• Zurück

Geistige Wende nicht Umkehr, sondern Neubannung....

Eine aufwärtssteigende Entwicklung ist auf dieser Erde nicht mehr möglich, und selbst auf gleicher Stufe bleiben die Menschen nicht stehen, sondern sie sinken ständig tiefer, sie treiben ab ins Uferlose und entfernen sich so weit von Mir, daß sie bar jeder Kraft durch das Erdenleben gehen, also dieses auch gänzlich zwecklos ist. Und daher ist eine große Änderung vorgesehen, um dem Absinken des Geistigen in der Menschheit Einhalt zu gebieten und um einen neuen Weg zu bahnen, der wieder zur Höhe führt. Euch Menschen ist Mein Heilsplan unbekannt bis auf die wenigen, denen Ich Mich offenbare. Ihr könntet aber davon Kenntnis nehmen, so euch überhaupt die Frage beschäftigen würde, was dem ganzen Geschehen um euch zugrunde liegt. Doch eure Fragen lauten anders, eure Fragen beziehen sich nur auf irdische Vorteile, auf die Mittel, großen Gewinn zu erzielen an irdischen Gütern. Ihr erweitert eure Kenntnisse nur auf diesem Gebiet und lasset alles Geistige unbeachtet. Ihr werdet aber darum auch überrascht sein, was sich in kommender Zeit ereignet, ihr werdet keine Erklärung finden, so ihr sie euch verstandesmäßig zu geben suchet. Das Wissen um Meinen Heilsplan aber wäre euch für alles eine Erklärung, das Wissen um Meinen Heilsplan von Ewigkeit ließe euch alles mit einem anderen Gesicht sehen, und euer Verantwortungsgefühl würde geweckt werden, weil ihr das Los der Seele nach dem Tode bestimmet durch euren Lebenswandel. Und dann könnte noch von einem kleinen Aufstieg gesprochen werden, wenngleich auch nur wenige ernst nehmen, was ihnen als Erklärung geboten wird von den Wissenden. Und darum beendige Ich eine Entwicklungsperiode und lasse eine neue beginnen. (7.4.1950) Es ist dies wohl als eine geistige Wende zu betrachten, doch nicht als eine Umkehr oder einen plötzlichen Aufstieg in der Entwicklung des Geistigen, sondern vielmehr ist es ein totales Versagen einerseits und die Schaffung neuer Entwicklungsmöglichkeiten andererseits. Denn was in der alten Entwicklungsperiode versagt hat, beginnt wieder in der tiefsten Tiefe seinen Entwicklungsgang; es setzt also nicht einen abgebrochenen Läuterungsprozeß fort. Darum ist auch die Zeit vor dem Ende dieser Epoche so überaus bedeutungsvoll, gestaltet sie doch das Los unsagbar vieler Seelen zum Leben oder zum Tode. Ein Fortbestehen dieser Erde wäre keineswegs diesen Seelen förderlich, weil sie die Bindung mit Mir längst abgebrochen haben, also gänzlich ohne Glauben, sind und in einem solchen Zustand auch die Gnaden nicht nützen, die ihnen einen geistigen Aufstieg sichern könnten. Es wird bis zum Ende noch jeder Versuch gemacht, die einzelnen Seelen zu retten, d.h., sie auf ihre Bestimmung aufmerksam zu machen, doch kann keine Förderung gegen ihren Willen geschehen, und dieser Wille strebt nach unten, er gilt ausschließlich der Materie, die das noch in tiefster Entwicklung stehende Geistige birgt. Und Ich trage stets dem Willen des Geistigen Rechnung, ihm wird zuteil, was es begehrt.... und so wird die harte Materie die Hülle dessen, was schon das letzte Stadium der Entwicklung auf Erden erreicht hatte.... es werden die Seelen der Mir gänzlich fernen Geschöpfe erneut gebannt in den Schöpfungen der neuen Erde. Und immer wieder soll den Menschen dieses entsetzliche Los vorgehalten werden, immer wieder soll ihnen Kenntnis gegeben werden von Meinem ewigen Heilsplan, weil es die Zeit des Endes ist, wo ein jeder Mensch sich der großen Verantwortung bewußt werden soll, die er seiner Seele gegenüber trägt, weil er die letzte Zeit noch nützen kann zur Errettung seiner Seele, wenn er den Willen dazu hat. Er soll wissen, daß ein Ende kommt und was dieses Ende für die Seele bedeutet, er soll wissen, daß es keinen Aufschub mehr gibt, sondern sich erfüllen wird, was Seher und Propheten angekündigt haben seit Beginn dieser Erlösungsepoche, daß unwiderruflich das Ende kommt und mit ihm das letzte Gericht, wo entschieden wird über Leben und Tod, über Licht und Finsternis, über Lohn und Strafe.... über Hölle und Verdammnis und Paradies und Seligkeit....

