B.D.-Nr. 2291

Verschillende geestelijke richtingen – Onderzoek van de bronnen

De mensen voeren een strijd tegen elkaar, die veel erger is dan de wereldse gebeurtenissen op dit moment. Het zijn de verschillende geestelijke richtingen, waarvan de vertegenwoordigers des te halsstarriger strijden, naarmate hun meningen meer weerlegd worden. En deze voortdurende strijd tegen elkaar heeft alleen maar tot gevolg, dat een ieder verdrongen moet worden door Degene, Die alleen de waarheid is en Die de waarheid naar de aarde wil leiden. Want als de mensen zich voor een geestelijke richting inzetten, die niet met de waarheid overeenkomt, is dit een verwijderen van God als de waarheid Zelf.

Elke geestelijke strijd is alleen dan maar gerechtvaardigd, als de strijder kennis heeft. Dan moet hij ook opkomen voor dat, wat hij als waarheid herkend heeft. Elke vertegenwoordiger van zijn geestelijke richting gelooft kennis te hebben en daarom vindt hij het ook gerechtvaardigd om ervoor te strijden. Maar aan één ding schenkt de mens geen aandacht en dat is dat de oorsprong van zijn kennis doorslaggevend is voor de waarheid hiervan. Evenals de mensen niet dezelfde mening hebben, moet hun wijsheid ook uit verschillende bronnen komen. En deze bronnen zijn zodoende de eersten, die aan kritiek onderworpen moeten worden.

Piekeren en onderzoeken zijn meestal aan elke verworven opvatting voorafgegaan en piekeren en onderzoeken hebben verschillende resultaten opgeleverd. Zodoende kan piekeren en onderzoeken nooit de juistheid garanderen, maar de garantie voor de waarheid moet ergens anders gezocht worden. Zolang mensen verschillend denken, zijn ze nog ver van de eeuwige waarheid verwijderd, want allen moeten de waarheid vinden. Om hetzelfde te denken, moet echter ook de basishouding hetzelfde zijn. Dat wil zeggen dat de stellingname ten opzichte van God eerst onderzocht moet worden. Als de instelling ten opzichte van God goed is, dan moet ook het denken goed zijn, want God als de eeuwige waarheid zal het denken van de mensen goed leiden, als de mens Hem als de waarheid herkent en begeert.

De juiste instelling ten opzichte van God is dus een voorwaarde om juist te denken en zo kan enkel die mens in de waarheid staan, die God uit volle overtuiging in zijn hart aanvaardt. Hem aanvaarden doet de mens alleen maar, als hij het levende contact met Hem tot stand brengt. Als hij zichzelf als een volledig van Hem afhankelijk schepsel herkent en hij dan de vereniging met Hem begeert, dus zich met Hem zou willen verenigen, omdat hij de scheiding van Hem als een onaangename zaak tegen God ervaart. Dit geestelijk grondbeginsel is de eerste voorwaarde om juist te denken.

En overeenkomstig hiermee zal de mens ook in de waarheid staan. Dus is de kennis van de mens pas dan in te schatten, wanneer het verkregen werd in de diepe verbinding met God, die weer alleen maar tot stand gebracht kan worden, als de mens gelooft in een wezen, dat buitengewoon liefdevol, wijs en machtig is. Dat dus hoogst volmaakt is. Dit overtuigde geloof is een levendig aanvaarden van de eeuwige Godheid. Maar de liefde, wijsheid en almacht van God zullen voor de meest buitengewone dingen de verklaring zijn. Vanuit dit gezichtspunt bezien, zal alles voor mogelijk gehouden kunnen worden.

Maar de mens, die nog niet in de waarheid staat, zal al dát verwerpen, waarvan de in de waarheid staande mens de oorzaak in de goddelijke liefde, wijsheid en almacht vindt, omdat het geloof in een zo volmaakt wezen hem ontbreekt. Bijgevolg verbindt hij zich niet met dit wezen en kan hij niet door Hem onderwezen worden. En degenen die hem onderwijzen, zijn mensen, die niet boven menselijk dwalen verheven zijn. Hun meningen kunnen vermoedens zijn, maar nooit kunnen ze een uitspraak doen over onweerlegbare bewijzen. Veeleer zal het een in de waarheid staand mens makkelijk lukken om deze te weerleggen, omdat voor hem niets vreemd is en hij de diepste wijsheden binnengeleid wordt door de innige verbinding met God.

En zo zouden de mensen zich voor de verschillende geestelijke richtingen in moeten zetten, steeds moeite moeten doen om hun standpunt ten opzichte van God op te helderen en dan zal het blijken, wie zich het dichtste bij de waarheid bevindt, want onvermijdelijk zal deze daar zijn, waar het diepste geloof in God in de mens wortel geschoten heeft. Want deze mens staat in verbinding met God en deze kan zich ook als door God onderwezen beschouwen, zodra hij God Zelf om de waarheid vraagt, dus zijn kennis rechtstreeks van Degene in ontvangst neemt, Die de waarheid in Zichzelf is.

De wil tot God en het verlangen naar de waarheid zijn er een garantie voor, dat God Zelf Zich uit en de waarheid uitdeelt. En zodoende moeten de mensen elkaar niet bestrijden, maar onderzoeken en dan accepteren, wat hen innerlijk acceptabel lijkt. En als de wil tot de waarheid in de mens sterk ontwikkeld is, dan zal hij ook heel snel tot inzicht komen.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.