• Terug

Beloften – Geest – Waarheid

Het is de geest, die Mijn kerk het karakter geeft en deze geest kan in elke geloofsgemeenschap tot uitdrukking komen, want hij zal steeds die mensen beheersen, die naar Mij streven. Ik heb echter geen geloofsgemeenschap gesticht, maar enkel een kerk. Een gemeenschap, die op een diep geloof gebaseerd moet zijn. Wie zich bij Mijn kerk aan wil sluiten, moet dus diep gelovig zijn en naar Mij verlangen. Ik kijk enkel daarnaar, maar niet naar de geloofsgemeenschap, waartoe een mens behoort.

Want pas nu is de mens in staat om in geest en waarheid te bidden. Hij brengt een verbinding met Mij tot stand, die vrij is van elke uiterlijke vorm, want het geloof en het verlangen maken de verwijdering van Mij kleiner en de mens betreedt een brug, die Mijn liefde naar de aarde gebouwd heeft. Hij spreekt deemoedig en vol vertrouwen met Mij en verlangt naar Mijn nabijheid. Zodoende verbindt de geestvonk in hem, die deel van Mij is, zich met Mij, zijn Schepper van oorsprong. En nu is de geestelijke verbinding tot stand gebracht. De scheiding van Mij is eindelijk overwonnen.

De mens behoort tot Mijn kerk en is derhalve een lid van de kerk van Petrus, die in diep geloof opgericht werd, want enkel een echt, diep geloof heeft de weg gebaand voor een innige verhouding tot God. Maar waar het geloof ontbreekt, daar kan ook nooit en te nimmer de mens in geest en waarheid tot Mij bidden. Bijgevolg zal eenieder tot Mijn kerk behoren, wiens geloof hem tot een levende verbinding met Mij gebracht heeft, die aangeknoopt moet worden, als Mijn geest hem moet doorstromen. Maar Mijn geest is immers het leven van de kerk, want een kerk, die niet doordrongen is van Mijn geest, kan niet Mijn werk zijn. Ze kan nooit door Mij gesticht zijn.

En Mijn geest zal overal daar zijn, waar liefde is. Waar dus liefde onderwezen wordt en weer liefde beoefend wordt, daar zal ook Mijn geest herkenbaar zijn. Bijgevolg moet Mijn geest zich uiten bij mensen van allerlei geloofsgemeenschappen, omdat in elk daarvan waarachtig in liefde werkzaam zijnde mensen zijn en Mijn geest in hen overvloeit. En het werkzaam zijn van de geest zal te constateren zijn aan de toename van licht en kennis. Verlicht te zijn is een duidelijk teken van het werkzaam zijn van de geest. En bijgevolg zal Mijn kerk, dat wil zeggen haar ware aanhangers, kennis hebben, want door hun diepe geloof en het verlangen naar Mij stellen ze zich in staat om deze kennis op te nemen. Ze bieden geen weerstand tegen het werkzaam zijn van de geest.

Wijsheid uit God of wijsheid van de mensen. Dit zijn de kenmerken van de kerk, dat wil zeggen van de individuele geloofsgemeenschap en van haar aanhangers. In elke geloofsgemeenschap kunnen er mensen zijn, die door God onderwezen zijn en evenzo zulke, die menselijke kennis opgenomen hebben. Zodoende kunnen alleen maar diegenen zich tot Mijn kerk rekenen, die ook de wijsheid rechtstreeks van Mij in ontvangst genomen hebben door het werkzaam zijn van de geest, want dat is de uitstraling van Mijn geest. En deze kerk van Mij zal nooit voorbijgaan. Ze zal eeuwig blijven bestaan, want steeds zullen er mensen zijn, die in het geloof en in de liefde staan en een vurig verlangen naar Mij in zich dragen en bij hen zal Ik eeuwig verblijven. Ik zal in de geest voortdurend onder hen verblijven, zoals Ik het beloofd heb.

