De gemeenschap van de zielen van degenen in het hiernamaals, aan wie de verzorging van de aardse wezens als taak is opgelegd, brengen buitengewoon waardevolle resultaten aan het licht. En wel in de ontwikkeling van de ziel van het volk, dat nog vroegtijdig het grote belang van een verkeerd handelen en denken inziet. Hoe rechtlijniger en minder ontwikkeld het karakter van een volk is, des te gemakkelijker beseft het de waardeloosheid van het vergankelijke en het spant zich des te beter in om zich waardevolle goederen voor de eeuwigheid te verwerven.
Zodra echter aardse goederen zich beginnen op te hopen, zodra een zeker welzijn ook tot deze laag van de bevolking doorgedrongen is, begint het denken oppervlakkig te worden en op een verderfelijke manier verder te gaan. En niets is gevaarlijker voor een volk, dan deze weg betreden te hebben. Hoe kinderlijk deemoedig en vragend slaat een hart de Vader in de hemel tegemoet, zolang het nog niet met de zorg om aardse goederen belast is. De zucht tot vermeerdering van deze goederen scheidt de ziel van de mens van de eeuwige Godheid.
En een volk, dat voortdurend enkel dat ene doel heeft, namelijk om groot, sterk en machtig te worden, verkeert aan de andere kant in het grote gevaar om geestelijk zwak, klein en van een laag niveau te worden. En dit is begrijpelijk, want het luistert niet meer naar de innerlijke stem. Het sluit zich voor de invloeden uit het hiernamaals af. Het hecht te veel aan het aardse om nog contact te kunnen krijgen met de krachten in het hiernamaals.
Wie aards klein is en zich niet met gedachten belast, die de vermeerdering van het aardse bezit betreffen, verrijkt zich toch wel en wel op zo’n manier, dat zijn bezit alle tijden doorstaat. En bijgevolg is de ziel van het volk in de eerste plaats drager van geestelijke kracht. Ze vindt nog gemakkelijk de weg naar God, naar de Vader en kan nog gemakkelijk in verbinding treden met alle geestelijke krachten.
Als ook daar de fundamenten aan het wankelen gebracht worden, als ook in het volk het geloof zodanig aan het wankelen gebracht is, dat het in tijden van nood de weg naar de Vader niet meer vindt, omdat het deze weg in zijn geestelijke blindheid niet meer ziet, dan is alle werkzaamheid van de geestelijke krachten tevergeefs. En hoe groter de liefdevolle wil van deze wezens om te helpen is, des te grotere weerstand wordt hier tegenover gezet.
En als het volk dus in zo’n geestelijke toestand verkeert, dan is er waarachtig nood op aarde. Dan is ook het moment gekomen, dat de vergankelijkheid van aardse goederen hem onder ogen gebracht moet worden, want pas de grote aardse nood heeft weer het geloof in een hoger wezen tot gevolg. En pas dan zullen de inspanningen van de wezens in het hiernamaals weer met succes bekroond worden. En daarom moet het volk juist buitengewoon gedupeerd worden en lijden. En dus zal daar, waar de ziel van het volk in gevaar is om volledig door de materie beheerst te worden, in grote nood zijn. En daar moet een reiniging voltrokken worden, die weer niet anders mogelijk is, omdat het nu overal tot uiting komt. Op alle mogelijke manieren door nood en bezorgdheid.
Amen
VertalerLa comunità di anime nell’aldilà alla quale spetta l’assistenza degli esseri terreni, procura dei risultati immensamente preziosi e cioè nella formazione dell’anima popolare, che riconosce prima di tutto la più grande gravità del falso agire e pensare. Più lineare e non deformato è il carattere di un popolo, più facilmente riconosce l’inutilità del perituro e si sforza per questo prima a procurarsi dei valori per l’Eternità. Ma appena i valori terreni cominciano ad ammassarsi, appena un certo ben vivere è penetrato anche fino a questi strati popolari, il pensare comincia ad appiattirsi e prende il suo cammino nel modo rovinoso, e non vi è nulla di più pericoloso per un popolo che aver intrapresa questa via. Quanto infantilmente umile e supplicante batte un cuore per il Padre nel Cielo finché non è ancora aggravato con la preoccupazione per i beni terreni, tanto la brama del suo accrescimento separa l’anima dell’uomo dall’eterna Divinità. Ed un popolo, che ha sempre e continuamente soltanto una meta, di diventare grande, forte e potente, d’altra parte è in grande pericolo di diventare spiritualmente debole, piccolo ed a stare in basso, e questo è comprensibile, perché non sente più la voce nell’interiore, si chiude alle influenze del mondo dell’aldilà, è troppo attaccato al terreno, piuttosto che potesse ancora prendere contatto con la Forza nell’aldilà. Chi terrenamente è piccolo e non si aggrava con pensieri che sono rivolti all’ingrandimento del possesso terreno, si arricchisce comunque e cioè in tal modo, che il suo possesso dura per tutti i tempi. E quindi l’anima popolare è ancora piuttosto la portatrice della Forza spirituale, e se trova ancora prima la via verso Dio, verso il Padre, può entrare ancora prima in collegamento con ogni Forza spirituale. Se però anche là le fondamenta vengono scosse, se anche nel popolo la fede è talmente scossa, che in tempi di miseria non trova più la via verso il Padre, perché non la vede più nella sua cecità spirituale, allora tutto l’agire delle Forze spirituali è inutile, e più grande è la volontà d’amore di questi esseri, maggiore resistenza si mette loro contro. E se quindi il popolo è in un tale stato spirituale, allora c’è davvero miseria sulla Terra. Allora è venuto anche il momento, che gli deve venire portato anche davanti agli occhi la periturità dei beni terreni, perché soltanto la grande miseria terrena procura di nuovo la fede in un Essere superiore, e soltanto allora lo sforzo degli esseri nell’aldilà è di nuovo coronato da successo. E perciò appunto il popolo dev’essere colpito straordinariamente e soffrire, e quindi vi sarà grande miseria là, dove l’anima popolare è in pericolo di essere totalmente dominata dalla materia, e là dev’essere svolta una purificazione, che nuovamente non è possibile diversamente che manifestarsi ora ovunque, attraverso miseria e preoccupazione di ogni genere.
Amen
Vertaler