Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Lichtsferen – Licht, kennis, liefde

In de geestelijke sfeer is de lichttoestand bepalend voor de gelukzaligheid van het wezen. En deze lichttoestand is niet willekeurig tot stand te brengen of te versterken, maar is het gevolg van de werkzaamheid in liefde op aarde of in het hiernamaals. De werkzaamheid in liefde kan niet omzeild worden. Ze is de eerste voorwaarde voor een met licht doorstroomde sfeer, die het geestelijke de gelukzaligheid moet bezorgen. De liefde moet beoefend worden om door de liefde tot wijsheid te geraken. En zodra de ziel wetend wordt, is haar staat een staat van het licht, want licht is kennis. Enkel wetende wezens kunnen zalig zijn, want kennis te hebben is een staat van volmaaktheid, welke de ziel de eeuwige gelukzaligheid oplevert.

Al het gebrekkige is onvolmaakt en moet ook een gebrekkige, schamele toestand tot gevolg hebben. Dat wil zeggen dat de ziel, die onvolmaakt is, dit zal ervaren als een gebrek aan gelukzaligheid. Ze is onwetend en daarom zonder licht en haar omgeving is gebrekkig en bedrukkend.

Met licht doorstroomde sferen kunnen daarom alleen maar een verblijfplaats zijn voor die zielen, die volmaakt zijn. Die dus alles bezitten wat hen tot volmaaktheid vormt en dat is in de eerste plaats kennis, uit God ontvangen. Want deze kennis omvat alleen maar geestelijke waarheden, die God als uitstraling van Zichzelf naar al het wezenlijke leidt, dat deze waardig is. Dat wil zeggen door een werkzaam zijn in liefde voor God kiest en Diens Nabijheid nagestreefd heeft. Maar elke uitstraling uit God is licht en moet weer als licht tot uiting komen. Het moet weer stralen en zijn lichtkracht uitstralen naar al het geestelijke, dat dit licht nadert.

Zonder kennis bestaat er geen lichttoestand in het hiernamaals en ook geen met licht doorstroomde omgeving voor de ziel. Zodra de mens nu op aarde de liefde beoefent, wordt hij met de liefde van God doorstraalt en wordt hem de wijsheid uit God gegeven. Dat wil zeggen dat de gedachten van een liefhebbend mens steeds weer met de waarheid overeenkomen en bij het verscheiden van de aarde herkent hij de samenhang van alle dingen, het goddelijke besturen en werkzaam zijn en de bestemming van al het wezenlijke. En zodoende staat hij in het licht en kan dit licht weer uit laten stralen naar die wezens, bij wie het nog aan licht ontbreekt.

Als het licht al op aarde naar de mens wordt gebracht, dan kan hij zijn licht al op aarde laten schijnen. Dat wil zeggen de kennis doorgeven aan die mensen, die het aan willen nemen. En steeds is dit een toestand van gelukzaligheid, want het overdragen van de waarheid uit God aan de medemens veronderstelt liefde en elke werkzaamheid die in liefde uitgevoerd wordt, is gelukkig makend voor degenen die het uitvoeren.

Liefde, kennis en licht zijn ondenkbaar zonder elkaar. Om die reden wordt de mens, als hij de goddelijke wil vervult, onvermijdelijk ook wetend, dus staat zijn ziel in het licht, ofschoon het uiterlijk niet altijd herkenbaar is. Deze mensen hebben een schat in zich, die ze niet op durven graven. Hun geest wijst hen de juiste weg, maar hun aardse omgeving hindert hen om het licht te laten schijnen. En zo stralen ze met vergrote lichtintensiteit, zodra ze het aardse leven beëindigd hebben, want nu beseft de ziel haar opdracht, die erin bestaat om kennis door te geven.

De bekwaamheid om op aarde al onderwijzend werkzaam te kunnen zijn, is een genade, waarom bewust gevraagd moet worden, maar die elk mens verleend wordt, die deze werkzaamheid op aarde uit wil voeren. Dan komt de geest in de mens duidelijk tot uiting. Dat wil zeggen dat hij de ziel op zo’n manier onderwijst, dat deze als leerkracht opgeleid wordt en ze al op aarde in de diepste wijsheden van God binnendringen kan, wat het recht van elk mens is, die uit liefde voor de mensheid deze zou willen helpen, om vanuit de duisternis tot het licht te geraken. Deze bereidwilligheid moet eraan voorafgaan, maar dan is het in ontvangst nemen van de wijsheid, het licht en de kennis uit God onbegrensd. Want God zegent elk mens, die aan de strijd van het licht tegen de duisternis deelneemt. Die de medemensen naar het licht zou willen leiden door het doorgeven van de kennis, die hij zelf ontvangen heeft.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

