Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Göttliche Ordnung.... Chaos.... Lenkung dessen zum Segen....

Für das Weltall gilt nur ein Wille. Und dieser Wille regieret alles Geistige sowie auch irdisch Schaubare, d.h. Sein gesamtes Schöpfungswerk, das ja durch Seinen Willen entstanden ist. Soweit nun dem göttlichen Willen Folge geleistet wird von dem Geistigen sowohl, das noch in der Form gebannt ist, als auch dem Geistigen, das jeder Fessel ledig ist, ist die göttliche Ordnung völlig hergestellt, und es kann nur ein Höherentwickeln alles Geistigen die Folge davon sein. Der Zustand des freien Willens aber, der dem Geistigen zur letzten Erlösung gewährt wird, ist für dieses oft die größte Gefahr, denn es beginnt gegen den göttlichen Willen zu revoltieren. Es räumt also durch seinen Willen dem Gegenpol Gottes eine gewisse Macht ein, die sich nun dem göttlichen Willen entgegenstellt. Und diesen Willen zwingt Gott nicht, und daher ist während der Verkörperung als Mensch die irdische Schöpfung gewissermaßen einer anderen Macht preisgegeben, sowie der Mensch selbst dazu die Zustimmung gibt. Also stellt sich nun der menschliche Wille bewußt gegen den göttlichen Willen und wird nicht daran gehindert, muß aber die Folgen des verkehrten Willens auf sich nehmen. Der göttliche Wille gilt immer der Vollendung, dem Guten, dem lichten Zustand Seiner Wesen und der Vermehrung guter geistiger Kraft, während der Wille des Gegners nur das Gegenteil anstrebt und der Mensch durch seinen Willen dieses Bestreben unterstützt, also begünstigt. Und nur dadurch ist es möglich, daß auf Erden ein Chaos ohnegleichen ist, daß geistig sowie irdisch ein Zerfall zu verzeichnen ist, daß sich die Elemente der Unterwelt so deutlich bemerkbar machen und die Menschheit dem Untergang immer mehr entgegengeht. Denn der Widersacher will dies so, er will alles zunichte machen, was von Gott zeugt, und Dessen Macht an sich reißen. Und es gelingt ihm das insoweit, als der Wille des Menschen ihm gefügig ist. Jedoch zwingen kann er diesen Willen nicht, ihn nur derart schwächen, daß er sich ihm völlig unterstellt. Daher ist der Zustand des freien Willens insofern eine Gefahr für das Wesen, daß er dieses wieder zurückwerfen kann in tiefste geistige Nacht, die es nun schon zum größten Teil überwunden hatte. Der göttliche Wille regiert aber dennoch alles, was besteht, wenngleich Er dem Wesen den freien Willen läßt und Er den Willen des Widersachers nicht bannt.... Er lenkt auch alles durch diesen bösen und verkehrten Willen Hervorgerufene wieder so, daß es dem Menschen dennoch die Freiwerdung aus dieser Gewalt eintragen kann. Die Menschen verursachen selbst alles Unheil, das sie trifft, und doch kann dieses Unheil ihnen wieder zum Segen gereichen, also ist wohl der freie Wille Anlaß zu den entsetzlichsten Vorgängen auf der Erde, und doch können diese dem einzelnen Menschen wieder die Erkenntnis bringen.... sie können Anlaß sein zur völligen innerlichen Umgestaltung, zur Abkehr von dem, der Urheber des Entsetzlichen war.... Was der menschliche Wille verschuldet, kann durch den göttlichen Willen zum Gegenteil dessen werden, was es eigentlich sein sollte. Es kann völliger Zerfall und unbeschreibliches Chaos plötzlich die Gedanken des Menschen ordnen und dem göttlichen Willen untertan machen, und jede Tat, die böser Wille gebar, kann zur Rettung irrender Seelen führen, indem diese das Verabscheuungswürdige erkennt und sich nun voll Verlangen ihrem Schöpfer zuwendet und nun endgültig ihren Willen dem göttlichen Willen unterstellt....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

