Je répète toujours de nouveau que les hommes marchent encore beaucoup dans le noir et qu’à cause de cela à eux il doit être allumé une lumière. Mais beaucoup de choses sont qualifiées de lumière alors qu’elles intensifient plutôt le noir, parce que ce sont des lumières d’éblouissement procédées de Mon adversaire et guidées aux hommes par des forces spirituelles qui n'ont pas le droit d'enseigner, mais elles s'expriment là où sont établis des contacts avec le monde spirituel, où s'incluent des esprits non mûrs, parce qu'il n'existe pas encore les conditions pour garantir l'apport de la pure Vérité. Mon adversaire cherchera toujours à ne pas perdre sa suite et pour cela il cherche à retenir les hommes à mener des actions d'amour, peu importe sous quelle forme cela se déroule. Il cherche aussi à empêcher que les âmes s'élèvent de l'abîme, qu’elles arrivent du noir de la nuit au grand jour. Et donc il fera tout pour empêcher le Salut des âmes de l'abîme, lorsque celles-ci sont entrées dans le Règne de l'au-delà et n’ont encore trouvé aucune foi en Jésus Christ. Ces âmes peuvent être aidées seulement au moyen d'une prière affectueuse, parce qu'une telle action signifie indubitablement le salut de la chute dans l'abîme, de la pire obscurité. Mais il veut retenir les hommes vraiment dans celle-ci, parce qu’une prière affectueuse est l'unique moyen pour renforcer la volonté de ces âmes malheureuses qui sont réceptives pour les enseignements qui leur sont donnés même dans le Règne de l'au-delà par des guides spirituels. Toutes les âmes non libérées manquent de force pour améliorer toute seule leur situation, elles dépendent de l'affectueuse prière des hommes, qui à son tour a un effet de force sur ces âmes, sans cependant les forcer. Mais à la longue aucun être ne pourra résister à l'amour et c’est cela que l'adversaire veut empêcher. Si maintenant l'homme peut être instruit par son esprit, alors il recevra toujours une clarification selon la Vérité. Mais si les actes de l'esprit dans l'homme sont mis en doute, s’il ne se laisse pas instruire par Moi-Même, mais par des êtres du Règne spirituel que lui-même ne peut pas contrôler, alors il devrait être prudent et examiner sérieusement si les enseignements transmis correspondent à la Vérité. Parce qu'alors lui-même devient facilement un aide de Satan s'il répand un bien spirituel contraire à la Vérité. Et il est facile d’examiner si l'homme emploie seulement la mesure de l'amour. Est-ce qu’il correspond peut-être à Mon Amour et à Ma Sagesse qu’à un être qui se sent malheureux, il ne soit pas donné d’aide ? Permettrai-Je qu'un être qui désire ardemment le salut et l'amour, soit empêché par les serres de Satan ? Toujours seulement la volonté de l'être est déterminante s'il accepte l'aide, mais celle-ci n'est jamais refusée, jamais il n’est concédé le pouvoir à l'adversaire, parce que Je ne condamne jamais, mais Je cherche toujours seulement à sauver les âmes de l'abîme. Et ce Salut, si l'âme elle-même est trop faible, peut se produire seulement avec la force de l'amour qui peut être apportée aux pauvres âmes de la part des hommes ou bien des êtres de Lumière. Et la prière affectueuse d'un homme sur la Terre a un effet de force qui va en faveur de l'être dans l'au-delà et renforce sa volonté, mais la volonté de l'âme est respectée. Le fait que Mon Œuvre de Salut continue dans le Règne de l'au-delà, est déjà fondé dans Mon très grand Amour pour toutes Mes créatures. J'aiderai toujours dans l’éternité le mort à monter vers le Haut, bien que Je respecte sa libre volonté. Mais même l’amour de l’homme sur Terre pour de telles âmes malheureuses non libérées, est un courant de force qui touche ces âmes et peut stimuler leur volonté à accepter des enseignements qu’elles peuvent recevoir même dans Règne