Het ware geloof vraag niet naar bewijzen en blijft toch onwrikbaar, want de stem van het hart vertelt hem, dat hij zich niet vergist en het dus geen bewijs nodig heeft. En zo’n geloof zal niet wankel worden, ofschoon de tegenstander nog zo zeer aan hem rammelt. De mens zal noch gaan twijfelen, noch zich van weg laten trekken van wat het geloof hem leert. Daarentegen zal hij zijn medemensen sterken in hun nog zwakke geloof en met volle overtuiging opkomen voor dat, wat hij als goddelijke waarheid herkend heeft.
En zo zal het geloof van dien aard zijn, dat alle krachten van de onderwereld hun activiteiten zullen ontplooien en tegen het geloof zullen strijden. Dan zullen ze een sterk verzet ondervinden van deze gelovigen, die trouw naast de Heer staan. En op dit verzet zullen ze stuklopen. Dat wil zeggen dat de gelovigen de overwinning zullen behalen.
De Heer wijst op deze tijd met de woorden: “Wie in Mij gelooft, zal het eeuwige leven hebben”. Ze zullen de dood overwinnen. Ze zullen sterker zijn dan de tegenstander, want ze geloven immers in Degene, Die hun deze belofte gedaan heeft. Ze geloven in Jezus Christus, de Zoon van God en de Verlosser van de wereld. Bijgevolg staat Deze hen ook bij in elke aardse en geestelijke nood, want zo beloont Hij de liefde en het geloof van Zijn schepselen, die Hem als hun Schepper erkennen. Hij vervult hen met Zijn liefde en met Zijn kracht en deze is in staat om de mens diep gelovig te maken. Zodoende komt de mens door zijn diepe geloof tot liefde voor God en hierdoor weer aan kracht en genade.
Daarom moet de mensen de zegen van het ware geloof gepredikt worden, want dit zullen ze de komend tijd nodig hebben. En zalig zijn degenen, die dan het ware geloof hebben, want ze zullen de wereld niet vrezen, maar wel van de goddelijke macht, kracht en liefde overtuigd zijn en daarom altijd van die Ene weten, Die Zich in elke nood over hen ontfermt en Die hen helpen zal in de strijd, die ter wille van het geloof ontbranden zal. Een strijd, die van het grootste belang is. Die met alle middelen gevoerd moet worden en in zowel geestelijk opzicht alsook aards talloze offers zal eisen.
En God bereidt deze strijd Zelf voor. Van tevoren sterkt Hij die mensen, die Hem hun liefde en trouw bekendmaken. Hij kondigt hun de tijd aan en maakt hun de tekenen bekend, die aan de geloofsstrijd vooraf zullen gaan. Want het is Zijn wil, dat de gelovigen zich op deze tijd voorbereiden en om een sterk geloof vragen en worstelen. En daarom geeft Hij hun de kracht door Zijn woord. Hij brengt Zichzelf zo in hun nabijheid, dat ze Hem voelen en hun geloof daardoor sterker gemaakt wordt. En Zijn geest doorstroomt hen en geeft hun er kennis van, dat alles gebeurt ter wille van de mens en dat, wat komt, ook verdragen moet worden, omdat het onafwendbaar is.
De wil om te geloven moet aanwezig zijn. Dan hoeft de mens niet te vrezen, dat de kracht hem zou kunnen ontbreken, als deze geloofskracht vereist is. Want dan is God bij ieder afzonderlijk persoon, die Hem roept en Hij brengt hem hulp in zijn nood. Maar een overtuigd geloof doet niet angstig en moedeloos zijn, maar moedig en sterk. De mens stuurt wel zijn gedachten vragend en vertrouwend tot God, maar hij twijfelt er niet aan, dat hem hulp geboden wordt, want hij weet zich beschermd door de belofte van Christus: “Wie in Mij gelooft, die zal het eeuwige leven hebben”.
Maar de gelovige mens hecht geen grote waarde aan het aardse leven en streeft alleen maar naar het eeuwige leven. En hij is zeker van elke aardse hulp door God, want hij legt zijn leven en zijn lot in Gods hand. Een waar geloof is er ook toe in staat om veel kracht te geven aan de medemens, want dat is er een getuigenis van, dat de mens alles gemakkelijker overwint en dus een aansporing voor degenen, die hem navolgen.
