• Zurück

Zeitschätzung für Menschen nicht möglich....

Daß ihr euch nicht verlassen fühlet von Mir, werde Ich stets zu umgehen wissen, denn ihr sollet in allen Nöten und Sorgen euch an Mich wenden, und ihr werdet immer Antwort bekommen, weil Ich es weiß, was euch Sorgen macht, Ich aber stets bereit bin, euch diese abzunehmen, wenn ihr sie Mir nur vertrauensvoll übergebet.... Ihr brauchet euch keinerlei Gedanken zu machen, denn Ich denke für euch, Ich weiß es auch, was euch drückt und welche Fragen euch beschäftigen.... Es sind endlos lange Zeiten vergangen, in der schon Menschen auf der Erde leben, denn die Zeitschätzung, die ihr entnehmet aus dem Buche der Väter, hat nur insofern ihre Berechtigung, als daß der jeweilige Geisteszustand jener Menschen daraus zu ersehen ist, daß aber schon das Menschengeschlecht überlange Zeiten die Erde bevölkert.... daß nur immer jene Geschehen zu ihrer Orientierung festgehalten wurden, die für die Entwicklung der Menschen von Belang waren.... daß es aber nicht mehr möglich ist, diese Zeiten in ihrer Dauer zu bestimmen, ihr würdet niemals zu einem richtigen Ergebnis kommen. So viel steht aber fest, daß schon viele Erdperioden hinter euch liegen, daß aber stets der Mensch das gleiche Schöpfungswerk geblieben ist, das er noch heut ist.... daß er auch seinen Verstand von Beginn an gebrauchen konnte und ihn immer die gleichen Probleme bewegten, die auch heut noch den Menschen zu schaffen machen, soweit sie sich um den Anlaß des Seins und seine (seiner) Zweckbestimmung handelten. Denn diese Gabe, darüber nachzudenken, hatte Ich den Menschen von Beginn an gegeben. Schon in jener Zeit entdeckten die Menschen Spuren von vorzeitlichen Geschöpfen, die sie zwar nicht als ihresgleichen anerkennen wollten, da sie doch erheblich von ihrer eigenen Art abwichen und weil es die ersten Menschen wußten, daß vor ihnen noch keine gleichen Menschen waren, denn sie erkannten sich als eine Neuschöpfung, sie selbst wußten es, daß mit ihrer Existenz ein Schöpfungsakt begann, der zuvor noch nicht gewesen war.... Sie wußten es, daß sie sich austauschen konnten und es jedem geschaffenen Menschen möglich war, sich mit den Mitmenschen austauschen zu können. Zudem waren ihnen solche Vorwesen unbekannt, wie sie auch nicht alle Vorschöpfungen kannten, die sie selbst hatten durchgehen müssen, bis sie sich als Mensch verkörpern durften.... Doch niemals haben zu gleicher Zeit jene Präadamiten mit den Menschen auf der Erde gelebt, denn jene waren ausgestorben, als sich Menschen auf der Erde einfanden. Es konnte also niemals ein Zusammenleben stattgefunden haben, weil solches nicht Meinem Plan von Ewigkeit entsprach, der nichts Mangelhaftes hätte entstehen lassen zu einer Zeit, wo der vollkommene Mensch sich als Krone der Schöpfung erweisen sollte. Denn alle Vorschöpfungen waren diesem Menschen unbewußt, er kannte nicht seinen langen Gang durch die Schöpfungswerke dieser Erde, und also mußte er eine vollkommene Neuschöpfung sein, die eine Seele aufnehmen konnte, weil nun für den Menschen ein ganz neuer Erdengang begann mit dem Ziel der endgültigen Vereinigung mit Mir. Daß der Mensch diese letzte Vereinigung aus eigenem Versagen nicht erreichte, hat aber nichts mit dem Gang durch die Vorstadien zu tun, denn jede Seele, die sich einmal als Mensch verkörpern darf, hat auch den Reifegrad erreicht, der eine solche Verkörperung zuläßt. Es ist aber dem Menschen unmöglich, eine genaue Zeit seines Verweilens auf der Erde festzustellen, und er wird auch darüber keine Aufklärung erhalten, weil es belanglos ist, wie lange er schon die Erde belebt, und so auch lassen sich nicht die Zeiten bestimmen, wo jene Vormenschen gelebt haben, doch das steht fest, daß sie den Menschen vorausgegangen sind, daß sie vor Urzeiten sich überall aufgehalten haben als ebenfalls eine Schöpfung, die zum Ausreifen der endlos vielen Seelenpartikelchen diente, und sie also auch zur Höherentwicklung dieser Partikelchen beitrugen, die dann wieder sich in dem Menschen verkörpern durften. Ihr Menschen könnet es nicht mehr zeitmäßig feststellen, und es wird euch dies auch nicht möglich sein, nur könnet ihr schätzungsweise einen Zeitpunkt annehmen, wisset aber niemals, ob dieser richtig ist, denn das Leben eines jeden einzelnen Menschen ist begrenzt. Meine Schöpfung aber besteht schon Ewigkeiten, die für euch auch Ewigkeiten bleiben werden, bis ihr einmal zum Licht gelanget.... Dann werdet ihr auch wissen, daß auch der Ewigkeitsbegriff ist für Mich wie ein flüchtiger Augenblick....

