Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De macht van het kwaad strekt zich niet uit over de schepping

Geestelijke krachten, die onder de invloed van de boze macht staan, kunnen zich niet uiten, zolang het geestelijke nog een gebonden wil heeft, want tegenover dit wezenlijke is de aan God vijandige kracht machteloos. Enkel op de ziel van de mens, dus op het geestelijke, dat zich in het stadium van de vrije wil bevindt, kan zij zich testen en dat doet dit ook op overvloedige wijze. Zodoende zullen steeds de mensen door de macht die vijandig aan God is, gekweld worden, maar nooit kunnen scheppingen beïnvloed worden, die het nog onontwikkelde geestelijke in zich bevatten. Deze scheppingen zijn alleen ondergeschikt aan de wil van God en alles, wat zich aan deze scheppingen voltrekt, is aan Zijn goddelijke werkzaam zijn toe te schrijven.

En daarom is het helemaal verkeerd om verschijnselen aan de satanische macht toe te schrijven, die in strijd zijn met de goddelijke ordening, dus in de scheppingen aan de dag komen. De reden van elke verandering in Gods schepping komt ook voort uit Zijn wil, want de macht van de tegenstander van God strekt zich nooit uit over dat, wat God door Zijn wil aan zichtbare scheppingen liet ontstaan. En daarom kan het werkzaam zijn van deze macht alleen maar in de menselijke ziel tot uitdrukking komen.

Ze kan weliswaar door beïnvloeding van de menselijke wil deze ertoe brengen om verwoestend in de schepping bezig te zijn, maar dan zal steeds de mens de uitvoerende zijn. Hij zal in zekere zin in opdracht van de boze macht iets doen, wat deze niet zelf uit kan voeren, namelijk op de één of andere manier tegen de goddelijke natuur in handelen.

Als dus aangenomen wordt, dat de aan God vijandige macht de mens daardoor het geloof verschaffen kan, dat ze dingen doet, die goddelijke kracht vooropstellen, dan moet God Zijn tegenstander deze macht eerst geven en dit komt niet overeen met het wezen van de eeuwige Godheid, Die vol medelijden en liefde Zich naar al Haar schepselen toe neigt en hun hulp zou willen brengen in hun geestelijke nood.

Want het zou werkelijk geen hulp zijn, als de mensen in hun geloof op een dwaalspoor gebracht zouden worden en God nog minder zouden kunnen herkennen. Het zou de mensen bijna onmogelijk gemaakt worden om te geloven. God zou Zijn schepselen de tegenstander in de hand spelen. Hij zou hen niet alleen maar aan de tegenstander overgeven, maar hen naar degene toe duwen, uit wiens macht Hij hen wil bevrijden. Maar de liefde van God duurt eeuwig. Hij helpt de mensheid en Hij zal hen altijd helpen in de strijd tegen het kwaad.

Maar Hij zal Zijn schepselen nooit in zo’n nood brengen, dat ze God vermoeden in het werkzaam zijn van degene, die Zijn grootste vijand en tegenstander is. Altijd zal de aan God vijandige macht te herkennen zijn door de mensen, die juist denken en handelen. En zodoende zullen deze ook niet in de nood geraken, die de tegenstander van God voor God Zelf aanzien, tenzij dat ze deze zo toegenegen zijn door hun volledig verkeerde gang over de aarde, die hen elk beoordelingsvermogen ontneemt. Maar dit zijn niet meer Zijn kinderen, maar kinderen van satan, omdat ze aan diens wil onderworpen zijn en zich geheel tegen God verzetten.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Die Macht des Bösen erstreckt sich nicht über Schöpfungen....

Es können sich keine geistigen Kräfte äußern, die unter dem Einfluß der bösen Macht stehen, solange das Geistige noch im gebundenen Willen steht, denn diesem Wesenhaften gegenüber ist die Gegenkraft Gottes machtlos. Nur an der Seele des Menschen, also an dem Geistigen, das in dem Stadium des freien Willens steht, kann sie sich erproben und tut dies auch in ausgiebigster Weise. Also werden immer die Menschen bedrängt werden von der Gott-gegnerischen Macht, niemals aber Schöpfungen beeinflußt werden können, die das noch unentwickelte Geistige in sich bergen. Diese Schöpfungen unterstehen allein dem Willen Gottes, und alles, was sich an jenen Schöpfungen vollzieht, ist Seinem göttlichen Wirken zuzuschreiben. Es ist darum total irrig, der satanischen Macht Erscheinungen zuzuschreiben, die der göttlichen Ordnung zuwider laufen, also an den Schöpfungen zutage treten. Jegliche Veränderung an Gottes Schöpfung hat auch Seinen Willen zum Anlaß, denn die Macht des Gegners von Gott erstreckt sich niemals über das, was Gott durch Seinen Willen an sichtbaren Schöpfungen erstehen ließ. Und darum kann das Wirken jener Macht nur an der menschlichen Seele zum Ausdruck kommen.... Sie kann zwar durch Beeinflussung des menschlichen Willens diesen veranlassen, zerstörend sich in der Schöpfung zu betätigen, dann aber wird immer der Mensch der Ausführende sein, er wird also gewissermaßen im Auftrag der bösen Macht etwas tun, was jene selbst nicht ausführen kann, nämlich irgendwie den göttlichen Naturgesetzen entgegenhandeln. Wenn also angenommen wird, daß sich die Gott-feindliche Macht bei den Menschen dadurch Glauben verschaffen kann, daß sie Dinge verrichtet, die göttliche Kraft voraussetzen, so müßte Gott Seinem Gegner diese Macht erst geben, und dies entspräche nicht dem Wesen der ewigen Gottheit, Die voller Erbarmen und Liebe Sich allen Ihren Geschöpfen zuneigt und ihnen Hilfe bringen möchte in ihrer geistigen Not. Denn eine Hilfe wäre es wahrlich nicht, so die Menschen in ihrem Glauben irregeführt und Gott noch weniger erkennen könnten. Es würde dann den Menschen fast unmöglich gemacht, zu glauben, es würde Gott Seine Geschöpfe dem Gegner zuspielen, Er würde sie dem Gegner nicht nur überlassen, sondern sie dem entgegendrängen, aus dessen Macht Er sie befreien will. Doch die Liebe Gottes währet ewig.... Er hilft der Menschheit, und Er wird ihr immer beistehen im Kampf gegen das Böse, niemals aber Seine Geschöpfe in eine solche Not bringen, daß sie Gott in dem Wirken dessen vermuten, der Sein größter Feind und Gegner ist. Allzeit wird die Gott-gegnerische Kraft zu erkennen sein von den Menschen, die rechtlich denken und handeln, und also werden diese auch nicht in die Not kommen, den Gegner Gottes für Gott Selbst anzusehen, es sei denn, sie sind jenem so ergeben durch ihren völlig verkehrten Wandel auf Erden, der ihnen jegliche Urteilskraft nimmt.... Diese aber sind nicht mehr Seine Kinder, sondern Kinder des Satans, weil sie dessen Willen untertan sind und sich Gott gänzlich widersetzen....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde