B.D.-Nr. 2280
Maar weinig mensen zijn in staat om zich in die toestand te brengen, die nodig is om ontvanger van licht en kracht uit God te zijn. Want dezen moeten de wil tot de wereld doden, de wil tot God steeds sterker laten worden en dat laatste is enkel dan mogelijk, wanneer de mens diepgelovig is. Dat wil zeggen dat hij zich tot God moet wenden als gevolg van het geloof, want hem zal noch het voordeel van een verbinding met God, noch het nadeel van het leven zonder God bewezen kunnen worden. Hij moet in zekere zin een doel nastreven, dat alleen maar op geloof gebaseerd kan worden.
En maar weinig mensen zullen naar zo’n doel streven, omdat hun geen enkele garantie gegeven kan worden voor de juistheid of waarachtigheid van dat, wat hij gelooft. En toch is het juist dit geloof, wat zo’n enorm succes oplevert. Het geloof in een God van liefde, wijsheid en almacht is van onschatbare waarde, want door zo’n geloof vormt de mens zich zo, zoals hij zijn moet om licht en kracht van God te kunnen ontvangen.
De Godheid, Die hij erkent, accepteert hem. Ze nadert hem en overschaduwt hem met Haar genade. Ze trekt hem naar Zich toe en maakt uit een zwak, onmachtig wezen een wezen vol kracht en macht. Door het erkennen van de eeuwige Godheid, door het geloof in een macht die buitengewoon sterk, wijs en welwillend is, wordt de mens medeontvanger van dat, wat uit deze macht stroomt en hij maakt zich in zekere zin los van de mensheid, waartoe hij op aarde behoort.
Hij kan in het lichamelijke leven buiten dat zijn, waar zijn lichaam verblijft. Hij kan zich met een wereld verbinden, die buiten de aarde ligt. Hij kan zich in verbinding stellen met de wezens buiten de aarde en hij kan zelfs met God Zelf in verbinding treden door zijn diepe geloof, dat er een wereld buiten de aarde bestaat en dat er geen barrières zijn tussen zichzelf en de geestelijke wereld, haar bewoners en het hoogste Wezen. Want als de mens gelooft in de liefde van God, weet hij ook dat deze liefde vol erbarmen naar hem over buigt. Hij weet dat deze liefde hem geschapen heeft ter wille van een doel en hij probeert nu om dit doel tot op de bodem uit te zoeken om zijn opdracht te kunnen vervullen.
En zodoende wordt zijn wil actief en hoe dieper zijn geloof wordt, des te sterker wordt ook zijn wil. Dit geloof en deze wil worden door de toestroom van Zijn kracht door God verdiept, want een mens die naar Hem streeft, laat hij deze in zijn hele overvloed toegestuurd worden en zodoende wordt de mens, die zich ter wille van zijn geloof van de aardse wereld losmaakt, rijk bedacht. Hij ontvangt en wordt buitengewoon rijkelijk schadeloosgesteld voor dat, wat hij op aarde opgeeft.
Maar het streven van de mens is meestal het vermeerderen van aardse rijkdom en daarmee is hij ongeschikt om licht en kracht uit God in ontvangst te nemen. Want hij voldoet aan geen enkele voorwaarde en zodoende is zijn ziel niet zo gevormd, zoals ze voor het ontvangen van de uitstorting uit God moet zijn.
En dit heeft tot gevolg, dat ook de opwaartse ontwikkeling van het menselijke geslacht in twijfel getrokken kan worden, omdat deze zonder krachtschenking van de kant van God niet denkbaar is. De mensheid blijft voortdurend op dezelfde trede, als ze al niet achteruitgaat. Ze gebruikt de genade van de belichaming op aarde niet en blijft zo in de ver van God verwijderde toestand, waarin ze zich aan het begin van de belichaming van de ziel bevond. Er is een stilstand opgetreden in het totale ontwikkelingsproces door de wil van de mens, omdat het geloof in een God van liefde, wijsheid en almacht, zwak is of het er geheel aan ontbreekt.
En daarom hebben de mensen dringend hulp nodig en wel in de vorm van onderrichting door een medemens, in wie het geloof nog sterk is en die daardoor de kracht uit God, die hij zelf op grond van zijn geloof ontvangt, over kan dragen op deze mensen. Zo’n middelaar heeft een buitengewoon belangrijke opdracht te vervullen, die hij weer alleen maar uit kan voeren, als God Zelf hem helpt en zijn kracht vermeerdert, zodat hij door een buitengewoon werkzaam zijn het geloof van de medemensen op kan wekken of kan verdiepen. Hij moet dus voortdurend bereid zijn om als middelaar tussen God en de mensen werkzaam te zijn en dit vereist zijn gehele wil en dienende overgave.
Maar het is de mooiste opdracht die de mens gedurende zijn bestaan op aarde uit kan voeren. De in de diepste geestelijke duisternis erop los levende mensheid licht te brengen en deze mensheid aan deze duisternis te ontrukken. En die weinigen zullen zich steeds in de genade van God mogen verheugen. God zal hen helpen en hun kracht doen toenemen. Hij zal hun geloof sterker maken. Hij zal de ziel, die zich aan Hem aanbiedt, in Zijn liefde grijpen en haar zeker naar de hoogte leiden, want ze vervult haar echte bestaansdoel. Ze is al op aarde verlossend werkzaam en daardoor een kandidaat voor het rijk van God, dat niet van deze wereld is.
Amen