I only emanated one being.... Lucifer, the bearer of light.... whom I created for Myself in order to give Myself and My love to him, and which therefore was shaped in My image which came forth from Me in supreme perfection, which arose before Me as a thought and already existed in its abundance of light and strength.... as could not otherwise be possible because nothing imperfect could emerge from Me. I created this being for My own happiness, because My fundamental nature is love and love constantly wants to give pleasure, but prior to this no spiritual being existed which was able to receive My love. It was a mirror image of Myself, I saw Myself in My externalised being, it was, to some extent, My second Self, which likewise unified love, wisdom and might within itself so that it could not be anything else but I Myself, and which therefore was also inexpressibly happy because it was constantly infused by My strength of love. I wanted an identical being next to Me because My creative strength made Me exceedingly happy and I wanted to provide a being with the same happiness in order to take pleasure in its bliss. My fundamental substance is love, and this love, in turn, is strength. My strength of love was unable to remain inactive and constantly brought spiritual creations into being. Yet no-one apart from Me was able to take pleasure in these creations and this motivated Me to create a likeness of Myself.... a being which had the same nature as I Myself, with the difference that it had a beginning, whereas I Am everlasting. I enjoyed beatitudes beyond measure by radiating My strength of love into My created being which then, permeated by the same strength of love, also wanted to be creatively active and was able to do so because it was completely free. It was utterly absorbed in My love, a constant exchange of love took place, for the love I gave was returned to Me by the being in the same way. The being was fond of Me and totally engrossed with Me. And that resulted in unimpeded illumination with love, unimpeded illumination with strength which wanted to become active. And since the creation of the first spirit of light had given Me extreme happiness, its bliss also consisted of the creation of the same beings.... thus from both of our strength of love a countless host of the same beings emerged, which were all supremely perfect and exceedingly blissful. This process has already been explained to you though My revelations. And yet you keep asking questions as to who really was the creator of the elevated and highest beings of light, because in your state as a human being you already have a different concept of the originally created spirit of light, since you are no longer in possession of full realisation as a result of sin.
However, you forget that all original spirits have their origin in Me and the bearer of light.... that the latter used My strength for the creation of all spiritual beings.... that you therefore came forth from Me and from him, but his will used My strength which flowed to him without restriction. And therefore you will also understand that the bearer of light had an exceptional position, because he was the only one who was called into life by Me. Although he certainly lost his strength and power through his apostasy from Me, he lost his realisation and fell into the deepest abyss, he is nevertheless still the same originally created spirit, which is now as active as a direct opposite as he was formerly devoted to Me with burning love and enjoyed supreme beatitudes. All other fallen beings were dissolved in their fundamental substance, the once emanated strength was reshaped into the most manifold creations. The bearer of light, however, having lost all light, remained the being he was from the start, he merely turned into the opposite, so that he became My opposite pole and now serves Me as an opposite pole in the return of the fallen spiritual beings. For these spiritual beings had once been put to the test to acknowledge Me or him, and they followed him and became lost. And now they will be tested time and again, for My existing adversary insists on his claim on the fallen beings, just as I will not surrender them since they emerged from My strength of love, but the being itself makes the decision. My adversary asserts his rights and influences the beings in a negative sense, while I try to win the beings over for Me through influencing them in a positive way. And countless beings support Me; they, too, were created by him but they recognised Me as the source of strength from which he also originated. And they have remained in beatitude because they still receive My strength of love continuously and are active in a creative and shaping way. However, self-aware beings were only externalised by Me and the bearer of light in unison, and these self-aware beings will indeed continue to exist forever. Only the once fallen beings lost their self-awareness for a certain period of time in order to be able to accomplish the ascent from the abyss again in a dissolved state. But they will receive their self-awareness again as soon they have to pass their final test of will as a human being. But My spiritual adversary must be taken into account at all times, for he remained what he was.... and he will continue to remain who he is for infinitely long periods of time; even so, one day he will change his nature again and reshape himself into love, and he, too, will be blissfully happy without limitation again. Then My love will permeate him again, as it was in the beginning.
Amen
TranslatorDoor Mij is slechts een enkel wezen uitgestraald: Lucifer, de lichtdrager, die Ik Me schiep om Mij en mijn liefde aan hem te kunnen schenken. Een wezen dat daarom als mijn evenbeeld was vormgegeven, dat in hoogste volmaaktheid uit Mij voortkwam, dat als denkbeeld voor Me stond en ook al bestond in zijn volheid van licht en kracht, zoals het ook niet anders kon zijn, omdat uit Mij niets gebrekkigs kon voortkomen.
Dit wezen schiep Ik Me tot eigen diepe vreugde, omdat mijn oerwezen liefde is en liefde voortdurend gelukkig wil maken, maar er tevoren niets wezenlijks voorhanden was dat mijn liefde in zich kon opnemen. Het was een spiegelbeeld van Mij zelf. Ik zelf zag Mijzelf in dit wezen, dat door Mij buiten Mij geplaatst was. Het was als het ware mijn tweede Ik, dat liefde, wijsheid en macht evenzo in zich verenigde, dat het niet anders kon zijn dan Ik zelf, en dat derhalve ook onuitsprekelijk gelukzalig was, omdat de kracht van mijn liefde het voortdurend doorstroomde. Ik wilde eenzelfde wezen naast Mij hebben, omdat Ik uitermate gelukkig was in mijn scheppende kracht en deze zelfde gelukzaligheid een wezen wilde bereiden van welks geluk Ik nu kon genieten.
