De gang van het geestelijke over de aarde strekt zich uit over eeuwigheden. Want het geestelijke zelf werd tot materie waaruit de aarde en alle scheppingen bestaan. Verharde geestelijke substantie werd door de wil van God tot materie. Zodoende is het gehele scheppingswerk "aarde" alsook alle scheppingen in het gehele universum, de eens door God uitgestraalde geestelijke kracht die als "essentie" door Hem werd uitgestraald, in zichzelf echter zo veranderde, dat ze tenslotte enkel nog maar verharde geestelijke substantie was die nu omgevormd werd tot scheppingen van allerlei aard.
Eindeloze tijden zijn daarvoor nodig geweest, want ook deze omvorming gebeurde in de wettelijke orde. De ontwikkeling van wat nu als bewoonde aarde zichtbaar is, heeft in talloze ontwikkelingsperioden plaats gevonden. Het was geen plotselinge uit God voortgekomen daad van Zijn scheppingsmacht. Want ook deze langzame ontwikkeling had zijn bedoeling. Er werden steeds weer opgeloste geestelijke partikeltjes gevangen en omgevormd. Het was een wordingsproces van ondenkbaar lange tijdsduur, voordat de aarde gevormd was tot een scheppingswerk dat voor het steeds rijper wordende geestelijke tot verblijfplaats en tot een leven in overeenstemming met de natuur kon dienen, zoals het in Gods eeuwig heilsplan was voorzien. En ook dit geestelijke had eindeloze tijden nodig tot het die graad bereikt had waarin het dan als mens over de aarde mocht gaan, met het doel van een laatste voltooiing.
Deze laatste gang over de aarde als mens is maar een moment, in vergelijking met de eeuwig lange tijd van de eerdere ontwikkeling op aarde. Voor God was weliswaar de schepping van iedere vorm het werk van een ogenblik, want door Zijn wil en kracht zet Hij elke gedachte die Hij buiten zich plaatst om, als een bestaand werk. Maar de tegenstand van het eens gevallen geestelijke bepaalde de tijdsduur tot aan de materiële omvorming, want God dwong het Hem weerstrevende geestelijke niet, maar Zijn liefdeskracht nam het zolang gevangen tot het zijn weerstand wat opgaf, om het dan te omhullen naar Zijn plan. Om het dan een of andere vorm te geven waarin het dan een bepaalde werkzaamheid verrichtte die echter zo minimaal was, dat weer eeuwige tijden voorbij gingen tot deze vormen weer langzaam konden oplossen en veranderen.
Voor het ontstaan van de aarde waren dus eindeloos lange tijden nodig, voordat ze door levende wezens kon worden bewoond. En deze wederom maakten de aarde ervoor geschikt na weer een eindeloos lange tijd de mensen als laatste ontwikkelingsoord te dienen. Maar de menselijke ziel was in al haar partikeltjes door de scheppingen heen gegaan. De val in de diepte uit de hoogste hoogte was zo eindeloos geweest dat er ook weer zo'n lange tijd nodig was om uit deze diepte weer zo ver omhoog te stijgen, tot het zelfbewustzijn het wezen weer gegeven kon worden dat nu zijn laatste voltooiing, de laatste gang omhoog mogelijk maakt. Bijgevolg was de schepping nu ontstaan en deze bergt nu dat gevallen geestelijke in een ontelbare hoeveelheid in zich, en dit zal voor zijn terugkeer tot God ook eindeloze tijden nodig hebben. Zodoende is het einde van de schepping nog niet te voorzien.
Maar de "scheppingen" bestaan nu en alles gaat wetmatig zijn weg. Ze worden door steeds nieuwe geestelijke deeltjes bewoond die voortdurend van uiterlijke vorm veranderen en zich steeds verder opwaarts ontwikkelen. Daarom is er ook een voortdurend ontstaan en vergaan van elke materiële schepping te zien. Op die manier worden altijd weer al de scheppingswerken vernieuwd en dienen zo tot uitrijping van het daarin geborgen geestelijke, zoals ze ook de mens tot verdere ontwikkeling dienen, daar zij hem het lichamelijke leven op aarde waarborgen. Zolang het in de scheppingen gebonden geestelijke de vrije wil is afgenomen, gaat ook de opwaartse ontwikkeling zijn door God gewilde weg. Het gebonden geestelijke is dienstig in een of andere vorm en rijpt daardoor langzaam uit.
