Compare proclamation with translation

Other translations:

Unusual task.... unusual strength.... constant submission of will....

An unusual task also requires unusual strength, and in order to be able to receive this strength, the human being's striving must also be unusually great, i.e. the human being's will must always and repeatedly be prepared to fulfil the divine will. A one-off agreement and willingness to serve God is not enough. Man must always place himself at God's disposal anew in order to be able to receive power from God anew. For man's will should become stronger, man should consciously seek the connection with God, because only this means the separation from the world, which only then ensures the ability to receive divine strength. Once the human being declares himself ready and this would be sufficient for the later task, further development would be guaranteed even if the human being's will were weak or turned towards God's adversary. And every human being will be exposed to this state from time to time and has to be, because the adversary's struggle for the soul will also start and God will not deny him this either. Thus the human being would then no longer fight against his enemy but against God Himself, and this would result in a certain higher development which, however, would no longer be caused by free will. Spiritual freedom is only possible when the human being has completely freed himself from the evil power that wants to dominate him.... But a detachment from this power is at the same time a union with God.... The union with God, however, must be striven for by the being itself, consequently the innermost drive in the human heart must long for God, and this longing must become a permanent state, because the divine power flows to the human being in accordance with the longing. If the human being is to fulfil a task which requires extraordinary strength he must always be in contact with God, he must always and constantly open his heart so that God's love can communicate itself to him, thus the will must be incessantly active, he must time and again submit himself to God the lord, he must regard himself as an empty vessel which constantly fills itself with the strength which is absolutely necessary for extraordinary activity. Unusual work, however, will always be to wrest from God's adversary the souls that still cling to him. Unusual work is furthermore to pass on the spiritual knowledge received by a person to fellow human beings who have not yet formed themselves sufficiently to receive spiritual knowledge directly. For they will almost always resist it if it is brought to them, since the ability to recognize the truth also presupposes a desire for the truth. And such people must now be influenced with all love and patience so that they are willing to think through what they have heard. Then it can also be received by them. Therefore, the transmission of spiritual truths to fellow human beings requires people who are extremely willing to be of service and who are driven by the realization of humanity's spiritual need to be willing to help. They must place themselves at God's disposal time and time again, as such a task can only be accomplished from the innermost drive and could therefore never become a mechanical act. Only when the human being is fully and completely absorbed in this task can God work through him in such a way that He makes use of the human being's will and the latter must now act in accordance with God's will. This state, however, presupposes profound love for God and his fellow human beings, and thus the will is constantly active as soon as it is driven by love. However, as long as the human being is still struggling and the transformation of his soul is not yet complete, he requires an immense supply of strength but must also acquire it, i.e. he must ask for it in constant union with God. A person must, as it were, live for his fellow human beings and form the bridge from them to God. A person must recognize adversity and try to avert it by shaping himself in such a way as is necessary in order to receive God's strength.... And he now has to use the gift of strength for his fellow human beings again, for a person's love, which is expressed in his activity for his fellow human beings, is able to transfer much, thus also the gift of strength from God to them, if his endeavour is not openly resisted. The will to serve God enables man to redeeming activity, and this will be successful if deep love changes his nature to gentleness, patience and peacefulness, for he may only fight with these weapons if victory is to be on his side. But it is a difficult beginning to lead humanity on the same path that brings it the power supply from God. Therefore, the human being who wants to serve God constantly receives strength in the form of the divine word as soon as he proves himself worthy of it, and the human being increases in wisdom, his will is strengthened, his ability to pass on the divine teachings also grows and his love becomes ever deeper, and this is decisive for his earthly task.... Only love brings him the love of God to such an extent that he submits himself ever more willingly to God and finally becomes completely absorbed in His will....

Amen

Translator
Translated by: Doris Boekers

Buitengewone opdracht – Buitengewone kracht – Voortdurende onderwerping van de wil

Een buitengewone opdracht veronderstelt ook een buitengewone kracht en om deze kracht te kunnen ontvangen, moet ook het streven van de mens buitengewoon groot zijn. Dat wil zeggen dat de wil van de mens steeds meer weer bereid moet zijn om de goddelijke wil te vervullen. De eenmalige goedkeuring en het ertoe bereid zijn om God te willen dienen, is niet voldoende. De mens moet zich steeds weer opnieuw aan God ter beschikking stellen om steeds weer opnieuw kracht van God te kunnen ontvangen. Want de menselijke wil moet sterker worden. De mens moet bewust de verbinding met God zoeken, omdat dit pas de scheiding van de wereld betekent, die pas dan de verzekering geeft om in staat te zijn om goddelijke kracht op te nemen.

Als de mens zich nu eenmaal bereid verklaard heeft, en dit zou genoeg zijn voor de opdracht van straks, dan zou nu de verdere ontwikkeling ook dan gegarandeerd zijn, als de wil van de mens zwak of naar de tegenstander van God toegekeerd zou zijn. En aan deze toestand zal elk mens af en toe blootgesteld worden en moet dat ook worden, omdat het strijden van de tegenstander om de ziel eveneens begint en God hem dit ook niet belet. De mens zou dan niet meer strijden tegen zijn vijand, maar tegen God Zelf en dit zou dan een zekere opwaartse ontwikkeling ten gevolge hebben, die dan echter niet meer de vrije wil als reden zou hebben.

