The teaching of predestination has to be clarified most decisively if people are not to be pushed into wrong thinking and completely mislead. It is a genuine danger to people who accept what is offered to them as a religious dogma without seriously reflecting on it. This teaching destroys every impulse in the human being; by suppressing the aspiration to ascend, the human being becomes inactive and completely surrenders himself to the actions of forces which now have power over him. The person does nothing to resolve this obvious inertia because he believes that God’s grace will reveal itself to him when He so pleases. This assumption is proof of his missing faith in God’s infinite love and mercy, it is an assessment of the Eternal Deity in accordance with human understanding, because it infers that God’s love depends on the worth or worthlessness of the person.
God’s mercy includes all human beings; and divine love is only ineffective where human will offers resistance, but it is always concerned with turning this will towards itself. God is certainly pleased when people ask for Him, whose will thus enables the bestowing of grace. But His care and love is always concerned with those who do not yet want to be seized by His love. However, it would be completely wrong to assume that God’s gift of grace is given arbitrarily, that receiving it can neither be prevented nor encouraged by the human being; it would be completely wrong to use human limitations in respect to the giving of God’s love, i.e. by assuming that it depends on God’s pleasure in the person. In that case the human being would be a lamentable creature, because he is in an imperfect state of maturity which would have to exclude God’s benevolence; he is still sinful, i.e. his will is still striving towards God. God’s benevolence is not aroused until the will turns towards God and this motivates God in giving His grace in abundance to the human being. But God will never impart His grace to the human being whose inner will is still in opposition to God. A person can indeed openly oppose God but his soul can nevertheless desire God, in which case the forces of the underworld are strongly influencing him to revolt against God, and then divine grace will help him to achieve victory over these forces. This is undeniably caused by divine grace, it has helped the person whose heart had desired God. A human being who would receive divine grace without his will or in opposition to his will would be a predestined being, he would have to mature by means of grace. But such maturity excludes free will and would therefore never result in perfection....
Amen
TranslatorDe leer van de voorbeschikking moet zeer beslist worden weerlegd, willen de mensen niet in een verkeerd denken worden gedrongen en volledig op een dwaalspoor gebracht. Ze is een echt gevaar voor de mensen, die aannemen wat hun als geloofsstelling wordt aangeboden, zonder daar ernstig over na te denken. Deze leer verstikt alle aandrift in de mens; het streven opwaarts te klimmen wordt daardoor tegengegaan. De mens wordt passief en hij geeft zich helemaal over aan het doen en laten van de krachten, die nu macht over hem hebben. De mens doet niets om die kennelijke passiviteit op te heffen, want zijn veronderstelling is, dat de genade Gods hem vastpakt, als Hem dit welgevallig is. Deze veronderstelling is een bewijs, dat hem het geloof mankeert aan Gods oneindige Liefde en Barmhartigheid. Het is een beoordelen van de Eeuwige Godheid naar menselijke maatstaf, want de Liefde Gods wordt afhankelijk gemaakt van de waarde of waardeloosheid van de mens.
De Barmhartigheid Gods pakt alle mensen vast, als ze zich tenminste willen laten vastpakken. Alleen waar de menselijke wil weerstand biedt, is de goddelijke Liefde zonder uitwerking. Ze is echter onophoudelijk erop bedacht, deze wil te veranderen, naar Zich Zelf toe. Wel vindt God Zijn welgevallen bij de mensen, die naar Hem verlangen, wier wil dus het geven van de genade mogelijk maakt. Maar Zijn bezorgdheid en liefde geldt onafgebroken degenen, die zich nog niet door Zijn Liefde willen laten vastpakken. Maar het zou totaal verkeerd zijn, aan te nemen, dat Gods genade willekeurig wordt uitgedeeld, dat dus het ontvangen ervan van de kant van de mens noch verhinderd noch bevorderd kan worden. Het zou helemaal verkeerd zijn, het geven van de goddelijke Liefde menselijk beperkt te veronderstellen, ze dus afhankelijk te willen maken van Gods welbehagen in de mens. De mens zou dan een beklagenswaardig schepsel zijn, want hij is in een staat van onvolmaakte rijpheid, die een welbehagen van God uit zou moeten sluiten. Hij is nog zondig, dat wil zeggen, zijn wil gaat nog tegen God in. Pas de wil, die op God is gericht, wekt Gods welgevallen en het zet God aan, de mens Zijn genade in overvloed te doen toekomen. Maar nooit zal God de genade overdragen op de mens, die nog de van God afgekeerde wil in zich draagt. Wel kan de mens openlijk God tegenstand bieden, maar zijn ziel kan toch naar God verlangen, dan zijn de krachten der onderwereld in sterke mate bezig, om hem in opstand te doen komen tegen God en dan zal de goddelijke genade hem helpen, de overwinning op die krachten te behalen. Dit heeft de goddelijke genade wel tot stand gebracht, ze heeft de mens geholpen, wiens innerlijk naar God verlangde. Een mens, aan wie zonder of tegen diens wil goddelijke genade zou kunnen toevloeien, zou een geoordeeld wezen zijn, want hij zou dan door het geven van genade rijp móeten worden. Maar zo’n rijp worden schakelt de vrije wil uit en zou derhalve nooit tot volmaaktheid kunnen leiden.
Amen
Translator