B.D.-Nr. 2264

Een bewust geleefd aards leven

Het aardse leven moet bewust worden geleefd. Dat wil zeggen dat de mens in zijn gang over de aarde een doel moet herkennen en dit doel na moet streven en zijn doel moet proberen te verrijken. De kennis van de zin en het doel van het aardse leven zal nu zijn wandel bepalen, als hij bereidwillig is om het juiste doel te bereiken. Dan leeft hij zijn leven bewust.

Er wordt ook geen mens deze kennis onthouden. Want zelfs waar hem hierover door onderwijzende medemensen geen overeenkomstige aanwijzingen gegeven worden, daar wordt zijn denken door geestelijke wezens erop gericht, zodat ieder mens zich eenmaal de vraag zal stellen over het eigenlijke doel van zijn aardse leven en deze vraag zal hem in gedachten beantwoord worden. Of hij dit antwoord nu erkent, hangt van zijn wil tot het goede en tot de waarheid af.

De juist handelende en denkende mens verzet zich er niet tegen om deze via de gedachten binnenkomende aanwijzingen aan te nemen en zodoende zal hij nu ook met zijn kennis gezwinde vooruitgang boeken, of door verder onderricht via de gedachten of door uitwisseling van gedachten met mensen, die van dezelfde gezindheid zijn, of door tegengestelde meningen zijn meningsuitingen uitdagen en hem in de eigen verworven inzichten versterken.

En zodoende wordt het geloof in hem levend, want hij zal nu onvermijdelijk over het wezen van de eeuwige Godheid nadenken, Die de mens een aardse taak gegeven heeft. Die hem als middelpunt van de schepping in het heelal geplaatst heeft en daaraan een bepaald doel verbonden heeft. Zodoende probeert de mens de Godheid te doorgronden. En God nadert zulke zoekende mensen ook. En weer wordt het antwoord naar hen toegestuurd. En zodoende neemt nu zijn kennis toe, want God onderwijst hen Zelf, omdat Hij iedereen onderwijst, die Hem zou willen leren kennen.

De mens zal zijn aardse leven dan bewust leven, als hij zich met geestelijke vraagstukken bezighoudt. Wie daarentegen alleen maar naar de wereld verlangt en alleen maar naar aardse goederen streeft, die leeft zijn leven verder zonder te vragen naar het de zin en het doel. En diens leven is tevergeefs geleefd, want hij wordt niet rijp in de geest. Hij blijft onvolmaakt, zolang hij de verbinding niet zoekt en deze knoopt hij pas aan als hij zich in gedachten met vragen over de eeuwige Godheid bezighoudt. Pas dan werkt hij aan zichzelf, want wie God probeert te leren kennen, herkent ook zijn eigen onvolmaaktheid en probeert zich te veranderen. En dit zoeken en werken aan zichzelf is een bewust geleefd aards bestaan, dat de ziel de rijpheid oplevert, die het doel en de zin van het aardse leven is.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.