Amen

Het geestelijke keerpunt is geen onmekeer maar een hernieuwde kluistering

Een ontwikkeling omhoog is op deze aarde niet meer mogelijk. Zelfs op dezelfde hoogte blijven de mensen niet staan maar zinken steeds dieper naar beneden. Zij drijven oeverloos af en verwijderen zich zo ver van MIJ dat zij krachteloos door het aardse leven gaan, waardoor dit ook geheel nutteloos is. En daarom is er ook een grote verandering nodig om het wegzinken van het geestelijke in de mensheid te stoppen, om een nieuwe weg te banen die weer omhoog voert.

U, mensen bent niet bekend met Mijn heilsplan, behalve de weinige aan wie IK MIJ openbaar. Maar u zou daarvan kennis kunnen verkrijgen als de vraag u zou bezig houden, wat er aan het hele gebeuren om u heen ten grondslag ligt. Uw vragen luiden echter anders. Uw vragen hebben alleen betrekking op aardse voordelen, op de middelen grote winst te behalen aan aardse goederen. U breidt uw kennis alleen uit op dat gebied en laat al het geestelijke buiten beschouwing. U zult daarom echter ook verrast zijn over wat er in de komende tijd gaat gebeuren, u zult er geen verklaring voor vinden als u ze verstandelijk zoekt op te lossen.

De kennis van Mijn heilsplan echter zou alles voor u verklaren. De kennis van Mijn heilsplan van eeuwigheid laat u alles met een ander gezicht zien en uw verantwoordelijkheidsgevoel zou gewekt worden, omdat u het lot van uw ziel na de dood bepaalt door uw levenswandel. Er zou dan nog van een kleine opleving gesproken kunnen worden, ofschoon ook maar weinigen het ernstig nemen wat hun door de wetenden als verklaring aangeboden wordt. En daarom beëindig IK een ontwikkelingsperiode en laat een nieuwe beginnen.

Dit is wel als een keerpunt te bezien maar niet als een ommekeer, of als een plotselinge opbloei in de ontwikkeling van het geestelijke. Het is veelmeer een totaal falen enerzijds en het scheppen van geheel nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden anderzijds. Wat in de oude ontwikkelingsperiode gefaald heeft begint weer in de diepste diepte zijn ontwikkelingsgang, het zet dus niet een afgebroken louteringsproces voort. Juist daarom is ook de tijd vóór het einde van deze periode zo uitermate belangrijk, want zij bepaalt het lot van onuitsprekelijk veel zielen ten leven of dood. Een voortbestaan van deze aarde zou in geen geval voor deze zielen bevordelijk zijn, omdat zij de verbinding met MIJ al lang verbroken hebben. Zij zijn dus geheel zonder geloof, en in zo'n toestand kunnen zij ook de genade niet benutten die hun een geestelijke vooruitgang zou kunnen verzekeren.

En toch wordt tot aan het einde nog elke poging aangewend de afzonderlijke zielen te redden, d.w.z. hen op hun bestemming opmerkzaam te maken. Maar zij kunnen tegen hun wil in geen ondersteuning verkrijgen en hun wil stevent op de diepte af, hij laat zich uitsluitend leiden door de materie, waarin het nog op het laagste niveau van ontwikkeling staande geestelijke zich bevindt. Maar IK houd steeds rekening met de wil van het geestelijke, aan dit valt ten deel wat het begeert.

Zodoende wordt de harde materie weer het omhulsel van datgene wat al het laatste stadium van ontwikkeling bereikt had, en de zielen van de van MIJ geheel verwijderde schepselen worden opnieuw gekluisterd in de scheppingen van de nieuwe aarde. En altijd moet de mensen dit ontzettende lot voorgehouden worden, steeds weer moeten ze in kennis gesteld worden van Mijn eeuwig heilsplan, omdat het de tijd van het einde is, daar ieder mens zich van de grote verantwoording bewust moet worden die hij tegenover zijn ziel heeft - omdat hij de laatste tijd nog kan benutten tot redding van zijn ziel als hij daartoe de wil heeft.

Hij moet weten dat het einde komt en wat dit einde voor zijn ziel betekent. Hij moet weten dat er geen uitstel meer is, maar dat vervuld wordt wat zieners en profeten aangekondigd hebben sinds het begin van deze verlossingsperiode. Dat onherroepelijk het einde komt en daarmee ook het laatste gericht waar beslist wordt over leven en dood, over licht en duisternis, over loon en straf, over hel en verdoemenis, Paradijs en zaligheid.

Amen