Compare proclamation with translation

Other translations:

Sense of good and evil....

Everyone is able to distinguish right from wrong if he only considers the effect on himself, if he considers what serves his own well-being or creates open discomfort for him.... quite apart from those procedures which obviously cause damage or great suffering. The human being will always know what serves him for the best, what he wishes for himself or what he would ward off if he were the target of attacks or also of good actions by a fellow human being. The human being knows quite well what is right or wrong, which is why he was also given the commandments of love which once again require him to do what is quietly hidden in the human being as a feeling but which he does not always pay attention to. Therefore, the divine commandments of love should make him aware of his duties towards God and his neighbour.... He should learn to live consciously, always with the measure of the divine commandments in his conduct of life. Emotionally he knows that his neighbour demands the same from him as he demands from himself: loving accommodation and respect for what belongs to him.... as well as help when his neighbour needs it, because in the same situation he would also be grateful for the same, for the same consideration he finds in him as well as for the understanding for his own needs. Man need only ever put himself in his neighbour's place, and then he will know what is right in every case. But now the degree of self-love which still controls the human being is decisive, for although he knows what he should do and what is good in God's eyes, his self-love can nevertheless be so strong that he is incapable of making a sacrifice for the benefit of his neighbour.... Then he must use great force to overcome his self-love in favour of the neighbour, but it cannot be said that he is incapable of distinguishing good from evil, that he does not know that he is obliged towards the neighbour.... but precisely his knowledge increases the sin of omission he commits when he does not relieve his neighbour's distress, although he is capable of doing so.... For only his excessive self-love prevents him from carrying out a work of help, but he knows that he should do it according to God's will and His commandments of love. He knows what it is like to be in need himself and is then grateful for every help. And so he should also think of his neighbour in his adversity and not deny him help, even if it costs him a sacrifice of overcoming.... But the more his work of love will be valued and he will be rewarded for what he has done out of love for his neighbour. Every person will therefore be able to understand the divine commandments of love, for the feeling for right and wrong, for good and evil, is present in every human being, just as he will therefore not be able to 'sin with impunity' because he will always recognize his wrongdoing towards his neighbour.... Therefore, love for his neighbour should first prevent him from sinful actions against him, he should fight unkindness.... then the path to practicing love for his neighbour will not be far away. For the spark of love is within him and will also easily ignite if the person is of good will.... which he proves when he refrains from all sinful actions against his neighbour and thus wants to protect him from all kinds of harm. Then it is no longer far to render him services of love, because he puts himself in the place of the neighbour who is in need and now also wants to help him.... Good and evil, right and wrong, must be consciously separated.... fight the one, strive for the other.... Then the path is no longer far to unselfish activity of love, for then the human being is of good will and will act according to God's will.... he will act, think and speak according to the commandments of love for God and neighbour....

Amen

Translator
Translated by: Doris Boekers

Gevoel voor goed en kwaad

Ieder is in staat recht van onrecht te onderscheiden wanneer hij alleen al denkt aan de uitwerking bij zichzelf, wanneer hij er aan denkt wat hem zelf tot welbehagen strekt of hem openlijk misnoegen verschaft, nog helemaal afgezien van zulke gebeurtenissen die duidelijk schade of groot leed aanrichten. Wanneer hij zelf het doel van vijandigheden zou zijn of ook van goede handelingen van een medemens, dan zou de mens steeds weten wat voor zijn bestwil is, wat hij voor zichzelf wenst of wat hij verre van zich zou houden. De mens weet heel goed wat recht en wat onrecht is, waarom hem ook de geboden van de liefde werden gegeven, die nog eens eisen dat te doen, wat in de mens stil verborgen is als gevoel, maar waar hij niet altijd acht op slaat.

Daarom moeten de goddelijke geboden van de liefde hem opmerkzaam maken op zijn plichten tegenover God en de naaste. Hij moet bewust leren leven, met bij zijn leefwijze steeds de maatstaf van de goddelijke geboden. Gevoelsmatig weet hij wel, dat de naaste van hem hetzelfde verlangt wat hij zelf van deze verlangt. Liefdevolle bejegening en datgene eerbiedigen wat de ander toebehoort, evenals hulp, wanneer de naaste deze nodig heeft. Want hij zou in dezelfde omstandigheden hem ook dankbaar zijn voor hetzelfde, voor dezelfde consideratie die hij bij hem vindt, evenals het begrip voor de eigen noden.

De mens hoeft zichzelf alleen maar in de situatie van de naaste te verplaatsen en dan zal hij ook weten wat juist is in elke situatie. Maar nu wordt de doorslag gegeven door de mate van eigenliefde die de mens nog beheerst. Want hoewel hij weet wat hij moet doen en wat goed is in de ogen van God, kan zijn eigenliefde toch zo sterk zijn dat hij niet in staat is een offer te brengen ten gunste van de naaste. Dan moet hij grote kracht gebruiken om zijn eigenliefde te overwinnen ten gunste van de naaste.

Maar het kan niet gezegd worden dat hij niet in staat zou zijn geweest, goed en kwaad te onderscheiden. Dat hij niet zou weten dat hij tegenover de naaste verplichtingen heeft. Doch juist zijn weten maakt de zonde die hij begaat uit nalatigheid, groter, wanneer hij de nood van zijn naaste niet lenigt, ofschoon hij daartoe in staat is. Want alleen zijn overgrote eigenliefde verhindert hem hulp te verlenen.

Maar hij weet dat hij het zou moeten doen volgens de wil van God en Zijn geboden van liefde. Hij weet hoe het is om zelf in nood te geraken en is dan dankbaar voor elke hulp. En zo moet hij ook aan de naaste in zijn nood denken en hem de hulp niet onthouden. Ook niet wanneer het hem een offer van zelfoverwinning kost. Maar des te meer wordt gewaardeerd en wordt hem vergolden, wat hij uit liefde voor de naaste heeft gedaan.

Ieder mens zal dus kennis kunnen hebben van de goddelijke geboden van de liefde. Want het gevoel voor recht en onrecht, voor goed en kwaad, is in ieder mens aanwezig. Zo zal hij dus ook niet ongestraft kunnen zondigen, omdat hij steeds zijn onrecht tegenover de naaste zal inzien. De liefde voor de naaste moet hem dus op de eerste plaats afhouden van zondig handelen tegenover hem. Hij moet de liefdeloosheid bestrijden. Dan zal de weg tot het beoefenen van naastenliefde niet meer ver zijn.

Want de liefdesvonk ligt in hem. En die zal ook gemakkelijk ontbranden wanneer de mens van goede wil is, wat hij laat zien wanneer hij afziet van alle zondige handelingen tegenover de naaste en hij hem dus wil behoeden voor schade van allerlei aard. Dan is het niet ver meer hem liefdevolle diensten te bewijzen, omdat hij zichzelf verplaatst in de situatie van de naaste die in nood is, en hij hem nu ook helpen wil.

Goed en kwaad, recht en onrecht, moeten bewust gescheiden worden. Het ene moet worden nagestreefd en het andere bestreden. Dan is de weg niet meer ver naar onzelfzuchtig werkzaam zijn in liefde. Want dan is de mens van goede wil. En hij zal handelen naar Gods wil. Hij zal handelen, denken en spreken volgens de geboden van de liefde tot God en tot de naaste.

Amen

Translator
Translated by: Gerard F. Kotte