de l’au-delà, et qui leur offrent d'abord une lumière faible qui cependant augmentera plus elles sont de bonne volonté pour accepter ces enseignements. Mon Amour ne finit jamais, il est aussi pour ces pauvres âmes, et Je ne permettrai jamais dans l’éternité que l'adversaire les arrête lorsqu’elles cherchent la voie vers la Lumière. Mais Je confie ces âmes toujours au cœur des hommes qui pensent à elles dans une prière silencieuse et, vraiment, aucune âme qui est rappelée dans une prière affectueuse n’ira se perdre. C’est vraiment un enseignement satanique que de prêcher aux hommes l'inutilité de la prière ; un tel enseignement ne peut jamais et encore jamais avoir son origine en Moi, parce qu'il est totalement contraire à Mon Plan de Salut qui est aussi pour le Règne de l'au-delà et auquel chaque homme sur la Terre peut participer au moyen d'une prière affectueuse. Je vous dis toujours de nouveau : - vous pouvez vraiment sauver tous les habitants de l'enfer grâce à votre prière, parce que Mon adversaire est impuissant face à l'amour, l'amour arrache de ses mains toutes les âmes qu'il voudrait retenir. Dans ses rapports avec l'amour il n'a pas la force, et pour cela il veut entraver les hommes à agir dans l'amour, et il le fait en mentant à vous les hommes au sujet de l'inutilité de votre prière affectueuse. Et il trouve même des hommes disposés à accepter une telle erreur et ils la répandent avec ferveur comme Vérité. Et si ces hommes voulaient réfléchir que leurs enseignements sont absolument contraires à Mon Amour et à Ma Sagesse, eux-mêmes alors comprendraient leur erreur, parce que Je cherche toujours à sauver, mais jamais à condamner. Et chaque homme de bonne volonté Me soutiendra dans cette Œuvre de Salut de sorte qu’il puisse distribuer la Force grâce à leur amour et n'agisse de toute façon pas contre la Loi de l'Ordre éternel.
Amen
TraducteursSteeds weer leg IK er de nadruk op dat de mensen nog te veel in het duister verkeren, en dat hun daarom een licht moet worden ontstoken. Maar veel wordt vaak voor licht aangezien, dat toch eerder de duisternis nog dieper maakt. Het zijn verblindende lichten - afkomstig van Mijn tegenstander, en naar de mensen gebracht door krachten die niet de bevoegdheid hebben onderwijs te geven. Die zich echter toch daar openbaren waar verbindingen geknoopt worden met de geestelijke wereld, waar onrijpe geesten tussenbeide kunnen komen omdat zekere vereisten nog niet aanwezig zijn die het brengen van de zuivere waarheid garanderen.
Steeds is Mijn tegenstander er op uit zijn aanhang niet te verliezen.Daarom tracht hij de mensen terug te houden van het doen van liefdewerken, onverschillig op welke manier zoiets plaatsvindt. Vóór alles probeert hij te verhinderen dat de zielen de diepte ontstijgen, dat zij uit het donker van de nacht tot het licht van de dag komen. Zodoende zal hij ook alles doen om de verlossing van de zielen uit de diepte te verhinderen, als zij het rijk hierna zijn ingegaan en het geloof in JEZUS CHRISTUS nog niet hebben gevonden.
Zulke zielen zijn alleen door liefdevolle voorspraak te helpen, want dat betekent voor hen het zekerste behoud voor de val in de diepte, voor de ergste duisternis. Van deze liefderijke voorspraak wil hij echter de mensen terughouden, omdat die het enige middel is de wil van die ongelukkige zielen te sterken, zodat zij open staan voor die onderrichtingen die hun ook in het rijk hierna door geestelijke leiders wordt gegeven.
Het ontbreekt alle onverloste zielen aan kracht om voor zichzelf hun toestand te verbeteren. Zij zijn op de liefderijke voorspraak van de mensen aangewezen, die weer als kracht haar uitwerking op deze zielen heeft zonder hen echter te dwingen. Op de duur kan geen wezen de liefde weerstaan, en dat is het wat de tegenstander wil tegengaan.
