Compare proclamation with translation

Other translations:

Redemption through serving in love.... mandatory state and free will....

Without serving activity, no being can redeem itself. This applies to beings in bound as well as in free will. Serving activity is always the prerequisite for reaching the state which lets it become free of its outer form. And the more willingly the being subjects itself to serving activity the faster it can change the outer form until the last outer form, the flesh body of man, surrounds the soul, and now again serving in love is the task, which the soul must fulfil to also flee from the last outer form and to be able to enter the spiritual kingdom unencumbered. Serving in love is the only thing that frees the soul from its unfree state, and it is precisely this that people pay so little attention to. In their hustle and bustle they no longer find time for other people, they forget the actual task because they consider themselves to be too much the centre of attention. And therefore they remain bound, for only service in love redeems. In the preliminary stages the beings are determined by divine will to be of service, they are in a certain state of compulsion so that they have to carry out the activity God has assigned to them. As a human being, however, divine will is excluded insofar as He allows the human being to think and act according to His will. And therefore he is not forced into a serving activity but he has to be active in a serving way of his own free will. The drive to do so must be present in his heart, love must therefore be kindled in him, for only this drives him to be of service to his neighbour. Without love, however, he lacks the drive and the human being will then not fulfil his earthly task. And the whole of humanity suffers from this....

To be active in love requires the greatest overcoming of oneself as long as the human being is not yet in love. But once the flame of love has been kindled in his heart he cannot help but be active in love, for love is strength, but strength can never remain inactive, it will always stimulate activity, thus it will always want to express itself in a way that makes his fellow human being happy. And so the human being serves the one he wants to make happy and thereby frees himself from his former guilt.... because he wanted to rule in arrogance.... Serving therefore means for him a liberation from an endless time endured bondage and at the same time makes the outer form unnecessary, so that therefore the soul can discard its last outer form, because it has thereby proven that it has given up its former attitude against God, that it is no longer against God, but has become love, therefore stands in God-like will, consequently has completely overcome the separation from God, therefore has become one with Him. Union with God means spiritualization, thus earthly deformation has now become unnecessary and every burden has been removed from the soul. But the union with God can only take place in love. The works of love bring about a rapprochement with God, since God is present in every work of love. But anyone who has set himself the goal of drawing closer to God is already in love, for he desires to be united with Him because he loves God. And thus, through this desire, he is also free from opposing violence.... He has redeemed himself through love....

Amen

Translator
Translated by: Doris Boekers

Verlossing door dienen in liefde – Toestand van moeten en een vrije wil

Zonder dienende werkzaamheid kan een wezen zich niet bevrijden. Dit geldt voor zowel de wezens die gebonden zijn alsook voor degenen die een vrije wil hebben. Steeds is de dienende werkzaamheid de voorwaarde voor het bereiken van een toestand, die het vrij laat komen uit zijn uiterlijke vorm. En hoe bereidwilliger het wezen de dienende werkzaamheid ondergaat, des te sneller kan het van uiterlijke vorm wisselen tot de laatste vorm, het vleselijke lichaam van de mens, de ziel omgeeft en nu is weer het dienen in liefde de taak, welke de ziel moet vervullen om ook de laatste uiterlijke vorm te ontvluchten en onbelast binnen te kunnen gaan in het geestelijke rijk.

Dienen in liefde is het enige wat de ziel vrij maakt uit haar onvrije toestand en juist hier schenken de mensen zo weinig aandacht aan. In hun haasten en jagen vinden ze niet meer de tijd voor andere mensen. Ze vergeten de eigenlijke opdracht, want ze beschouwen zichzelf te veel als zelf het middelpunt te zijn. En daarom blijven ze gebonden, want enkel dienen in liefde verlost.

Tijdens de voorstadia zijn de wezens door de goddelijke wil tot dienende werkzaamheid voorbestemd. Ze verkeren in een zekere toestand van moeten, zodat ze die werkzaamheid uit moeten voeren, die God hun toegewezen heeft. Maar als mens valt de goddelijke wil in dit opzicht weg, als Hij de mens zelf laat denken en handelen volgens zijn wil. En daarom wordt hij niet in een dienende werkzaamheid gedrongen, maar hij moet uit vrije wil dienend werkzaam zijn. Daartoe moet de drijfveer in het hart aanwezig zijn. De liefde in hem moet dus ontstoken worden, want pas deze zet hem aan om dienend werkzaam te zijn voor de naaste. Maar zonder liefde ontbreekt hem de drijfveer en de mens vervult dan niet wat hem als aardse taak gegeven is. En hier lijdt de hele mensheid aan.

Werkzaam zijn in liefde vereist net zo lang een grote overwinning op zichzelf, zolang de mens nog niet in de liefde staat. Maar als de vlam van de liefde in zijn hart ontstoken is, kan hij niet anders dan in liefde actief zijn, want liefde is kracht. Maar liefde kan nooit passief blijven. Ze zal steeds tot activiteit aansporen, dus zich willen uiten en wel op een manier die de medemensen gelukkig maakt. En zodoende dient de mens degenen, die hij gelukkig wil maken en hij maakt zich daardoor vrij van zijn vroegere schuld, omdat hij door verwaandheid wilde heersen.

Dat dienen betekent dus voor hem een bevrijding uit eindeloos lange tijd gedragen boeien en maakt tegelijkertijd de uiterlijke vorm onnodig, zodat de ziel zodoende haar laatste uiterlijke vorm af kan leggen, want ze heeft hierdoor bewezen, dat ze haar vroegere instelling ten opzichte van God opgegeven heeft. Dat ze niet tegen God is, maar liefde geworden is, dus in dezelfde wil als God staat. Bijgevolg heeft ze de scheiding van God geheel overwonnen en is ze dus één geworden met Hem.

Vereniging met God betekent vergeestelijking, dus een vervormen is nu onnodig geworden en elke belasting is van de ziel weggenomen. Maar de vereniging met God kan alleen maar in de liefde plaatsvinden. De werken van liefde bewerkstelligen de toenadering tot God, omdat God in elk werk van liefde aanwezig is. Maar wie zich de toenadering tot God ten doel gesteld heeft, die staat al in de liefde, want hij verlangt ernaar om met Hem verenigd te worden, omdat hij God liefheeft. En zodoende is hij door dat verlangen ook bevrijd van de macht van de tegenstander. Hij heeft zichzelf verlost door de liefde.

Amen

Translator
Translated by: Peter Schelling