Hoe ijveriger de mens aan zichzelf werkt, des te succesvoller is zijn streven, want dan heeft hij de ernstige wil tot God en dit heeft ook de krachtschenking tot gevolg, die weer een geestelijke vooruitgang garandeert. Het werk aan de ziel vereist een overwinnen van zichzelf en daarom is ze alleen maar te volbrengen, als de mens voortdurend zelfverloochening oefent.
Steeds zal wat voor de ziel bevorderlijk is, voor het lichaam een ontzegging of een offer betekenen en daarom is er een sterke wil nodig, die meer gericht is op de ziel dan op het lichaam. Alleen bij het achterstellen van het lichaam is geestelijk succes te behalen en juist dit valt de mensen zo zwaar, want het lichaam zal altijd met zijn verlangens voordringen, terwijl de ziel zich meestal tevreden moet stellen, als de wil van de mens haar karig bedenkt.
En daarom kan de ziel pas dan in haar ontwikkeling voortschrijden, wanneer er meer aan haar gedacht wordt dan aan het lichaam. Dus de mens kan niet genoeg doen aan de zorg voor de ziel. Hij moet onophoudelijk de liefde oefenen en deze heeft dan ook de wijsheid, de kennis, tot gevolg. En zodra de mens dit beseft, kan hij niet anders dat zich aan de goddelijke wil onderwerpen. Dus dat doen, wat de ziel tot heil strekt.
Aan degene die nu de wil van God probeert te vervullen, zal de goddelijke wil ook geopenbaard worden en dan scheidt hij zich bereidwillig van de materie, van de goederen van de wereld. En bijgevolg slaat hij ook geen acht op wat het lichaam behaagt en is hij er steeds op bedacht om geestelijke goederen te verzamelen, want aardse goederen zullen hem niet aantrekkelijk lijken.
En het is pas de zegen brengende toestand voor de mensheid, als ze geen acht slaat op de wereld en haar goederen en zich op een geestelijk beleven richt. Dan denken, horen en zien de mensen anders. Dat wil zeggen dat ze steeds aan hun zielen denken en dit is pas een geestelijke vooruitgang, die op een zekere zelfverloochening berust. Op een zelfoverwinning. Op een innerlijke strijd tegen dat, wat deel is van de tegenstander. En wie ernstig naar God streeft, die geeft graag en blij op, wat nuttig is voor het lichaam, want hij ruilt het voor iets in, wat waardevoller is: een verhoogde rijpheidsgraad van de ziel.
Amen
VertalerKolikor bolj človek neumorno dela na sebi, toliko uspešnejše bo njegovo prizadevanje, ker ima on potem resno voljo za Boga, ki pa obenem tudi k sebi pritegne podporo moči, ki zopet zagotavlja duhovni napredek. Delo na duši zahteva premagovanje samega sebe, zaradi česar je le to mogoče edino takrat, ko človek nenehno prakticira samoodrekanje. To, kar koristi duši, vedno pomeni odrekanje za telo oz. žrtev, za kar pa je potrebna trdna volja, ki je bolj usmerjena k duši kot pa k telesu. Duhovni uspeh se doseže edino z zapostavljanjem telesa; in človeku je ravno to težko, ker bo telo vedno želelo imeti prioriteto (prednost) s svojimi željami, medtem ko mora biti duša vedno zadovoljna s tem, ko jo človekova volja pomanjkljivo oskrbi. In zato lahko duša napreduje v razvoju edino takrat, ko je bolje preskrbljena od telesa. Potem človek ne more narediti dovolj za skrb svoje duše. On mora nenehno delovati v Ljubezni, kar pa potem rezultira v modrosti.... spoznanju. Toda čim človek pride do spoznanja, on ne more drugače kot tako, da se podredi Božanski volji; torej da dela to, kar vodi do odrešenja (zvelilčanja) duše. Tistemu, ki teži edino k izpolnjevanju Božje volje, bo ravno tako objavljena Božanska volja; in potem se bo on prostovoljno ločil od materije, od svetovnih dobrin.... in zato tudi ne bo usmerjal pozornosti na to, kar ugaja telesu, in on bo vedno skrbel edino za to, da si nabere duhovne dobrine (bogastva), ker ga zemeljske dobrine ne privlačijo več. In šele to je tisto stanje, ki človeštvu prinaša blagoslov, da ono lahko zanemari svet in njegove dobrine ter da se usmeri na duhovnost. Tedaj ljudje mislijo, poslušajo in gledajo drugače oz. vedno oskrbujejo (jemljejo v poštev) njihove duše; in šele to je duhovni napredek, ki je utemeljen na določenem odrekanju, na obvladovanju samega sebe, na notranji borbi proti temu, kar je delež nasprotnika. In tisti, ki teži k Bogu, rad in z veseljem daje (žrtvuje) to, kar koristi njegovemu telesu, ker on menja za nekaj dragocenejšega.... za večjo stopnjo zrelosti duše.
AMEN
Vertaler