B.D.-Nr. 2386
De kloof tussen de mens en God is net zolang onoverbrugbaar, zolang deze mens geen aanstalten maakt om dichter bij Hem te komen. Die afstand kan niet verminderd worden, als de mens zich hier niet van bewust is. Hij voelt zich noch met God verbonden, noch veraf van Hem staand, omdat hij de verbinding tussen de Schepper en Zijn schepselen niet beseft. En bijgevolg doet hij ook niets om een toestand te veranderen, die tegenwerkend aan God is. Hij ervaart geen scheiding van God, omdat hij meent niet oorspronkelijk met Hem verbonden te zijn geweest.
En deze onwetende toestand is zo buitengewoon nadelig voor de ziel van de mens. Dan streeft ze er niet naar om deze toestand te ontvluchten, maar ze voelt zich hier goed bij. En de kloof wordt niet minder, maar wordt eerder nog breder, omdat de mens, die zich niet met God verbonden voelt, ook geen leven in liefde leidt en daarom niet tot kennis komt. En elke verwijzing wijst hij af. Hij lacht er om en drijft er de spot mee en doet niet het minste om de kloof te overbruggen.
En daarom kan de mens nauwelijks redding gebracht worden, want goddelijke woorden door de mond van een mens gesproken, wijzen ze af. Ze schenken geen aandacht aan de gebeurtenissen rondom hen en geven er ook niet de betekenis aan, die deze hebben. Bijgevolg blijven ze achter in hun geestelijke ontwikkeling. Want onvermijdelijk moet God met Zijn kracht in hen werkzaam worden, maar dit is geheel uitgesloten, waar de wil en het verlangen naar God geen brug naar Hem bouwen.
Deze mensen zullen het aardse leven wel afleggen, maar niet op geestelijke successen kunnen bogen, want hun leven wordt volledig gescheiden van God afgelegd, is naar de wereld toegekeerd en zonder enig geestelijk streven. En aan het einde van hun aardse leven zijn ze nog net zo ver van God verwijderd, als ze aan het begin van hun belichaming als mens waren.
God probeert deze toestand op te heffen, doordat Hij Zich schijnbaar volledig isoleert. Dat wil zeggen dat Hij de mensen in hun zelfgekozen duisternis laat en Hij uit zich net zo lang niet, totdat ze een teken van Hem verwachten als bewijs van Zijn bestaan. En dan stuurt Hij hun dit teken, maar op een manier die hen weinig tevredenstelt. Hij laat de mensen Zijn macht zien, maar verder laat Hij hen onaangeroerd, om hun vrije wil niet te beperken. En de mens moet proberen om zich met die macht te verbinden, die hij niet wilde erkennen. Pas dan slaat hij een brug over de kloof en pas dan kan God Zichzelf aan hem te kennen geven, hem kracht en genade geven en hem helpen opwaarts te gaan.
Amen