Amen

Het schatten van de tijd dat er voormensen leefden is niet mogelijk

IK zal er steeds voor weten te zorgen dat u zich niet verlaten voelt door MIJ, want u moet u in alle noden en zorgen tot MIJ wenden en u zult altijd antwoord krijgen, omdat IK weet wat u zorgen baart. IK ben echter steeds bereid deze van u af te nemen als u ze maar vol vertrouwen aan MIJ overlaat. U hoeft u niet ongerust te maken, want IK denk aan u, IK weet ook wat u bezwaart en welke vragen u bezig houden. Er zijn eindeloos lange tijden vergaan, waarin er al mensen op de aarde leefden, want het schatten van de tijd dat u ontleent aan het boek van de vaderen, is slechts in zoverre gerechtvaardigd,als dat de toenmalige geestestoestand van die mensen daaruit is op te maken - dat echter het menselijk geslacht al heel lange tijden de aarde bevolkt en dat alleen maar steeds die gebeurtenissen tot uw informatie werden vastgelegd die voor de ontwikkeling van de mensen van belang waren, dat het echter niet meer mogelijk is, de tijdsduur ervan te bepalen. U zult nooit tot een juist resultaat komen.

Zoveel echter is zeker, dat er al veel perioden achter u liggen op aarde, dat echter de mens steeds hetzelfde scheppingswerk is gebleven dat hij nu nog is. Dat hij ook zijn verstand van het begin af aan gebruiken kon en hem steeds dezelfde problemen bezig hielden die ook vandaag nog de mensen handen vol werk bezorgen, zover het gaat om de reden van het (hier) zijn en zijn doelgerichtheid. Want deze gave, daarover na te denken, had IK de mensen van het begin af aan gegeven.

Al in die tijd ontdekten de mensen sporen van prehistorische schepselen, die ze weliswaar niet als gelijk aan hen wilden erkennen, daar ze toch aanzienlijk van hun eigen wezen afweken en omdat de eerste mensen wisten dat er vóór hen nog geen identieke mensen waren, want ze zagen zichzelf als een nieuwe schepping. Zij wisten zelf dat met hun bestaan een scheppingsdaad begon die er tevoren nog niet geweest was. Ze wisten dit daar ze met elkaar van gedachten konden wisselen en dit voor ieder geschapen mens mogelijk was. Bovendien waren hun zulke voormensen onbekend, zoals ze ook niet alle eerdere scheppingen kenden die ze zelf hadden moeten doorlopen, tot ze zich als mens mochten belichamen.

Maar nooit hebben tijdens dezelfde tijd de eerder genoemde preadamieten met de mensen op de aarde geleefd, want die waren uitgestorven toen de mensen op de aarde verschenen. Er kon dus nooit een samenleven hebben plaatsgevonden omdat zoiets niet beantwoordde aan Mijn plan van eeuwigheid, dat niets gebrekkigs zou hebben laten ontstaan in een tijd waarin de volkomen mens zich als kroon van de schepping moest bewijzen. Want van alle scheppingen ervoor was deze mens zich niet bewust. Hij kende zijn lange gang door de scheppingswerken van deze aarde niet, hij moest een volkomen nieuwe schepping zijn waardoor een ziel kon worden opgenomen, omdat nu voor de mens een heel nieuwe gang over de aarde begon met als doel de uiteindelijke vereniging met MIJ. Dat de mens deze laatste vereniging door eigen falen niet bereikte, heeft niets te maken met z'n gang door de voorstadia, want iedere ziel die zich eenmaal als mens mag belichamen, heeft ook die graad van rijpheid bereikt die zo'n belichaming toelaat.

Het is echter voor de mens onmogelijk een precieze tijd van zijn verblijf op de aarde vast te stellen en hij zal daarover ook geen opheldering verkrijgen, omdat het van geen belang is hoe lang hij al op de aarde leeft. En zo ook laten de tijden waarin deze voormensen geleefd hebben zich niet vaststellen. Maar het staat vast dat ze aan de mens zijn voorafgegaan, dat ze zich in de oertijden overal hebben opgehouden, eveneens als een schepping die diende om de eindeloos vele zielepartikeltjes rijper te laten worden en ze er zodoende ook toe bijdroegen dat deze partikeltjes zich positief ontwikkelden, die zich dan weer in de mens mochten belichamen.

U, mensen kunt het niet meer d.m.v. de tijd vaststellen en dit zal u ook niet mogelijk zijn. Alleen kunt u naar schatting een tijdstip aannemen, maar weet nooit of dit juist is, want het leven van ieder mens is begrensd. Mijn schepping bestaat echter al eeuwigheden, die voor u ook eeuwigheden zullen blijven, tot u eens het licht bereikt. Dan zult u ook weten dat ook het besef van eeuwigheid voor MIJ is als een vluchtig ogenblik.

Amen