B.D.-Nr. 2350
En dit is belangrijk, want enkel de gang door het aardse leven kan de scheiding van God opheffen en enkel de tijd van de belichaming als mens kan het wezen de bewuste vereniging met God opleveren. En juist daarom is het ook belangrijk, op welke zaken de gedachten van de mens zich tijdens de tijd op aarde zich richt en welke krachten toegang verleend wordt.
De gedachtenoverdracht is het wapen, waarmee het geestelijke de strijd voert. Licht en duisternis proberen op dezelfde manier kracht op de mensen over te dragen, juist in de vorm van gedachten en beide machten hebben succes, al naar gelang de wil van de mens, de aard van zijn wezen en zijn instelling tegenover God. Elk mens, dat positief staat tegenover God, zal zijn wezen zo vormen, dat hij probeert goed te zijn en zodoende is zijn wil op het goede, het goddelijke gericht en het gevolg daarvan is een in staat zijn om geestelijke krachtuitstraling op te nemen, die de goede, dat wil zeggen de lichtvolle, wezens aan de mensen willen geven. De gedachtenoverdracht door de lichtwezens kan dus zonder weerstand, zonder hindernis plaatsvinden. Het denken van de mens beweegt zich in de waarheid en er hoeft nooit aan getwijfeld te worden.
Maar dezelfde bekwaamheid om op te nemen is ook die mensen eigen, die door ver van God verwijderd te zijn zich op te tegenpool van God richten. Ze kunnen de uitstralingen van de slechte geestelijke krachten net zo in ontvangst nemen, omdat ze zich daarvoor openen door hun verlangen naar wereldse zaken, die deel zijn van dat, waarvan de mens zich af moet keren. Zulke mensen zullen steeds een leven in liefdeloosheid leiden en hun harten zullen de stromingen gewillig opnemen, die hen tot toegenomen liefdeloosheid aansporen.
En zodoende zullen de gedachten van zulke mensen geen nadering tot God tot stand brengen, maar de afstand tot Hem vergroten. Dan overwint de duisternis het licht. De wezens van de duisternis worden door de wil van de mens zelf ondersteund. Er wordt voor hun krachtuiting geen hindernissen opgeworpen en zodoende kunnen ze ook werkzaam worden, wat in het volledig verkeerde denken van de mensen tot uitdrukking komt en dus in de geestelijk lage stand van de mensheid, die weer alleen maar opgeheven kan worden door de invloeden van buitenaf. Dat wil zeggen door zwaar leed en ellende, doordat de mensen gedwongen worden om in gedachten stelling te nemen en dit nog tot een verandering van hun denken leiden kan.
Want de mens kan niet tegen zijn wil naar het juiste denken geleid worden. Zijn wil is doorslaggevend en overeenkomstig zijn wil zijn ook de gebeurtenissen, die hem overkomen en die, hoe smartelijk ze ook zijn, voor de ziel van de mens toch nog een gunstig effect kunnen hebben.
Amen