Zodra echter het geestelijke in het stadium als "mens" over de aarde gaat, bezit het weer de vrije wil en kan in plaats van opwaarts te klimmen ook stil blijven staan of zelfs weer achteruitgaan. Het kan in gebreke blijven in de laatste tijd van zijn ontwikkelingsgang. En deze achteruitgang kan ook daartoe leiden dat het geestelijke in de mens, de ziel, de eens gevallen oer-geest, weer in de geestelijke substantie verhardt als voorheen. Met het noodzakelijke gevolg: het nogmaals ontbinden van de ziel in talloze partikeltjes wat dan weer de gang door de materiële scheppingen vereist. En deze nu noodzakelijk geworden ontwikkelingsgang vereist ook weer een ontbinden en omvormen van scheppingswerken van allerlei soort, wat als beëindiging van een aardse periode en het begin van een nieuwe gezien kan worden.
En zo moet u mensen ook proberen te begrijpen dat in de door God vastgestelde tijdsperioden zich aan het scheppingswerk "aarde" zulke gewelddadige omvormingswerken voltrekken, die echter altijd op Gods liefde en wijsheid gegrond zijn en die altijd dienen tot verlossing van het eens gevallen geestelijke. En u moet ook altijd met zo'n ingreep van Gods zijde rekening houden, wanneer de mensen het ware doel van hun bestaan niet meer beseffen. Wanneer zij dus hun aardse leven niet benutten voor het rijpen van hun zielen, voor de laatste voltooiing. Want dit is het enige doel van elk scheppingswerk, dat het de ziel van de mens tot voltooiing brengt, dat het de ziel helpt weer te worden wat zij vanaf het allereerste begin was, namelijk een hoogst volmaakt wezen dat uit Gods liefde is ontstaan, maar in vrije wil van Hem is afgevallen. Het moet weer tot Hem terugkeren en met de gang door al de scheppingen van deze aarde heeft God zelf voor hem de weg geschapen, die de ziel weer terugvoert.
Amen
VertalerDer Gang des Geistigen über die Erde erstreckt sich auf Ewigkeiten.... Denn das Geistige selbst wurde zu der Materie, aus der die Erde und alle ihre Schöpfungen bestehen.... Verhärtete geistige Substanz wurde zur Materie durch den Willen Gottes, also es ist das ganze Schöpfungswerk Erde.... sowie auch alle Schöpfungen im gesamten Universum.... ehemals von Gott ausgegangene geistige Kraft, die als "Wesen" von Ihm ausgestrahlt wurde, sich aber in sich selbst so verkehrte, daß sie zuletzt nur verhärtete geistige Substanz war, die nun umgeformt wurde zu Schöpfungen jeglicher Art. Endlose Zeiten sind dazu nötig gewesen, denn es ging auch diese "Umgestaltung" in gesetzmäßiger Ordnung vor sich, es fand die Erstehung dessen, was nun als "bewohnte Erde" ersichtlich ist, in zahllosen Entwicklungsphasen statt.... es war kein plötzlich-hinaus-gestelltes Werk der Schöpfermacht Gottes.... Denn auch die langsame Entwicklung verfolgte ihren Zweck.... Es wurden immer wieder aufgelöste geistige Partikelchen eingefangen und umgeformt, es war ein Werdegang von unvorstellbar langer Zeitdauer, bevor die Erde sich gestaltet hatte zu einem Schöpfungswerk, das dem immer reifer werdenden Geistigen zum Aufenthalt und zum naturmäßigen Leben dienen konnte, wie es in Gottes ewigem Heilsplan vorgesehen war. Und auch dieses Geistige brauchte endlos lange Zeiten, bis es den Grad erreicht hatte, wo es dann als Mensch über die Erde gehen durfte zwecks letzter Vollendung. Dieser letzte Erdengang als Mensch ist wie ein Augenblick im Verhältnis zu der ewig langen Zeit der Vorentwicklung der Erde.... Für Gott war zwar die Erschaffung jeglicher Form ein Augenblickswerk, denn durch Seinen Willen und Seine Kraft stellte Er jeglichen Gedanken aus Sich heraus als bestehendes Werk.... Doch der Widerstand des einst gefallenen Geistigen bestimmte die Zeitdauer bis zur materiellen Verformung. Denn Gott zwang dieses widerstrebende Geistige nicht, sondern Seine Liebekraft nahm es gefangen so lange, bis es in seinem