Mijn oersubstantie is liefde. En deze liefde is wederom kracht. De kracht van mijn liefde kon niet werkeloos blijven en liet onophoudelijk geestelijke scheppingen ontstaan. Maar niemand buiten Mij kon zich in deze scheppingen verheugen en dat bewoog Me om een evenbeeld te scheppen. Een wezen dat precies zo geaard was als Ik zelf, dat wel alleen een begin had, terwijl Ik sinds eeuwigheid bestond. Ik genoot mateloze gelukzaligheden door het uitstralen van de kracht van mijn liefde in dit door Mij geschapen wezen, dat nu - doorstroomd van dezelfde liefdeskracht - eveneens scheppend werkzaam wilde zijn en ook zijn kon, omdat het geheel vrij was.
Het ging volledig op in mijn liefde. Er was een voortdurende uitwisseling van liefde, want de liefde die Ik het wezen schonk, gaf het Mij evenzo weer terug. Het wezen was Mij toegedaan en ging geheel in Mij op. En dat betekende ongehinderde doorstraling van liefde, ongehinderd doorstralen met kracht die werkzaam wilde zijn. En daar het scheppen van de eerste lichtgeest Mij de grootste vreugde had bereid, zo bestond ook diens vreugde in het scheppen van gelijke wezens. Dus kwam uit onze beider liefdeskracht een ontelbaar leger van gelijke wezens voort, die allen hoogst volmaakt en uitermate gelukzalig waren.
Dit gebeuren is u mensen al herhaaldelijk door mijn openbaringen duidelijk gemaakt. En toch stelt u steeds weer vragen, wie eigenlijk de Schepper van de hoge en hoogste lichtwezens was, omdat u als mens al een ander denkbeeld van de oergeschapen lichtgeest hebt, omdat u niet meer het volledige inzicht bezit als gevolg van de zonde. Maar u vergeet dat alle oergeesten hun oorsprong hebben in Mij en in de lichtdrager, dat deze laatste mijn kracht gebruikte voor het scheppen van alle geestelijke wezens, dat u dus uit Mij bent en uit hem, maar ook dat zijn wil mijn kracht gebruikte die hem onbeperkt toevloeide. En zo zult u ook begrijpen dat de lichtdrager een uitzonderingspositie innam, omdat hij de enige was die door Mij zelf in het leven werd geroepen. Hij heeft nu door zijn afval van Mij wel zijn kracht en macht verloren, hij verloor zijn inzicht en viel in de diepste diepte, maar als wezen is hij nog steeds dezelfde oergeschapen geest, die nu werkzaam is als tegenpool, zoals hij tevoren Mij in vurigste liefde was toegedaan en de grootste gelukzaligheden genoot.
Alle andere gevallen wezens werden in hun oersubstantie opgelost. De eens als wezen uitgestraalde kracht werd omgevormd tot scheppingen van de meest uiteenlopende aard. Maar de lichtdrager die al het licht verloren had, bleef in zijn wezen wat hij was vanaf het eerste begin, alleen geheel veranderd in het tegendeel, zodat hij mijn tegenpool werd. En nu dient hij Mij als tegenpool bij het terugbrengen van het gevallen geestelijke.
Want eens is dit geestelijke op de proef gesteld, zich uit te spreken voor Mij of voor hem, en het volgde hem en werd ongelukkig. En nu wordt het steeds weer op de proef gesteld, want mijn huidige tegenstander volhardt in zijn recht op de gevallen wezens, evenals ook Ik hen niet opgeef, die uit mijn liefdeskracht zijn voortgekomen. Maar het wezen zelf neemt het besluit. Mijn tegenstander doet zijn rechten gelden en werkt in negatieve zin op de wezens in, terwijl Ik door positief inwerken de wezens voor Mij probeer te winnen.
En ontelbare wezens staan Mij bij, die ook door hem geschapen zijn, maar die Mij als Krachtbron erkenden, uit wie ook hij is voortgekomen. En deze wezens zijn in hun gelukzaligheid gebleven, omdat ze nog onafgebroken mijn kracht van liefde ontvangen en scheppend en vormend werkzaam zijn. Zelfbewuste wezens zijn echter alleen uit Mij en de lichtdrager gemeenschappelijk voortgebracht en deze zelfbewuste wezens blijven ook bestaan tot in alle eeuwigheid.
Alleen de eens gevallen wezens verloren voor een bepaalde tijd hun zelfbewustzijn, om de klim omhoog uit de diepte weer te kunnen afleggen in opgeloste toestand. Maar ze krijgen het zelfbewustzijn weer terug zodra ze de laatste wilsproef als mens moeten afleggen. Maar steeds moet er met een wezenlijke tegenstander van Mij rekening worden gehouden, want hij is gebleven wat hij was en hij zal ook blijven wie hij is, voor eeuwige tijden. Maar toch zal hij eenmaal zijn wezen weer veranderen en zich omvormen tot liefde. En ook hij zal weer onbeperkt gelukkig zijn. Dan zal mijn liefde hem weer doorstralen, zoals het was in het allereerste begin.
Amen
Translator