Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Bron van wijsheid – Genadebron – Verkwikkende drank

Iedereen, die hongert en dorst naar geestelijk voedsel, mag zich laven aan de goddelijke genadebron. Zodra hij er maar naar verlangt, opent de bron van wijsheid zich en sterkt zijn geest. En dit heeft tot gevolg dat hij rijpen moet in zijn ziel, want als hem geestelijk voedsel bezorgd wordt, vormt hij zich steeds meer naar de wil van God. Dat wil zeggen dat ze zich met de geest in haar verbindt en deze vormt de ziel naar het evenbeeld van God. Ze wordt door licht doorstraald, tot ze geheel tot lichtwezen geworden is.

De liefde van God is zodoende voortdurend bereid om genade te schenken. Deze genade in ontvangst te nemen, vereist eveneens de bereidwilligheid van de mens, want de genade kan niet gegeven worden aan degene, die deze niet wil ontvangen. Want voor de mens kan ook niet bepaald worden dat hij deze genade gedwongen in ontvangst moet nemen. Maar hoe vaak ontbreekt hem de bereidwilligheid, hoe vaak gaat hij aan de genadebron voorbij, die de goddelijke liefde voor hem opent, zodat hij daar kracht uit put? En hoezeer er ook levend water uit de bron stroomt, dat heerlijk verkwikkende drank voor de dorstende aardse wandelaar betekent, de mens verlangt naar ander voedsel en drank en schenkt geen aandacht aan deze bron.

En daarom is de nood op de wereld onnoemelijk groot. Daarom worden de mensen door leed en ellende geteisterd, opdat ze afgemat raken en als ze dreigen te versmachten hun toevlucht nemen tot deze goddelijke genadebron, want alleen die kan hun lafenis en versterking schenken.

Elke wandelaar heeft versterking nodig, want de weg omhoog is ver en vermoeiend. Elke wandelaar heeft ook toegang tot deze bron, maar hoe velen gaan eraan voorbij, omdat de verkwikkende drank hen niet begerenswaardig lijkt, omdat ze zouden willen zwelgen in werelds genot en niet naar geestelijke lafenis verlangen? En God dringt de mensen Zijn genade niet op. Hij brengt deze wel dicht bij hen. Hij biedt deze elk mens aan, maar Hij laat hen vrij om van Zijn genadegave gebruik te maken.

En als Hij Zijn woord nu aan de mensen geeft en er wordt hier geen aandacht aan geschonken, ontbreekt het hen aan kracht, want het grootste en heerlijkste van alle genadegeschenken is de overdracht van het goddelijke woord. Gelukzalig is de mens, die uit de bron van Zijn liefde en wijsheid put. Die er niet aan voorbijgaat. Die zich buigt om de verkwikkende drank in ontvangst te nemen, want hem zal ongekende kracht doorstromen en de weg omhoog zal gemakkelijk voor hem worden

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Born der Weisheit.... Gnadenquell.... Labetrunk....

Am göttlichen Gnadenquell wird sich ein jeder laben dürfen, der hungert und dürstet nach geistiger Nahrung. Sowie er nur Verlangen danach trägt, öffnet sich ihm der Born der Weisheit und stärkt seinen Geist. Und dies hat zur Folge, daß er reifen muß an seiner Seele, denn so dieser geistige Nahrung zugeführt wird, gestaltet sie sich immer mehr dem göttlichen Willen gemäß, d.h., sie verbindet sich mit dem Geist in ihr, und dieser formt die Seele nach dem Ebenbild Gottes. Sie wird vom Licht durchstrahlt, bis sie gänzlich zum Lichtwesen geworden ist. Die Liebe Gottes ist also ständig bereit, Gnade zu spenden.... Diese Gnade entgegenzunehmen erfordert gleichfalls die Bereitschaft des Menschen, denn es kann die Gnade nicht vermittelt werden dem, der sie nicht empfangen will, der Mensch aber kann auch nicht zur Entgegennahme der Gnade zwangsmäßig bestimmt werden. Doch wie oft mangelt ihm die Bereitschaft, wie oft geht er an dem Gnadenquell vorüber, den die göttliche Liebe ihm öffnet, daß er sich Kraft daraus schöpfe.... Und ob auch lebendiges Wasser dem Quell entströmet, das köstlichen Labetrank bedeutet für den durstenden Erdenwanderer.... es begehrt der Mensch andere Speise und Trank und läßt den Quell unbeachtet. Und daher ist die Not auf der Welt unsagbar groß.... daher werden die Menschen von Leid und Trübsal heimgesucht, auf daß sie ermatten und so sie zu verschmachten drohen und Zuflucht nehmen zu diesem göttlichen Gnadenquell, der allein ihnen Erquickung und Stärkung spenden kann. Ein jeder Wanderer bedarf der Stärkung, denn es ist der Weg zur Höhe weit und beschwerlich. Ein jeder Wanderer hat auch Zugang zu diesem Quell, doch wie viele gehen daran vorüber, weil ihnen der Labetrank nicht begehrenswert erscheint, weil sie schwelgen möchten in weltlichen Genüssen und geistige Labsal nicht begehren. Und Gott drängt den Menschen Seine Gnade nicht auf, Er bringt sie ihnen wohl nahe, Er bietet sie jedem Menschen an, aber Er stellt es ihnen frei, sich Seiner Gnadengabe zu bedienen. Und so Er Sein Wort den Menschen nun vermittelt und es wird dessen nicht geachtet, mangelt es ihnen an Kraft, denn die größte und köstlichste aller Gnadengaben ist die Vermittlung des göttlichen Wortes. Glückselig der Mensch, der aus dem Born Seiner Liebe und Weisheit schöpfet, der nicht daran vorübergeht, der sich niederbeugt, um den Labetrunk entgegenzunehmen, denn ihn wird ungeahnte Kraft durchfluten, und der Weg zur Höhe wird ihm leicht werden....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde