• Terug

Het werkzaam zijn van de geest vereist een bewuste staat

Het is een buitengewoon genadegeschenk, als de mens zich in een rechtstreekse overdracht van het goddelijke woord mag verheugen. En toch moet deze mens zichzelf eerst zo gevormd hebben, dat God hem zo’n overdracht waardig acht. Dit is op geen enkele manier een daad van beknotting van de wil, want de wil van de mens moet zich eveneens eerst bereid verklaard hebben om het goddelijke woord in ontvangst te nemen. Het woord kan hem dus niet toegestuurd worden, als zijn wil zich daartegen verzet of uitgeschakeld is.

In dat geval zou God zich van een willoos werktuig bedienen om Zich te uiten. En dan is het werkzaam zijn van God uitgeschakeld. Zodoende kan de geest uit God zich niet duidelijk bekendmaken en van een uitstraling van God kan geen sprake zijn. De onbewuste toestand komt niet overeen met de wil van God. Wel uiten zich vaak goede geestelijke wezens door zulke mensen, als deze zich geheel en al onder hun invloed plaatsen en dan kan er ook aan de uitingen geloof geschonken worden.

Maar meestal worden willoze mensen lastiggevallen door slechte krachten met een sterke wil. De sterke wil wordt dus op de eerste overgedragen en dan geeft de mens enkel dat weer, wat hem door deze krachten ingefluisterd wordt. Terwijl een mens, die zich uit vrije wil aan de invloed van God overgeeft, enkel de zuiverste waarheid in ontvangst kan nemen, omdat de geest uit God werkzaam is, die zich ook door duidelijk verstaanbare uitingen bekendmaakt, die de mens weldadig raken.

De onvrijheid van de wil vermindert de waarde van hetgeen geboden is sterk en daarom moeten deze openbaringen met de grootste zorgvuldigheid onderzocht worden, voordat deze afgewezen of aangenomen worden. En de waarheidlievende, God om opheldering vragende mens zal het ook in zijn hart gewaarworden, wat hij als waarheid aannemen en wat hij afwijzen moet. Want degenen die in de waarheid willen staan, laat God niet de verkeerde weg nemen. Hij brengt de waarheid dichter bij hen en tegelijkertijd verlicht Hij hen om hen tot het aannemen van het gebodene te bewegen, als ze bereidwillig zijn of Hij scherpt hun beoordelingsvermogen aan, waar het gebodene niet geheel en al met de goddelijke waarheid overeenkomt.

Hij laat de mensen, die naar licht verlangen, niet in de duisternis achter. En als ze in het gevaar verkeren om verkeerd te oordelen, waarschuwt Hij hen en beschermt hen voor een verkeerd oordeel. Maar het mag voor jullie mensen niet verborgen blijven, dat God in Zijn liefde en wijsheid vele werktuigen voor Zichzelf uitzoekt en hun Zijn wil openbaart tot heil van de zielen van de mensheid.

Maar Hij kiest steeds mensenkinderen, van wie de rijpe toestand van de ziel het toelaat, dat God hen in een bewuste toestand nadert en hun Zijn wil bekendmaakt. Want het werkzaam zijn van de geest is geen beïnvloeden van een willoos schepsel, maar een genadegeschenk, dat die mens geboden wordt, die zich bewust aan God overgeeft en Zijn geschenk in ontvangst wil nemen.

Het werkzaam zijn van de geest is een overvloeien van goddelijke kracht in het menselijke lichaam, dat nu door deze toevoer van kracht iets buitengewoons kan verrichten en zodoende de diepste wijsheid binnengeleid wordt door de geest in zich, die zich in een volledig wakkere toestand met de geest buiten zich verbindt en nu volgens de goddelijke wil de waarheid uit God in ontvangst neemt.

Amen

Wirken des Geistes erfordert bewußten Zustand....

Eine ungewöhnliche Gnadengabe ist es, wenn sich der Mensch einer direkten Vermittlung des göttlichen Wortes erfreuen kann. Und dennoch muß dieser Mensch sich selbst zuvor so gestaltet haben, daß Gott ihn einer solchen Vermittlung würdigt. Es ist dies keineswegs ein Akt der Willensbeschneidung, denn der Wille des Menschen muß gleichfalls zuvor sich bereit erklärt haben, das göttliche Wort in Empfang zu nehmen. Es kann also nicht das Wort ihm zugehen, wenn sein Wille sich dagegen wehrt oder ausgeschaltet wird. Dann bediente Sich Gott eines willenlosen Werkzeuges, um Sich zu äußern. Und dann ist das Wirken des Geistes ausgeschaltet, also es kann der Geist aus Gott sich nicht offensichtlich kundgeben, und von einer Ausstrahlung Gottes kann nicht die Rede sein. Der unbewußte Zustand entspricht nicht dem Willen Gottes.... Es äußern sich zwar oft gute Geistwesen durch solche Menschen, wenn diese voll und ganz sich unter deren Einfluß stellen, und dann ist auch den Äußerungen Glauben zu schenken. Zumeist aber werden willenlose Menschen von willensstarken schlechten Kräften bedrängt, der starke Wille also auf erstere übertragen, und dann gibt der Mensch nur das wieder, was ihm von jenen Kräften zugeflüstert wird. Während ein Mensch, der sich aus freiem Willen der Einwirkung Gottes hingibt, nur reinste Wahrheit entgegennehmen kann, weil der Geist aus Gott wirksam ist, was sich auch kundtut durch klar verständliche Äußerungen, die den Menschen wohltätig berühren. Die Willensunfreiheit setzt den Wert des Gebotenen stark herab, und darum müssen jene Offenbarungen mit größter Sorgfalt geprüft werden, ehe sie abgelehnt oder angenommen werden. Und es wird der wahrheitsliebende, Gott um Erleuchtung bittende Mensch es auch im Herzen empfinden, was er als Wahrheit annehmen und was er ablehnen soll. Denn die in der Wahrheit stehen wollen, die lässet Gott nicht irregehen, Er bringt ihnen die Wahrheit nahe, und gleichzeitig erleuchtet Er sie, um sie zur Annahme des Gebotenen zu bewegen, so sie willig sind, oder Er schärft ihre Urteilskraft, wo das Gebotene nicht voll und ganz der göttlichen Wahrheit entspricht. Er lässet die Menschen nicht im Dunkeln, die das Verlangen haben nach Licht. Und so sie in Gefahr sind, falsch zu urteilen, warnt Er sie und schützet sie vor einem Fehlurteil. Das aber soll euch Menschen nicht verborgen bleiben, daß Gott in Seiner Liebe und Weisheit Sich viele Werkzeuge aussucht und ihnen Seinen Willen offenbart, der Menschheit zum Heil ihrer Seelen. Doch Er erwählt Sich stets Erdenkinder, deren seelischer Reifezustand es zuläßt, daß Gott Sich ihnen in bewußtem Zustand naht und ihnen Seinen Willen kundtut. Denn das Wirken des Geistes ist kein Beeinflussen eines willenlosen Geschöpfes, sondern eine Gnadengabe, dem Menschen geboten, der sich Gott bewußt hingibt und Seine Gabe in Empfang nehmen will. Es ist das Wirken des Geistes ein Überströmen der göttlichen Kraft in den menschlichen Körper, der nun durch diese Kraftzufuhr Außerordentliches leisten kann und somit auch in die tiefste Weisheit eingeführt wird durch den Geist in sich, der sich in vollwachem Zustand dem Geist außer sich verbindet und nun nach göttlichem Willen die Wahrheit aus Gott entgegennimmt....

Amen