The weak must submit to the will of the strong and bow to his power. Yet this is not right before God, for He has not appointed any human being to judge and rule over his fellow human being apart from the power He has placed over the people as rulers, who are no longer able to take divine laws as their guiding principle. Such a people needs a leader who dictates to it what it must and must not do, and the ruling power will act all the more strictly against the people the less it observes the laws that exist from eternity and whose lawgiver is God Himself. However, this ruling power is also commanded by God to exercise its office in love. And if it abides by this, its government will be just and guide the people in such a way that they will return to discipline and order of their own accord and no longer need a strict government, i.e. they will also be freed from it. But if the people have become completely unloving, they will also have a completely unloving ruler, who will again harass the people, often to the point of intolerability, and yet God will allow this so that such a people will still come to recognize it. It is certainly not in accordance with divine will that a power allows itself to commit offences that violate every commandment of love. And everything that violates divine will will also have a corresponding effect. People must know what is right before God and they must therefore abhor every action which clearly recognizes the activity of a power that is opposed to God. They must not themselves agree with or approve of the actions of those, but they must ensure that the lack of love is reduced as far as possible, they must ensure that the God-opposing power is not given the opportunity to develop its strength and power. Thus people must educate themselves in love, then the strict overlordship will not last long either, for God will take it away again when people mould themselves to such an extent that they no longer need a strict government. Conversely, however, the pressure from an earthly authority will become ever stronger the less people practice love, and a people that has become completely loveless can hardly expect any relief. It will have to submit to the ruling power to its sorrow, for unkindness triggers unkindness again, and such a people will hardly attain discipline and order....
Amen
TranslatorHet zwakke moet zich schikken in de wil van de sterkere en zich voor zijn macht buigen. Maar voor God is dit niet juist, want Hij heeft geen mens ervoor bestemd om recht te spreken en te heersen over de medemensen, buiten de macht die Hij boven het volk, dat niet meer in staat is om de goddelijke wetten tot richtsnoer te nemen, als heerser geplaatst heeft. Zo’n volk heeft een leider nodig, die het voorschrijft wat het te doen en te laten heeft en de heersende macht zal des te strenger tegen het volk optreden, des te minder het zich aan die wetten houdt, die al van eeuwigheid af bestaan en waarvan de wetgever God Zelf is.
Maar deze heersende macht is ook door God geboden om haar plicht in liefde te vervullen. En als deze zich daaraan houdt, zal haar regering rechtvaardig zijn en het volk zo leiden, dat het vanzelf weer naar de tucht en orde terugkeert en een strenge regering niet meer nodig heeft, dus daar ook van bevrijd wordt. Maar als het volk geheel liefdeloos geworden is, dan zal het ook een geheel liefdeloze leider hebben, die het volk vaak weer tot aan het ondraaglijke zal kwellen. En toch wordt dit door God toegelaten, opdat zo’n volk nog tot inzicht komt. Het is weliswaar niet volgens de goddelijke wil, dat een macht zich overtredingen veroorlooft, die tegen elk gebod van de liefde indruisen. En alles, wat tegen de goddelijke wil indruist, zal ook een overeenkomstig effect hebben.
De mensen moeten weten, wat goed is voor God en ze moeten daarom elke handeling verafschuwen, die duidelijk zichtbaar het werkzaam zijn van een aan God tegengestelde macht laat herkennen. Ze mogen zelf niet instemmen met of goedkeuring geven aan de handelswijze van diegenen, maar ze moeten ervoor zorgdragen, dat de liefdeloosheid naar vermogen verminderd wordt. Ze moeten ervoor zorgdragen, dat de aan God vijandelijke macht geen gelegenheid gegeven wordt om haar kracht en macht te kunnen ontplooien.
Zodoende moeten de mensen zich in de liefde opvoeden. Dan zal ook de strenge opperheerschappij niet van lange duur zijn, want God neemt deze weg, als de mensen zich zo ver gevormd hebben, dat ze een strenge regering niet meer nodig hebben. Maar omgekeerd zal de druk van een aardse macht steeds groter worden, hoe minder de mensen zich in de liefde oefenen en een volk, dat geheel liefdeloos geworden is, zal nauwelijks een verlichting te verwachten hebben. Het zal zich tot zijn leedwezen in de heersende macht moeten schikken, want liefdeloosheid zal weer liefdeloosheid veroorzaken en zo’n volk zal nauwelijks tot tucht en orde geraken.
Amen
Translator