Geestelijke vrijheid is alleen maar mogelijk, als de mens zich geheel vrij gemaakt heeft van de boze macht, die hem wil overheersen. Maar een losmaken van deze macht is tegelijkertijd een verbinden met God. De vereniging met God moet echter door het wezenlijke zelf nagestreefd worden. Bijgevolg moet de meest innerlijke drijfveer in het hart van de mens naar God verlangen en dit verlangen moet een permanente toestand worden, omdat de goddelijke kracht overeenkomstig dit verlangen naar de mens toestroomt.

Als de mens nu een opdracht uit moet voeren, die buitengewone kracht vereist, dan moet hij steeds in contact staan met God. Hij moet voortdurend zijn hart openen, opdat de liefde van God hem vertrouwen kan schenken, dus de wil moet onophoudelijk werkzaam zijn. Hij moet zich steeds weer aan God de Heer onderwerpen. Hij moet zichzelf als een leeg vat beschouwen, dat zich onophoudelijk met de kracht vult, die absoluut noodzakelijk is voor het buitengewone werkzaam zijn.

Maar het zal altijd een buitengewone activiteit zijn om de tegenstander van God de zielen te ontworstelen, die hem nog aanhangen. Verder is het een buitengewoon werkzaam zijn om wat de mensen aan geestelijke goederen toegestuurd wordt, door te geven aan medemensen, die zich nog niet zo ver ontwikkeld hebben om geestelijke goederen rechtstreeks in ontvangst te nemen. Want deze zullen bijna altijd weerstand bieden, als ze in aanraking gebracht worden met zulke geestelijke goederen, omdat de bekwaamheid om de waarheid te herkennen ook een verlangen naar de waarheid veronderstelt.

En nu moet er met alle liefde en geduld op zulke mensen ingewerkt worden, opdat ze bereidwillig worden om hetgeen vernomen is, grondig te doordenken. Dan kan het bij hen ook ingang vinden. Voor het overdragen van geestelijke waarheden op medemensen zijn er buitengewoon gedienstige mensen nodig, die door het besef van de geestelijke nood van de mensheid tot hun hulpbereidheid gedreven worden. Ze moeten zich telkens weer aan God ter beschikking stellen, omdat zo’n opdracht alleen maar vanuit de diepste aandrang uitgevoerd kan worden, dus nooit tot een mechanische handeling zou kunnen worden.

Pas wanneer de mens geheel en al in deze opdracht opgaat, kan God zo door hem werkzaam zijn, dat Hij Zich van de wil van de mens bedient en deze nu zo moet handelen, zoals het Gods wil is. Maar deze toestand veronderstelt de diepste liefde voor God en voor de medemensen en zodoende is de wil dan voortdurend actief, zodra deze door de liefde aangedreven wordt. Maar zodra de mens nog worstelt en de hervorming van zijn ziel nog niet voleindigd is, heeft hij een enorme aanvoer van kracht nodig. Maar deze moet hij eveneens verwerven. Dat wil zeggen hierom vragen in voortdurende verbinding met God.

Een mens moet in zekere zin voor de medemensen leven en door hen de brug bouwen tot God. Een mens moet de nood herkennen en haar proberen af te wenden, doordat hij zich zo ontwikkelt, zoals het nodig is om door God met Zijn kracht bedacht te worden. En hij moet nu de schenking van kracht weer gebruiken voor zijn medemensen, want de liefde van een mens, die tot uitdrukking komt in het werkzaam zijn voor de medemensen, is tot veel in staat. Dus ook de krachtschenking van God op hen overbrengen, als tegen zijn inspanningen geen duidelijk verzet geboden wordt. De wil om God te dienen stelt de mens in staat om verlossend werkzaam te zijn en deze zal succes hebben, wanneer diepe liefde zijn wezen verandert tot zachtaardigheid, geduld en vredelievendheid. Want alleen met deze wapens mag hij strijden, als hij de zege wil behalen.

Maar het is een moeilijke onderneming om de mensen naar deze weg te leiden, die hen de toevoer van kracht uit God oplevert. Daarom wordt de mens, die God wil dienen onophoudelijk kracht in de vorm van het goddelijke woord toegestuurd, zodra hij bewijst deze waardig te zijn en de wijsheid van de mens neemt toe, zijn wil wordt sterker, zijn bekwaamheid om de goddelijke leringen door te geven groeit eveneens en zijn liefde wordt steeds dieper en dit is bepalend voor zijn opdracht op aarde. Alleen de liefde levert hem de liefde van God in zo’n mate op, dat hij zich steeds bereidwilliger aan God onderwerpt en uiteindelijk geheel in Zijn wil opgaat.

Amen

Translator
Translated by: Peter Schelling