Het is een onmiskenbare invloed van de tegenstander van God, als een zo duidelijk genadegeschenk van God niet erkend wordt als dat, wat ze is. Als een werkzaam zijn van een met God verbonden kracht. Als een wilsuiting van God. En dit is des te meer betreurenswaardig, omdat de geestelijke nood van de tijd de reden is voor dit buitengewone werkzaam zijn van God. Dus daar is het toezenden van het goddelijke genadegeschenk naar de aarde op gebaseerd. Maar de mensheid beseft de noodzaak hier niet van. Bijgevolg is het haar ook niet helder in welke noodsituatie ze zich bevindt en omdat ze de nood niet beseft, doet ze ook niets om zich aan deze nood te ontworstelen. Ze zoekt de reden van de geestelijk lage stand niet daar, waar deze te vinden is. En daarom zal ze de zaak ook niet aanpakken, waar dit nodig zou zijn.
En dit is het werkzaam zijn van de tegenstander, dat hij in de wereld alles als waarheid verspreidt, wat hier geen aanspraak op mag maken. Het is verder zijn werkzaam zijn, dat het beoordelingsvermogen verzwakt wordt en de heldere kennis vertroebeld wordt. En ofschoon nu ook goddelijke geschenken aangeboden worden, worden ze niet als zodanig herkend, ook als de wil om Hem te dienen, aanwezig is. De mensen streven naar God, maar ze herkennen Zijn woord niet.
En daarom nadert God hen Zelf en dat op een manier, die hen bliksemsnel de kennis geeft. Want Hij laat hen niet aan Zijn tegenstander over, maar Hij neemt de strijd tegen hem op. Hij stuurt hun berichten van de andere kant, die geloofwaardiger voor de mensen lijken en die nu aangenomen worden, want het goddelijke werkzaam zijn is nu onmiskenbaar. En nu zal de overeenkomst met dat, wat door Gods grote liefde geboden wordt, ook die mensen overtuigen, voor wie het werkzaam zijn van God in de mens tot nog toe vreemd was. En dit behoudt God Zich nog voor. Maar Hij komt, wanneer dat geboden is, dat Hij Zich zichtbaar uit. Hij komt, als ook deze mensen in het gevaar verkeren om te verdwalen en van de waarheid af te wijken.
En deze komst van Hem staat kort voor de deur en zal deze mensen zo diep aangrijpen, dat het plotseling helder in hen wordt en ze nu, zowel de noodzaak van het werkzaam zijn van God alsook het werkzaam zijn van de tegenstander beseffen. Ze krijgen kennis en overzien ook de geestelijke noodsituatie en de eindeloze liefde van God, die hulp brengt aan degenen, die naar Hem toe willen. Want Hij heeft strijders nodig en zoekt deze in de rijen van degenen, die Hem bereidwillig hun diensten aanbieden.
Maar als zij Hem willen dienen, moeten ze eerst in de waarheid staan. Zij kunnen de opdracht om de waarheid te verspreiden niet uitvoeren, wanneer ze zelf dwalen en dit niet beseffen. Zodoende moet eerst de tegenstander ontmaskerd en aan het licht gebracht worden. De mens moet zien, welke verwoestingen hij aanricht, opdat de mens zich vanzelf van hem afwendt en nu met vreugde het goddelijke genadegeschenk aanneemt, omdat deze nu begrijpelijk voor hem is en daarom zijn wil om af te wijzen niet meer tevoorschijn roept, maar hij dit nu belijdt en hier met de volste overtuiging voor opkomt, omdat zijn hart nu alles kan aanvaarden, wat God hem vanuit de hoogte aanbiedt.
Amen
VertalerEs ist ein unverkennbarer Gott-gegnerischer Einfluß, wenn eine so offensichtliche Gnadengabe Gottes nicht als das anerkannt wird, was sie ist.... als Wirken Gott-verbundener Kräfte, als eine Willensäußerung Gottes.... Es ist dies um so bedauerlicher, weil die geistige Not der Zeit Veranlassung ist zu dem außergewöhnlichen Wirken Gottes, also darin das Zuleiten der göttlichen Gnadengabe zur Erde begründet ist, aber die Menschheit die Notwendigkeit dessen nicht erkennt, folglich also sich nicht darüber im klaren ist, in welcher Notlage sie sich befindet, und da sie die Not nicht erkennt, auch nichts tut, dieser Not zu entrinnen. Den Grund des geistigen Tiefstandes sucht sie nicht dort, wo er zu finden ist.... Und daher wird sie auch nicht den Hebel dort ansetzen, wo es nötig wäre.... Und dies ist das Wirken des Widersachers, in der Welt alles als Wahrheit zu verbreiten, was keinen Anspruch darauf hat.... Es ist ferner sein Wirken, das Urteilsvermögen zu schwächen und die klare Erkenntnis zu trüben. Und ob nun auch göttliche Gabe geboten wird, sie wird nicht als solche erkannt, auch wo der Wille, Ihm zu dienen, vorhanden ist.... Es streben die Menschen Gott entgegen, aber Sein Wort erkennen sie nicht. Und ihnen naht Sich daher Gott Selbst, und das in einer Weise, die ihnen blitzschnell die Erkenntnis vermittelt. Denn Er überläßt jene nicht Seinem Gegner, sondern Er nimmt den Kampf mit ihm auf. Er läßt ihnen Kunde zugehen von anderer Seite, die den Menschen glaubwürdiger erscheint, die aber nun angenommen wird, denn es ist das göttliche Wirken nun unverkennbar. Und nun wird die Übereinstimmung dessen, was geboten wurde durch Gottes große Liebe, auch die Menschen überzeugen, denen das Wirken Gottes im Menschen bisher fremd war. Und dies behält Sich Gott noch vor.... Aber Er kommt, wenn es geboten ist, daß Er Sich sichtlich äußert.... Er kommt, wenn auch jene Menschen in Gefahr sind, irrezugehen und von der Wahrheit abzuweichen.... Und dieses Sein Kommen steht kurz bevor, und es wird jene Menschen so erschüttern, daß es plötzlich in ihnen hell wird und sie nun erkennen, sowohl die Notwendigkeit des Wirkens Gottes als auch das Wirken des Widersachers.... Sie werden wissend und übersehen auch die geistige Notlage und die unendliche Liebe Gottes, die denen Hilfe bringt, die zu Ihm wollen. Denn Er braucht Streiter und sucht diese in den Reihen derer, die Ihm willig ihre Dienste anbieten.... Doch so sie Ihm dienen wollen, müssen sie sich vorerst in der Wahrheit befinden. Sie können nicht die Aufgabe erfüllen, Wahrheit zu verbreiten, wenn sie selbst im Irrtum stehen und diesen nicht erkennen. Also muß erst der Widersacher enthüllt und entlarvt werden, es muß der Mensch sehen, welche Verheerungen er anrichtet, auf daß er sich von selbst von ihm abwendet und nun mit Freuden die göttliche Gnadengabe annimmt, weil sie ihm nun faßbar ist und daher seinen Ablehnungswillen nicht mehr hervorruft, sondern er sich nun dazu bekennt und dafür eintritt mit vollster Überzeugung.... weil sein Herz alles bejahen kann, was Gott ihm aus der Höhe bietet....
Amen
Vertaler