Amen
VertalerDer rechte Glaube fragt nicht nach Beweisen und bleibt doch unerschütterlich, denn ihm sagt es die Stimme des Herzens, daß er nicht irrt, und sonach bedarf es keines Beweises. Und ein solcher Glaube wird nicht wankend werden, und ob der Widersacher noch so sehr an ihm rüttelt.... Es wird der Mensch weder in Zweifel kommen, noch sich ein Jota davon abstreichen lassen, was ihn der Glaube lehrt. Dagegen wird er seine Mitmenschen stärken in ihrem noch schwachen Glauben und mit voller Überzeugung eintreten für das, was er als göttliche Wahrheit erkannt hat. Und so soll der Glaube beschaffen sein, wenn alle Kräfte der Unterwelt ihr Treiben entfalten werden und gegen den Glauben ankämpfen. Dann sollen sie einen starken Widerstand finden in jenen Gläubigen, die treu zum Herrn stehen. Und an diesem Widerstand sollen sie zerbrechen, d.h., die Gläubigen sollen den Sieg davontragen. Auf jene Zeit weiset der Herr hin mit den Worten: "Wer an Mich glaubt, der wird das ewige Leben haben....", sie werden den Tod überwinden, sie werden stärker sein als die Gegenmacht, denn sie glauben ja an Den, Der ihnen diese Verheißung gegeben hat, sie glauben an Jesus Christus, den Sohn Gottes und Erlöser der Welt. Folglich steht Dieser ihnen auch bei in jeder irdischen und geistigen Not, denn so lohnet Er die Liebe und den Glauben Seiner Geschöpfe, die Ihn als Ihren Schöpfer anerkennen. Er erfüllet sie mit Seiner Liebe und mit Seiner (Gnade) Kraft, und diese vermag den Menschen tief gläubig zu machen, also kommt der Mensch durch seinen tiefen Glauben zur Liebe Gottes und durch diese wieder zu Kraft und Gnade. Darum soll den Menschen der Segen eines rechten Glaubens gepredigt werden, denn sie werden ihn benötigen in kommender Zeit. Und selig, die dann im rechten Glauben stehen, denn sie werden die Welt nicht fürchten, wohl aber von der göttlichen Macht und Kraft und Liebe überzeugt sein und daher immer Einen wissen, Der sich in jeder Not ihrer annimmt und Der ihnen beistehen wird in dem Kampf, der um des Glaubens willen entbrennen wird.... ein Kampf, der von größter Bedeutung ist, der mit allen Mitteln geführt und unzählige Opfer fordern wird in geistiger Beziehung sowohl als auch in irdischer. Und diesen Glaubenskampf bereitet Gott Selbst vor.... Er stärkt zuvor die Menschen, die Ihm ihre Liebe und Treue bekunden, Er kündet ihnen die Zeit an und gibt ihnen Kunde von den Anzeichen, die dem Glaubenskampf vorangehen.... (4.7.1942) Denn Sein Wille ist es, daß sich die Gläubigen vorbereiten auf diese Zeit und um starken Glauben bitten und ringen.... Er vermittelt ihnen darum die Kraft durch Sein Wort. Er bringt Sich ihnen so nahe, daß sie Ihn spüren und ihr Glaube dadurch gestärkt wird. Und Sein Geist durchflutet sie und gibt ihnen Erkenntnis, daß alles geschieht um der Menschen willen und daß, was kommt, auch ertragen werden muß, weil es unabwendbar ist. Der Glaubenswille muß vorhanden sein, dann braucht der Mensch nicht zu fürchten, daß es ihm je an Kraft mangeln könnte, so diese Glaubenskraft erfordert wird. Denn dann ist Gott bei einem jeden einzelnen, der Ihn anruft, und bringt ihm Hilfe in seiner Not. Ein überzeugter Glaube aber ist nicht bangend und verzagt, sondern mutig und stark.... es sendet der Mensch wohl seine Gedanken bittend und vertrauend zu Gott, doch er zweifelt nicht, daß ihm Hilfe werde, denn er weiß sich geborgen durch die Verheißung Christi: "Wer an Mich glaubt, der wird das ewige Leben haben...." Der gläubige Mensch aber wertet das irdische Leben nicht hoch, und er strebt nur nach dem ewigen Leben. Und jeder irdischen Hilfe durch Gott ist er gewiß, denn er legt sein Leben und sein Schicksal in Gottes Hand. Ein rechter Glaube vermag auch viel Kraft zu geben den Mitmenschen, denn er ist ein Zeugnis dafür, daß der Mensch alles leichter überwindet, und sonach ein Ansporn für jene, ihm nachzueifern....
Amen
Vertaler