Delle stranezze del giorno fa anche parte l’agire mutabile e voluminoso, ma estremamente regolato delle forze della natura sia sugli uomini come anche sul mondo animale. E’ una circolazione predeterminata dalla Volontà divina presegnata come fondamento per tutte le cose, di conseguenza ogni essere è ora sempre sottoposto agli stessi avvenimenti e si regola tutto da sé, ciò che sarebbe di grande consolazione per gli uomini, se soltanto vi avessero rivolta solo un poco la loro attenzione. Così come nel Cosmo tutto si sottopone ad un certo ritmo, così anche tutti gli avvenimenti nella vita sono animati dallo stesso ritmo, in modo che da ciò è già visibile un inconfondibile Operare dell’eterna Divinità. Benché eseguiate tutto il vostro agire dalla libera volontà, è comunque sempre riconoscibile una certa regolarità, e si ripete sempre lo stesso in certe distanze di tempo, del tutto evidente ed a volte anche nascosto, ma chiaramente visibile all’uomo riflessivo. Sia nel piccolo come nel grande, a tutto è alla base l’Ordine divino, perciò è comprensibile, che l’eterna Divinità sa dell’avvenimento mondiale più piccolo ed ogni avvenimento è di nuovo necessario per lo sviluppo del tutto. Se l’uomo osservasse tutta la vita della natura in questo senso, non potrebbe fare a meno prendere notizia della Divinità che conduce e regola tutto saggiamente, perché nessun regnante terreno, per quanto saggio, può influenzare un avvenimento della natura. Questo spetta unicamente al Governatore del Cosmo, il Quale ha dato le Sue Leggi alla natura e tutto ciò che sorge in lei. Tre volte al giorno l’effetto del Sole è differente, del mattino, del mezzogiorno e della sera. Agisce sugli esseri viventi sempre con forza diversa, ogni volta in altro modo. Al mattino risveglia tutti i dormienti alla vita, rialza foglie e fiori, erbe e steli e li provvede con la forza per passare attraverso il giornaliero stadio di sviluppo, per crescere e per prosperare. A mezzogiorno la forza del sole aumenta, affinché agisca vivificando su ogni creatura, per quanto questa si trovi ancora nella crescita. Allora spinge tutto alla massima attività e così promuove nuovamente lo sviluppo di tutti gli esseri viventi sulla Terra. Ma verso sera il suo splendore è già oltremodo mite, toccando tutto beneficamente e con diminuita forza di splendore e calore. E questa sua lenta retrocessione della sua attività è disposta saggiamente, per non far percepire così direttamente il passaggio della calura del giorno nella freschezza della notte a tutto ciò che vive sulla Terra. Proprio così deve anche l’uomo muoversi nella sua disposta circolazione ordinata di tutte le cose secondo la Sapienza e Volontà divina, e queste ripetizioni regolari di tutti i Misteri sono dei cenni sull’Operare dell’eterna Divinità ed un’indicazione sul fatto, che l’uomo quindi è un anello inserito nella catena che passa attraverso tutte le Eternità, forgiata dal Maestro divino Stesso.
Amen
TraduttoreTot de bijzonderheden van de dag behoort ook de afwisselende, omvangrijke en bovendien zeer regelmatige uitwerking van de natuurkrachten zowel op de mensen als ook op de dierenwereld. Als basis is er een kringloop van alle dingen uitgetekend die door de goddelijke wil is voorbestemd. Bijgevolg is elk wezen nu steeds aan dezelfde gebeurtenissen onderworpen en alles regelt zich vanzelf. Het zou de mensen tot grote troost zijn als ze daar maar een beetje aandacht aan gegeven hadden.
Zoals alles in het heelal aan een zeker ritme onderworpen is, zo zijn ook alle gebeurtenissen in het leven door hetzelfde ritme bezield, zodat daaruit reeds een onmiskenbaar besturen van de eeuwige Godheid op te maken valt. Hoewel jullie al jullie handelen uit vrije wil nakomen, is er toch steeds een zekere wetmatigheid te onderscheiden en herhaalt hetzelfde zich steeds met bepaalde tussenpozen, geheel zichtbaar en soms ook verborgen, maar duidelijk zichtbaar voor de mens die daarover nadenkt.
De goddelijke ordening ligt aan de basis van alles, hetzij in het klein, hetzij in het groot. Daarom is het vanzelfsprekend dat de eeuwige Godheid weet heeft van het kleinste wereldgebeuren en elke gebeurtenis wederom noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het geheel. Als de mens het hele natuurleven op deze manier zou bekijken, dan zou hij er helemaal niet omheen kunnen notie te nemen van de Godheid die alles leidt en wijs bestuurt. Want geen enkele nog zo wijze aardse heerser kan een natuurgebeuren beïnvloeden. Dit berust alleen bij de Heerser over het heelal, die sinds eeuwige tijden de natuur en alles wat er in ontstaat, Zijn wetten gegeven heeft.
De werking van de zon is driemaal per dag anders: ’s morgens, ’s middags en ’s avonds. Ze werkt steeds met verschillende kracht en telkens op een andere manier op de levende wezens in. Ze wekt ’s morgens als het ware al het slapende tot leven. Ze richt bladeren en bloesems, grassen en stengels op en voorziet ze van kracht om het dagelijkse ontwikkelingsstadium door te maken, om te groeien en te gedijen.
Op het middaguur is de kracht van de zon zodanig toegenomen dat ze een stimulerende invloed heeft op alle schepselen in zoverre ze nog aan het groeien zijn. Ze stimuleert dan alles tot de hoogste activiteit en bevordert zo weer de ontwikkeling van alle levende wezens op aarde.
Maar tegen de avond is haar licht reeds uitermate mild en beroert ze alles weldadig met verzachte licht- en warmtekracht. En toch is ook deze langzame teruggang van haar werkzaamheid wijs ingericht om alles wat er op aarde leeft, de overgang van de hitte van de dag naar de koelte van de nacht niet zo plotseling te laten ervaren.
Zo moet ook de mens zich bewegen in zijn kringloop van alle dingen die volgens Gods wijsheid en wil geordend en gestuurd is. En deze regelmatige herhalingen van alle gebeurtenissen zijn wenken naar het bestuur van de eeuwige Godheid en wijzen erop dat de mens dus een ingevoegde schakel is in de keten die door alle eeuwigheden heen geleid wordt en door de goddelijke Meester Zelf gesmeed is.
Amen
Traduttore