B.D.-Nr. 2397

Gedachtenactiviteit van een ongelovige en een verandering

De gedachtenactiviteit van een ongelovig mens levert geheel andere resultaten op, dan die van een gelovige. Meestal beweegt het denken van de eerste zich alleen maar binnen het aardse bereik, want hoe ongeloviger de mens is, des te meer is hij met de wereld en haar goederen verbonden. De gedachten aan iets bovenaards komen niet bij hem op en als deze dichter bij hem gebracht worden, wijst hij deze als fantasie af. Voor hem zijn ze ook niet acceptabel, want hij beschouwt de wereld als een vanzelfsprekendheid, die geen ander verband met de afzonderlijke schepselen heeft dan dat, dat de mens van alle genoegens hiervan gebruik maakt en het grootst mogelijke genot en voordeel daaruit zal trekken.

Deze instelling maakt hem geheel onbekwaam om zich naar geestelijke gebieden te verplaatsen en zulke mensen is ook moeilijk een andere opvatting over het leven op aarde bij te brengen. Zin en doel van dit leven blijven voor hen enkel een toenemend welbehagen voor het lichaam en een onbeperkt levensgenot.

En toch laat God ook deze mensen niet zonder waarschuwing, doordat Hij het lichaam vaak zo zwak maakt, dat ze daaraan herkennen, dat een macht, waartegen ze niet opgewassen zijn, tegen hen opstaat. Weliswaar proberen ze ook dit als een natuurlijk gebeuren te verklaren en dan moeten ze sterkere aanwijzingen krijgen in de vorm van ander leed en ellende, waarbij ze niet in staat zijn om deze op eigen kracht uit te bannen.

Het levenslot van de afzonderlijke mens kan niet naar believen door hem gevormd worden. Aards geluk is niet af te dwingen en ook over leven en dood kan de mens niet beslissen en zodra hij nu ernstig bedreigd wordt, beseft hij zijn volledige machteloosheid. En nu speelt hij met de gedachten aan een hogere macht, Die Zich daardoor kenbaar wil maken. En pas dan zwerven zijn gedachten in de geestelijke wereld rond en dat al naar gelang zijn instelling tegenover zijn medemensen.

Een mens, die enkel eigenliefde heeft, komt moeilijk tot inzicht. Maar de mens, die zich niet geheel voor zijn medemensen afsluit, die deelt neemt en hen, ofschoon ook alleen maar in de geringste mate, helpt, zal gemakkelijker tot het besef van de eeuwige Godheid komen. Maar er is langere tijd nodig, voordat een volledig ongelovig mens zich een andere opvatting eigen maakt en het is een genade voor zulke mensen, als hen een lang aards leven ten deel valt, dat hen toch nog een verandering van hun denken kan brengen. Want als de lichamelijke krachten beginnen af te nemen, is ook het verlangen naar de wereld en haar goederen aan het afnemen en dan proberen de lichtwezens ingang te vinden en via de gedachten in te werken en de wil om af te wijzen is niet meer zo sterk.

Want er behoort dan een totale ommekeer van zijn leefwijze bij, als hij zijn geestelijk gebrek nog op aarde goed wil maken en de noodzakelijke rijpheid van de ziel wil bereiken. De hulp van God staat hem daartoe altijd ter beschikking en de mens kan alles, als hij maar wil.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.