Het contact van de ziel met de geestelijke wereld vergroot het prestatievermogen in zowel aardse, alsook geestelijke werkzaamheid. Want dan staan de geestelijke wezens de mens met hun kracht bij. Ze denken er in liefde steeds aan om het zielenheil van de mens te bevorderen en ze doen daarom alles, wat nuttig voor de ziel kan zijn. Daarom ondersteunen ze de mens ook bij zijn aardse werkzaamheid om het geestelijke streven voor hem gemakkelijker te maken. Ze sporen hem ook aan tot een voortdurende geestelijke gedachtenuitwisseling en bevorderen hem zo onophoudelijk in zijn geestelijke ontwikkeling.
Zonder hulp van deze geestelijke vrienden verkeert de mens in een zeer kwellende toestand, want hij wordt dan voortdurend door slechte krachten beïnvloed. Dat wil zeggen dat aardse afleidingen hem hinderen in zijn geestelijke streven en ook de aardse werkzaamheid wordt vaak ongunstig door hen beïnvloed om de mens ongeschikt te maken voor het werk aan zijn ziel. Zodra de mens zich met goede krachten in verbinding stelt, hoeft hij geen achteruitgang te vrezen, want deze krachten hebben enkel de bereidwilligheid van de mens nodig om een beroep te doen op hun hulp en ze zijn dan tot elke hulpverlening bereid.
En daarom moet hij altijd om hun hulp vragen door een stille roep en een zich bereidwillig overgeven aan hun invloed. Want God Zelf heeft hen aan de mens als leiders door het aardse leven gegeven, zodra deze maar bereid is om zich door hen te laten leiden.
Maar om de vrije wil van de mens niet in gevaar te brengen, zijn de geestelijke wezens aan wetten onderworpen, die hun hulp pas dan mogelijk maakt, als de mens zelf zijn wil bekend gemaakt heeft, zich door hen te laten helpen. En daarom moet de wil van de mens eerst actief worden en zichzelf in verbinding met hen stellen. Want de liefde van deze wezens is immens en ze laten geen mensen in nood, die zich vol vertrouwen aan hen toevertrouwen. En de mensen zullen geestelijk rijpen en ook tijdens aardse nood voortdurend hulp hebben, omdat het de wil van God is, dat de mensen op aarde elke hulp verleend wordt, zodra ze zich er niet zelf tegen verzetten.
Amen
VertalerDer seelische Kontakt mit der geistigen Welt erhöht die Leistungsfähigkeit sowohl in irdischer wie auch geistiger Tätigkeit. Denn es stehen dann dem Menschen die geistigen Wesen bei mit ihrer Kraft. Sie sind in Liebe stets darauf bedacht, das Seelenheil des Menschen zu fördern, und tun daher alles, was der Seele von Nutzen sein kann. Deshalb unterstützen sie auch den Menschen in der irdischen Tätigkeit, um ihm das geistige Streben zu erleichtern. Sie geben ihm auch Anregung zu immerwährendem geistigem Gedankenaustausch und fördern ihn so unausgesetzt in seiner geistigen Entwicklung. Der Mensch ist ohne die Hilfe dieser geistigen Freunde in einer sehr bedrängten Lage, denn er wird dann ständig von den schlechten Kräften beeinflußt, d.h., irdische Zerstreuungen hindern ihn an geistigem Streben, und auch die irdische Tätigkeit wird oft ungünstig von ihnen beeinflußt, um den Menschen untauglich zu machen für die Arbeit an seiner Seele. Sowie sich der Mensch mit guten Kräften in Verbindung setzt, braucht er keinen Rückgang zu befürchten, denn diese bedürfen nur der Willigkeit des Menschen, ihre Hilfe in Anspruch zu nehmen, und sie sind dann zu jeder Hilfeleistung bereit. Und darum soll er immer ihre Hilfe erbitten durch stillen Anruf und ein williges Sich-Hingeben ihrem Einfluß. Denn Gott Selbst hat sie den Menschen als Führer durch das Erdenleben beigegeben, sowie jene nur bereit sind, sich von ihnen führen zu lassen. Doch um den freien Willen des Menschen nicht zu gefährden, sind die Geistwesen Gesetzen unterworfen, die ihre Hilfe erst dann möglich machen, wenn der Mensch selbst seinen Willen bekundet hat, sich von ihnen helfen zu lassen. Und darum muß der Wille des Menschen zuerst tätig werden und sich selbst in Verbindung setzen mit ihnen. Denn die Liebe dieser Wesen ist übergroß, und sie lassen keinen Menschen in der Not, der sich ihnen zuversichtlich anvertraut. Und es werden die Menschen geistig reifen und auch in irdischen Nöten ständigen Beistand haben, weil dies der Wille Gottes ist, daß den Menschen auf Erden jegliche Hilfe gewährt wird, sowie sie nicht selbst ihren Widerstand dagegensetzen....
Amen
Vertaler