Amen

Verheißungen.... Geist.... Wahrheit....

Der Geist ist es, der Meiner Kirche das Gepräge gibt, und es kann dieser Geist in einer jeden Konfession zum Ausdruck kommen, denn er wird immer die Menschen erfüllen, die Mir entgegenstreben. Ich aber habe keine Konfessionen gegründet, sondern nur eine Kirche, eine Gemeinschaft, die sich auf tiefem Glauben aufbauen soll. Wer sich Meiner Kirche anschließen will, muß also tief gläubig sein und zu Mir verlangen.... Nur darauf sehe Ich, nicht aber auf die Konfession, der ein Mensch angehört. Denn nun erst vermag der Mensch zu beten im Geist und in der Wahrheit. Er stellt eine Verbindung mit Mir her, die frei ist von jeder Äußerlichkeit, denn der Glaube und das Verlangen verringert die Entfernung von Mir, und es betritt der Mensch eine Brücke, die Meine Liebe zur Erde geschlagen hat.... Er spricht mit Mir, demütig und vertrauensvoll, und er begehrt Meine Nähe. Also es verbindet sich der Geistesfunke in ihm, welcher Mein Anteil ist, mit Mir, seinem Schöpfer und Ursprung. Und nun ist die geistige Verbindung hergestellt, die Trennung von Mir endgültig überwunden. Es ist der Mensch Meiner Kirche angehörend und somit ein Glied der Kirche Petri, die auf tiefer Gläubigkeit aufgebaut wurde, denn nur ein echter, tiefer Glaube hat das innige Verhältnis zu Gott angebahnt, wo aber der Glaube fehlt, dort kann auch nie und nimmer der Mensch zu Mir beten im Geist und in der Wahrheit. Folglich wird jeder Meiner Kirche angehören, den der Glaube zur lebendigen Verbindung mit Mir veranlaßt hat, die angeknüpft werden muß, wenn Mein Geist ihn durchfluten soll. Mein Geist aber ist ja das Leben der Kirche, denn eine Kirche, die nicht durchdrungen ist von Meinem Geist, kann nicht Mein Werk sein, sie kann niemals von Mir gegründet worden sein. Und Mein Geist wird überall dort sein, wo die Liebe ist.... wo also Liebe gelehrt wird und wieder Liebe geübt wird, dort wird auch Mein Geist erkennbar sein. Folglich muß sich Mein Geist äußern bei Menschen aller Konfessionen, weil in einer jeden wahrhaft liebetätige Menschen sind und in diese Mein Geist überfließt. Des Geistes Wirken aber wird festzustellen sein an der Zunahme von Licht und Wissen. Erleuchtet zu sein ist ein offensichtliches Zeichen des Wirkens des Geistes. Und folglich wird Meine Kirche, d.h. deren rechte Anhänger, im Wissen stehen, denn durch ihren tiefen Glauben und das Verlangen nach Mir machen sie sich aufnahmefähig für dieses Wissen, sie setzen dem Wirken des Geistes keinen Widerstand entgegen. Weisheit aus Gott oder Weisheit von Menschen.... dies sind die Merkmale der Kirchen, d.h. der einzelnen Konfessionen und ihrer Anhänger. In einer jeden Konfession können Menschen sein, die von Gott gelehrt sind, und ebenso solche, die menschliches Wissen aufgenommen haben. Also können sich nur die zu Meiner Kirche zählen, die auch die Weisheit unmittelbar von Mir entgegengenommen haben durch des Geistes Wirken, das da ist die Ausstrahlung Meines Geistes.... Und diese Meine Kirche wird nimmermehr vergehen.... sie wird bestehenbleiben ewiglich, denn immer wird es Menschen geben, die im Glauben und in der Liebe stehen und ein heißes Verlangen nach Mir in sich tragen, und bei ihnen werde Ich verbleiben ewiglich.... Ich werde im Geist ständig unter ihnen weilen, wie Ich es verheißen habe....

Amen