Kan nu de mens door zijn Geest in zich onderricht worden, dan zal hij steeds waarheidsgetrouwe opheldering ontvangen. Wordt echter het werken van de geest in de mens in twijfel getrokken, laat hij zich niet door MIJZelf maar door wezens uit het geestelijke rijk onderrichten - die hijzelf niet controleren kan, dan moet hij voorzichtig zijn en ernstig onderzoeken of de hem overgebrachte lessen ook volgens de waarheid zijn. Want dan wordt hijzelf gemakkelijk een helper van satan, als hij geestelijk goed verspreidt dat in tegenspraak is met de waarheid, en dat is gemakkelijk te controleren als de mens maar de maatstaf van de liefde aanlegt.
Stemt het met Mijn Liefde en Wijsheid overeen, dat een wezen dat zich ongelukkig voelt niet geholpen wordt? Zal IK het toelaten dat een wezen door de klauwen van satan wordt vastgehouden, als het naar verlossing en liefde verlangt? Altijd is de wil van het wezen doorslaggevend of het hulp aanneemt. Nooit wordt hem echter hulp geweigerd, nooit wordt de tegenstander macht verleend, want IK verdoem nooit - maar tracht steeds slechts de zielen uit de diepte te redden. En deze redding kan, als de ziel zelf te zwak is, alleen door de kracht van de liefde geschieden, die van de zijde van de mensen of van de lichtwezens de arme zielen kan worden gebracht.
De liefdevolle voorspraak van een mens op aarde werkt zich uit als kracht die het wezen in het hiernamaals ten goede komt en zijn wil sterkt, aan de wil van de ziel echter wordt gevolg gegeven.
Dat Mijn Verlossingswerk ook in het rijk hierna wordt voortgezet vindt zijn oorsprong in Mijn overgrote Liefde, die al Mijn schepselen betreft. Steeds en steeds weer zal IK het gevallene omhoog helpen, hoewel IK zijn vrije wil eerbiedig. Maar ook de liefde van een mens op aarde die uitgaat naar zulke onverloste zielen is een krachtstroom, die deze zielen beroert en dus hun wil kan aansporen deze leringen aan te nemen - die zij ook in het geestelijke rijk kunnen ontvangen. Die hun eerst een zwak licht schenken, dat echter sterker zal worden hoe gewilliger zij deze onderrichtingen aannemen.
Mijn Liefde houdt nooit op, zij geldt ook voor die arme zielen. Nooit zal IK toelaten dat de tegenstander hen hindert als zij de weg zoeken naar het licht. De mensen echter bind IK steeds de liefde voor deze zielen op het hart, opdat zij hen gedenken in stille voorspraak. En waarlijk, er zal geen ziel verloren gaan aan wie in liefderijke voorbede gedacht wordt.
Het is werkelijk een satanische leer de mensen de nutteloosheid van voorspraak te verkondigen. Zulk een leer kan nooit uit MIJ haar oorsprong hebben, want zij is totaal in tegenspraak met Mijn plan van verlossing dat ook in het rijk hierna geldt - en waaraan ieder mens op aarde kan deelnemen door zijn liefdevolle voorspraak.
Steeds weer zeg IK u: U zou waarlijk al de bewoners van de hel kunnen verlossen op grond van uw voorbede. Want tegenover de liefde is Mijn tegenstander machteloos. De liefde ontrukt hem alle zielen die hij zou willen vasthouden. Tegenover de liefde heeft hij geen macht, en daarom wil hij de mensen verhinderen liefdewerk te verrichten. En dat doet hij door de mensen de nutteloosheid van 'n liefderijke voorspraak voor te liegen, en hij vindt ook gewillige mensen die zo'n dwaling aannemen en als waarheid ijverig verdedigen. Als deze mensen maar wilden overwegen dat hun leerstellingen Mijn Liefde en Wijsheid geheel en al tegenspreken, dan zouden zij zelf ook hun dwaling inzien. Want altijd zal IK trachten te verlossen - nooit echter verdoemen.
En ieder mens die bereid is lief te hebben zal MIJ ook ondersteunen in dit werk van verlossing, zodat IK terwille van hun liefde Mijn Kracht kan uitdelen en toch niet tegen de wettelijke orde van eeuwigheid inga.
Amen
Traducteurs