hij onophoudelijk bezorgd om zulke mensen, die het nog aan kennis ontbreekt. Maar vaak richt de mond van een mens weinig uit en dan spreekt de Heer Zelf en op Zijn stem zal acht geslagen worden. Maar wie al voorbereid is, die zal ook gemakkelijker tot inzicht komen en daarom moeten de mensen onverdroten werken aan degenen, die weliswaar nog tegenstribbelen, maar die een goed hart hebben en te vergelijken zijn met de grond, die goed zaad moet ontvangen, opdat het rijke vrucht draagt.
Amen