Whatever man resists remains incomprehensible to him until he has given up his inner resistance. He can only recognize the truth when the power of knowledge comes to him, which is again the result of the desire for truth. However, a desire for the truth presupposes a certain willingness, i.e. the opposite of resistance. Willfulness will always trigger a humble feeling, while resistance is paired with arrogance. Humility earns man grace, but arrogance keeps it from him, and without grace man cannot mature his soul. Without grace, however, he remains blind in spirit, ignorant and without light. But where divine grace flows to man, he becomes seeing, knowing and radiant with light. Resistance is therefore wrong will, which must be corrected. If the human being gives up resistance, i.e. if his will is turned towards God, then many things will appear acceptable to him which he had previously rejected as unacceptable, and this is brought about by divine grace which then flows to the human being when his will consciously acknowledges God. This is why people raise objections against divine revelations until they have declared their will for enlightenment. For then they are ready to listen for the answer and their intellect grasps it from the moment the desire for the answer is aroused in them. Without a question the truth cannot be given to him; and if it were offered to him the human being would not be able to receive it and therefore he will walk along in the darkness of the spirit as long as he does not desire the light....
Amen
TranslatorWaar de mens zich tegen verweert, blijft net zo lang onbegrijpelijk voor hem, totdat hij zijn innerlijke weerstand opgegeven heeft. De waarheid herkennen kan hij pas dan, wanneer het vermogen om inzicht te krijgen hem toegestuurd wordt. En dat is weer het gevolg van het verlangen naar de waarheid. Want het verlangen naar de waarheid veronderstelt een bepaalde bereidwilligheid, dus het tegenovergestelde van weerstand.
Bereidwilligheid zal altijd een deemoedig gevoel teweegbrengen, terwijl weerstand met verwaandheid gepaard gaat. De deemoed levert de mens genade op, maar de verwaandheid houdt hem hier ver van weg en zonder genade kan de ziel van de mens niet rijp worden. Want zonder genade blijft hij geestelijk blind, onwetend en zonder licht. Maar waar de goddelijke genade naar de mens toestroomt, wordt deze ziende, wetend en door licht doorstraald.
Weerstand is dus een verkeerde wil, die in de juiste richting gebracht moet worden. Als de mens de weerstand opgeeft, dat wil zeggen als zijn wil op God gericht wordt, dan zal hem veel aannemelijk lijken, wat hij eerst als onaannemelijk afgewezen had en dat bewerkstelligt de goddelijke genade, die naar de mens toestroomt, wanneer zijn wil God bewust erkent.
Daarom maken de mensen net zo lang bezwaren tegen de goddelijke openbaringen, tot ze bekend gemaakt hebben dat ze opheldering willen. Want dan zijn ze bereid om naar het antwoord te luisteren en hun verstand helpt dit een handje vanaf het ogenblik, waarop het verlangen naar het antwoord actief in hem wordt. Zonder vraag kan de waarheid niet aan hem uitgedeeld worden en als deze hem aangeboden zou worden, dan zou de mens niet in staat zijn deze op te nemen en daarom zal hij in de duisternis van de geest voortgaan, zolang hij geen verlangen draagt naar het licht.
Amen
Translator