B.D.-Nr. 2338

God Zelf brengt het denken van de mensen, die Hem nastreven en toch afwijzen, aan het wankelen

Het is een onmiskenbare invloed van de tegenstander van God, als een zo duidelijk genadegeschenk van God niet erkend wordt als dat, wat ze is. Als een werkzaam zijn van een met God verbonden kracht. Als een wilsuiting van God. En dit is des te meer betreurenswaardig, omdat de geestelijke nood van de tijd de reden is voor dit buitengewone werkzaam zijn van God. Dus daar is het toezenden van het goddelijke genadegeschenk naar de aarde op gebaseerd. Maar de mensheid beseft de noodzaak hier niet van. Bijgevolg is het haar ook niet helder in welke noodsituatie ze zich bevindt en omdat ze de nood niet beseft, doet ze ook niets om zich aan deze nood te ontworstelen. Ze zoekt de reden van de geestelijk lage stand niet daar, waar deze te vinden is. En daarom zal ze de zaak ook niet aanpakken, waar dit nodig zou zijn.

En dit is het werkzaam zijn van de tegenstander, dat hij in de wereld alles als waarheid verspreidt, wat hier geen aanspraak op mag maken. Het is verder zijn werkzaam zijn, dat het beoordelingsvermogen verzwakt wordt en de heldere kennis vertroebeld wordt. En ofschoon nu ook goddelijke geschenken aangeboden worden, worden ze niet als zodanig herkend, ook als de wil om Hem te dienen, aanwezig is. De mensen streven naar God, maar ze herkennen Zijn woord niet.

En daarom nadert God hen Zelf en dat op een manier, die hen bliksemsnel de kennis geeft. Want Hij laat hen niet aan Zijn tegenstander over, maar Hij neemt de strijd tegen hem op. Hij stuurt hun berichten van de andere kant, die geloofwaardiger voor de mensen lijken en die nu aangenomen worden, want het goddelijke werkzaam zijn is nu onmiskenbaar. En nu zal de overeenkomst met dat, wat door Gods grote liefde geboden wordt, ook die mensen overtuigen, voor wie het werkzaam zijn van God in de mens tot nog toe vreemd was. En dit behoudt God Zich nog voor. Maar Hij komt, wanneer dat geboden is, dat Hij Zich zichtbaar uit. Hij komt, als ook deze mensen in het gevaar verkeren om te verdwalen en van de waarheid af te wijken.

En deze komst van Hem staat kort voor de deur en zal deze mensen zo diep aangrijpen, dat het plotseling helder in hen wordt en ze nu, zowel de noodzaak van het werkzaam zijn van God alsook het werkzaam zijn van de tegenstander beseffen. Ze krijgen kennis en overzien ook de geestelijke noodsituatie en de eindeloze liefde van God, die hulp brengt aan degenen, die naar Hem toe willen. Want Hij heeft strijders nodig en zoekt deze in de rijen van degenen, die Hem bereidwillig hun diensten aanbieden.

Maar als zij Hem willen dienen, moeten ze eerst in de waarheid staan. Zij kunnen de opdracht om de waarheid te verspreiden niet uitvoeren, wanneer ze zelf dwalen en dit niet beseffen. Zodoende moet eerst de tegenstander ontmaskerd en aan het licht gebracht worden. De mens moet zien, welke verwoestingen hij aanricht, opdat de mens zich vanzelf van hem afwendt en nu met vreugde het goddelijke genadegeschenk aanneemt, omdat deze nu begrijpelijk voor hem is en daarom zijn wil om af te wijzen niet meer tevoorschijn roept, maar hij dit nu belijdt en hier met de volste overtuiging voor opkomt, omdat zijn hart nu alles kan aanvaarden, wat God hem vanuit de hoogte aanbiedt.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.