Widerstand etwas nachließ, um es dann zu umhülsen nach Seinem Plan, um ihm dann irgendwelche Formen zu geben, in denen es eine gewisse Tätigkeit verrichtete, die zwar so minimal war, daß wieder ewige Zeiten vergingen, bis sich diese Formen langsam auflösen und verändern konnten.... Die Entstehung der Erde hat endlos lange Zeit gebraucht, bis sie von Lebewesen bewohnt werden konnte, und diese wieder machten die Erde dazu tauglich, nach wieder endlos langer Zeit den Menschen zur letzten Ausbildungsstätte zu dienen.... Die Menschenseele aber war in allen ihren Partikelchen durch die Schöpfungen hindurchgegangen.... Der Fall zur Tiefe aus höchster Höhe war so endlos gewesen, daß eben auch eine endlose Zeit nötig wurde, aus dieser Tiefe wieder so weit emporzusteigen, daß das Ichbewußtsein dem Wesen wiedergegeben werden konnte, daß nun eine letzte Vollendung den letzten Gang zur Höhe möglich machte. Aber die Schöpfung war vorerst erstanden, und diese birgt nun jenes gefallene Geistige, dessen Zahl endlos war und dessen Rückführung zu Gott daher auch endlose Zeiten benötigen wird und somit ein Ende der Schöpfung noch nicht vorauszusehen ist.... Doch die "Schöpfungen" bestehen nun, und es geht nun alles seinen gesetzmäßigen Weg.... Sie werden von immer neuen Geistespartikelchen belebt, die durch ständigen Wechsel der Außenform sich immer weiter zur Höhe entwickeln und darum auch ein ständiges Werden und Vergehen jeglicher materieller Schöpfungen zu ersehen ist.... Und es erneuern sich auf diese Weise immer wieder alle Schöpfungswerke und dienen so zum Ausreifen des in ihnen sich bergenden Geistigen, wie sie aber auch dem Menschen zur Fortentwicklung dienen, weil sie dessen körperliches Leben auf Erden gewährleisten. Solange dem in den Schöpfungen gebundenen Geistigen der freie Wille genommen ist, geht auch die Aufwärtsentwicklung seinen Gott-gewollten Gang.... das gebundene Geistige dienet in irgendeiner Form und reifet dadurch langsam aus.... Sowie aber das Geistige im Stadium als Mensch über die Erde geht, besitzt es wieder den freien Willen und kann dann.... anstatt aufwärtszusteigen.... auch im Stillstand verharren oder wieder rückwärtsgehen. Es kann versagen in der letzten Zeit seines Entwicklungsganges.... Und es kann dieser Rückgang auch dazu führen, daß das Geistige im Menschen.... die "Seele" oder der einst "gefallene Urgeist".... wieder in seiner geistigen Substanz verhärtet wie ehedem und die notwendige Folge dessen ein nochmaliges Auflösen der Seele in unzählige Partikelchen ist, das wieder den Gang durch die materiellen Schöpfungen der Erde nach sich zieht (erfordert).... Und dieser nun nötig gewordene Vorgang bedingt auch wieder ein Auflösen und Umwandeln von Schöpfungswerken jeglicher Art.... was als Beenden einer Erdepoche und Beginn einer neuen bezeichnet werden kann. Und so müsset ihr Menschen es euch zu erklären suchen, daß in von-Gott-festgesetzten Zeiträumen solche gewaltsame Wandlungsakte an dem Schöpfungswerk Erde sich vollziehen, die immer in Gottes Liebe und Weisheit begründet sind und die immer nur der Erlösung des einst gefallenen Geistigen dienen.... Und ihr müsset auch jederzeit mit solchen Eingriffen von seiten Gottes rechnen, wenn die Menschen nicht mehr den rechten Zweck ihres Daseins erkennen, wenn sie also ihr Erdenleben nicht auswerten zum Ausreifen ihrer Seelen, zur letzten Vollendung. Denn dies ist einziger Zweck jeglichen Schöpfungswerkes, daß es die Seele des Menschen zum Ausreifen bringt, daß es ihr dazu verhilft, zu werden, was sie war im Anbeginn.... ein höchst vollkommenes Wesen, das aus Gottes Liebe hervorging, aber im freien Willen von Ihm abgefallen war.... Es soll wieder zurückkehren zu Ihm, und Gott Selbst hat den Rückführungsweg ihm geschaffen durch den Gang durch alle Schöpfungen dieser Erde....
Amen
Vertaler