Blessed is the man who has found God. His life on earth has not been lived in vain. The world cannot offer him what God Himself gives him, for the world only hands out earthly goods, and these are transient. God, however, gives spiritual treasures, and these retain their value for eternity. And what a person has once received in spiritual goods he can never lose, nor can it be taken from him, it will not diminish even if he gives it away. And thus God rewards people for their devotion to Him, He bestows divine gifts upon them, He makes them unimaginably happy, for even if the body feels little of it, the soul, however, finds every gift of strength in the form of knowledge extremely beneficial and grateful, and it remains in constant contact with God because it no longer wants to miss the blissful state. And this is a state of freedom and security in the lord that no worldly pleasures can outweigh. And yet this precious good is only rarely sought after, and it is not recognized as such; and even if it is offered to people, they do not know how to appreciate it. They pass it by carelessly, and therefore they cannot be fed with the bread of heaven, which only those who desire it ardently can receive. And even if they do not harm themselves with the pleasures of the world, their life is to be valued very low and the end will be the bitterest poverty of spiritual treasures. For man can only take spiritual goods into eternity, he must leave earthly goods behind. And that is why man should first collect the goods which he can take over with him, and he should think of his soul, which must live in want when its spiritual goods have been withheld. Spiritual possessions, however, can only be gained once the human being has learnt to recognize and love God, for then he will only strive for union with Him and he will be granted something delectable.... he receives love from God, which expresses itself in the gift of knowledge.... He now already lives in the spiritual kingdom although he still dwells on earth. But his soul continuously draws from the divine source of grace.... and richly enriched he will then enter the eternal kingdom....
Amen
TranslatorGelukzalig is de mens, die de weg naar God gevonden heeft. Zijn aardse leven is niet voor niets geleefd. De wereld kan hem niet dat bieden, wat God Zelf hem geeft, want de wereld deelt alleen maar aardse goederen uit en deze zijn vergankelijk. Maar God geeft geestelijke schatten en deze behouden hun waarde voor de eeuwigheid. En wat de mens eenmaal aan geestelijke goederen in ontvangst heeft genomen, kan hij nooit meer verliezen. Het kan hem ook niet afgenomen worden. Het wordt niet minder, ofschoon hij ervan weggeeft.
En zodoende beloont God de mensen voor hun onderwerping aan Hem. Hij bedenkt hen met goddelijke geschenken. Hij maakt hen onvoorstelbaar gelukkig, want ofschoon het lichaam er weinig van merkt, ervaart de ziel daarentegen elke schenking van kracht in de vorm van kennis als buitengewoon weldadig en het is er dankbaar voor. En ze blijft in een voortdurende verbinding met God, omdat ze de gelukkig makende toestand niet meer wil missen. En dit is een toestand van vrijheid en geborgenheid in de Heer, waar geen wereldse vreugden tegen opwegen.
En toch wordt dit kostbare goed maar weinig nagestreefd en het wordt niet als zodanig herkend. En ofschoon het de mensen ook aangeboden wordt, ze weten het niet te waarderen. Ze gaan er achteloos aan voorbij en daarom kunnen ze ook niet gespijzigd worden met het brood uit de hemel, dat alleen maar diegenen in ontvangst kunnen nemen, die er vurig naar verlangen. En ofschoon ze zich ook met de vreugden van de wereld schadeloosstellen, kan hun leven als waardeloos beschouwd worden en het einde zal bestaan uit de bitterste armoede aan geestelijke schatten.
Want de mens kan alleen maar geestelijke goederen meenemen naar de eeuwigheid. Aardse goederen moet hij achterlaten. En daarom moet de mens eerst die goederen verzamelen, die hij mee kan nemen en hij moet aan zijn ziel denken, die gebrek moet lijden als haar geestelijke goederen onthouden zou worden. Maar geestelijke goederen kunnen pas dan verworven worden, wanneer de mens geleerd heeft om God te erkennen en lief te hebben. Want dan streeft hij naar de vereniging met Hem en hem zal het kostelijkste ten deel vallen. Hij neemt de liefde uit God in ontvangst, die in de schenking van kennis tot uiting komt. Hij leeft nu reeds in het geestelijke rijk, ofschoon hij nog op aarde verblijft. Maar zijn ziel put ononderbroken uit de goddelijke genadebron en rijk bedacht zal hij dan het eeuwige rijk binnengaan.
Amen
Translator