La sfera di Luce - La Luce - Il sapere - L’Amore

Nella sfera spirituale è determinante lo stato di Luce per la Beatitudine dell’essere. E questo stato di Luce non si può stabilire arbitrariamente oppure fortificare, ma è la conseguenza dell’attività d’amore sulla Terra o nell’aldilà. L’attività d’amore non può essere raggirata, è la prima condizione per una sfera compenetrata dalla Luce che deve preparare lo spirituale alla Beatitudine. Dev’essere curato l’amore per giungere alla Sapienza; ed appena l’anima diventa sapiente, il suo stato è Luce, perché Luce è sapere. Solo degli esseri sapienti possono essere beati, perché stare nel sapere è uno stato di perfezione che procura all’anima l’eterna Beatitudine. Tutto l’imperfetto è incompleto e deve anche avere per conseguenza uno stato imperfetto, scarso, cioè l’anima che è imperfetta, lo sentirà come una mancanza di Beatitudine. E’ ignara e perciò senza Luce ed il suo ambiente è scarso ed opprimente. Perciò sfere compenetrate dalla Luce possono essere la dimora solo per le anime che sono perfette, quindi possiedono tutto ciò che le forma nella perfezione e questo è dapprima il sapere ricevuto da Dio, perché questo sapere comprende solo delle Verità spirituali che Dio come Irradiazione di Sé Stesso guida a tutto l’essenziale che ne è degno, cioè che si è deciso per Dio e la Sua Vicinanza attraverso l’agire nell’amore. Ma ogni Irradiazione di Dio E’ Luce e deve di nuovo manifestarsi come Luce. Deve di nuovo risplendere e mandare la Sua Forza di splendore su tutto lo spirituale che si avvicina a questa Luce. Senza il sapere per l’anima non esiste nessuno stato di Luce nell’aldilà e nemmeno nessun ambiente compenetrato dalla Luce. Ma appena l’uomo sulla Terra esercita l’amore, l’Amore di Dio lo compenetra e gli trasmette la Sua Sapienza, cioè i pensieri di un uomo amorevole corrisponderanno sempre alla Verità ed al decesso dalla Terra riconosce il collegamento di tutte le cose, l’Operare ed Agire divino e la destinazione di tutto l’essenziale. E quindi sta nella Luce e la può di nuovo far risplendere sugli esseri ai quali manca ancora la Luce. Se all’uomo la Luce viene portato già sulla Terra, allora può far risplendere la sua Luce già sulla Terra, cioè dare oltre il sapere agli uomini che lo vogliono accettare. E questo è sempre uno stato di Beatitudine, perché trasmettere la Verità da Dio ai prossimi premette l’amore ed ogni attività che viene eseguita nell’amore, rende felice colui che l’esercita. Amore, sapere e Luce sono quindi impensabili l’uno senza l’altro, per cui l’uomo, se adempie i Comandamenti divini, diventa anche inevitabilmente sapiente, quindi la sua anima sta nella Luce, benché questo non sia sempre riconoscibile esteriormente. Questi uomini hanno in sé un tesoro che non osano elevare. Il loro spirito li guida bene, ma il loro ambiente terreno li ostacola di far risplendere la Luce e così irradia con più intensa Forza di splendore, appena hanno terminata la vita terrena, perché ora l’anima riconosce il suo compito che è di condurre oltre il sapere. La facoltà di poter agire insegnando già sulla Terra, è una Grazia che dev’essere richiesta coscientemente in preghiera, ma che viene anche concessa ad ogni uomo che vuole eseguire sulla Terra quest’attività. Allora si manifesta con evidenza lo spirito nell’uomo, cioè istruisce l’anima in un modo che viene impartita come forza d’insegnamento e che già sulla Terra può penetrare nelle più profonde Sapienze di Dio, che è il diritto di ogni uomo che per amore vorrebbe aiutare l’umanità ad uscire dall’oscurità e giungere nella Luce. Questa volontà deve precedere, ma allora è illimitata la ricezione della Sapienza da Dio, della Luce e del sapere, perché Dio benedice ogni persona che prende parte nella lotta della Luce contro l’oscurità, che vorrebbe guidare i prossimi nella Luce dando il sapere che lui stesso ha ricevuto.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Ingrid Wunderlich