In order to educate himself to gentleness and patience, the human being should visualize his fellow human being's soul, which is in dire straits due to the human being's wrong will; and he should now be willing to help this soul. You humans should always imagine the soul's imprisonment, then you will face these people full of compassion and try to influence them with all love and patience in order to cause their will to loosen the soul's fetters and thus give it greater freedom. Impatience and vehemence, however, strengthen the wrong will and the soul gets into ever greater trouble. For good and loving endeavours always awaken good impulses in a fellow human being, and only in this way can he be helped in the distress of his soul. And the soul thanks all those who help it to loosen the fetters, for it now becomes increasingly easier for it to determine the will for good, while the shell around the soul thickens if the fellow human being meets it in unkindness, because such only causes obduracy and likewise unkindness. If the soul feels a slight loosening of its fetters, its resistance to that which is good also diminishes. For the shackle is the power of the adversary, but it can be weakened by the will to do good. If a person is shown love and patience, his will will also turn towards the good, for everything that has love as its cause is good for him, only he must also recognize love as such. Impatience and vehemence will never suggest love and therefore likewise trigger agitation in the fellow human being. This causes great distress to the soul. But you have the opportunity to remedy such hardship and, through your nature, through love, kindness, patience and gentleness, to trigger soft emotions, thus contributing to the soul's liberation from evil violence....
Amen
TranslatorOm zich tot zachtmoedigheid en geduld te vormen, moet de mens zich de ziel van de medemens voorstellen die zich in de grootste nood bevindt door de verkeerde wil van de mens en nu moet hij bereid zijn deze ziel te helpen. De gevangenschap van de ziel moet u, mensen zich altijd voor de geest stellen, dan zult u vol medelijden tegenover deze mensen staan en met alle liefde en geduld trachten op hen in te werken om zijn wil ertoe te brengen de boeien van de ziel losser te maken en haar dus grotere vrijheid te geven. Maar ongeduld en opvliegendheid versterken de verkeerde wil en de ziel komt dan in steeds grotere nood. Want steeds wekken goede en liefdevolle pogingen in de medemens goede gevoelens op en alleen zo kan hij geholpen worden in de nood van zijn ziel.
En de ziel dankt allen die haar helpen de boeien losser te maken, want nu wordt het haar steeds makkelijker de wil te bewegen het goede te doen; terwijl het omhulsel van de ziel dikker wordt als de medemens haar liefdeloos behandelt, omdat zoiets alleen verstoktheid en eveneens liefdeloosheid teweeg brengt.
Wanneer de ziel een lichte versoepeling van haar boeien bespeurt, neemt ook haar weerstand af tegen datgene wat goed is. Want de keten is de macht van de tegenstander, die echter verzwakt kan worden door de wil het goede te doen. Wordt de mens liefde en geduld betoond, dan keert ook de wil zich naar het goede, want alles doet hem goed wat de liefde als reden heeft, alleen moet hij de liefde ook als zodanig herkennen.
Ongeduld en opvliegendheid zal nooit liefde doen vermoeden en dus eveneens opwinding bij de medemens uitlokken. Dat levert de ziel grote nood op. Maar u hebt de mogelijkheid zulke nood op te heffen en door uw wezen, door liefde, goedheid, geduld en zachtmoedigheid gevoelige opwellingen te veroorzaken, bijgevolg bij te dragen aan de vrijwording van de ziel uit 'n kwade macht.
Amen
Translator