Goddelijke ordening – Chaos – Naar de zegen leiden

Voor het heelal geldt er maar één wil. En deze wil regeert al het geestelijke, alsook het aards zichtbare, dat wil zeggen Zijn gehele scheppingswerk, dat immers door Zijn wil ontstaan is. Voor zover er nu aan de goddelijke wil gevolg gegeven wordt, zowel door het geestelijke dat nog in de vorm verbannen is, als het geestelijke dat van elk boei bevrijd is, is de goddelijke ordening volledig tot stand gebracht en nu kan daar alleen nog maar een opwaartse ontwikkeling van al het geestelijke het gevolg van zijn.

Maar de toestand van de vrije wil, die het geestelijke naar de uiteindelijke verlossing brengen zal, is voor dit geestelijke ook vaak het grote gevaar, want het begint in opstand te komen tegen de goddelijke wil. Dus door zijn wil wordt de tegenpool van God een bepaalde macht verleend, die zich nu tegen de goddelijke wil verzet. En God dwingt deze wil niet en daarom is tijdens de belichaming als mens de aardse schepping in zekere zin aan een andere macht prijsgegeven, zodra de mens daar zelf toestemming voor geeft. Zodoende plaatst de menselijke wil zich nu bewust tegenover de goddelijke wil en ze zal daarin niet gehinderd worden, maar ze moet wel de gevolgen van de verkeerde wil op zich nemen.

De goddelijke wil betreft de voltooiing, het goede, de heldere toestand van Zijn wezens en de toename van goede geestelijke kracht, terwijl de wil van de tegenstander louter het tegendeel nastreeft en de mens door zijn wil dit streven ondersteunt, dus begunstigt. En het is alleen daardoor maar mogelijk, dat het op aarde een chaos zonder weerga is. Dat er zowel geestelijk als aards een verval te noteren valt, dat de elementen van de onderwereld zich duidelijk doen gevoelen en de mensheid steeds meer de ondergang tegemoet gaat. Want de tegenstander wil dit zo. Hij wil alles wat van God getuigt vernietigen en Diens macht toe-eigenen. Maar hij kan deze wil niet dwingen, maar hem alleen maar zodanig verzwakken, dat hij zich volledig aan hem onderwerpt.

Daarom is de toestand van de vrije wil in zoverre een gevaar voor het wezen, dat hij deze weer terug kan werpen in de diepste geestelijke nacht, die het nu al voor het grootste deel overwonnen had. Maar de goddelijke wil heerst evenwel over alles wat bestaat, hoewel Hij het wezen de vrije wil laat en Hij de wil van de tegenstander niet ketent. Hij leidt ook alles wat door deze boze en verkeerde wil veroorzaakt is weer zo, dat het de mens toch het vrijkomen van deze macht op kan leveren.

De mensen veroorzaken zelf al het onheil dat hen treft en toch kan dit onheil hen weer tot zegen worden. Zodoende is de vrije wil wel de reden van de vreselijkste gebeurtenissen op aarde en toch kunnen deze gebeurtenissen de individuele mens weer het inzicht brengen. Ze kunnen aanleiding zijn tot een volledige omvorming, tot afkeer van degene, die de aanstichter van dit vreselijke is.

Waar de menselijke wil de oorzaak van is, kan door de goddelijke wil het tegendeel worden van dat, wat het eigenlijk had moeten zijn. Een volledig verval en een onbeschrijflijke chaos kan plotseling de gedachten van een mens ordenen en aan de goddelijke wil onderwerpen en elke daad, door de boze wil voortgebracht, kan tot redding van dwalende zielen leiden, doordat deze het verfoeilijke herkent en zich nu vol verlangen naar haar Schepper toekeert en nu uiteindelijk haar wil ondergeschikt maakt aan de goddelijke wil.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Peter Schelling