• Zurück

Lieblosigkeit.... Kampf der Welt gegen die Liebelehre....

Es ist das Gebaren der Menschheit nicht in Einklang zu bringen mit der Lehre Christi, denn diese fordert Liebeswirken, sie fordert ein Leben füreinander, sie fordert ein Verhältnis der Menschen zueinander wie das eines Bruders zum Bruder. Die Menschen der Jetztzeit aber stehen sich alle feindlich gegenüber, oft nach außenhin zueinander stehend, jedoch im Herzen immer nur auf den eigenen Vorteil bedacht und den Mitmenschen als Gegner betrachtend, weil er sich durch ihn geschädigt oder benachteiligt fühlt. Die Menschheit ist jeglicher Liebe bar, und darum stellt sie sich auch gegen das Christentum, gegen die göttliche Liebelehre, die sie nicht mehr befolgen will. Denn die Liebe zu üben bedeutet für die Menschen Überwindung, es bedeutet eine Trennung von der Materie, ein Zurückstellen der eigenen Wünsche und Begierden, ein Opfern dessen, was dem Menschen lieb ist.... Es muß die Ich-Liebe bekämpft werden, es muß der Mensch sich zur Anspruchslosigkeit erziehen, um dem Mitmenschen dadurch dienen zu können, daß er ihm zuwendet, wessen er sich entäußert. Es ist dies ein Opfer, das nur aus Liebe gebracht werden kann, und darum muß die Liebe geübt werden.... Doch selten nur bringt ein Mensch noch dieses Opfer für die Mitmenschen.... Es denkt ein jeder nur an sich selbst, und daher ist ihm die Lehre Christi unbequem, und er stimmt dem Vorhaben der Menschen zu, diese auszurotten.... Wo Lieblosigkeit ist, dort wird ohne Bedenken der Kampf gegen die göttliche Liebelehre geführt werden. Und es ist die Lieblosigkeit über die ganze Welt verbreitet, es überbieten sich die Menschen mit Grausamkeiten, die sie dem Mitmenschen zufügen, und also ist die ganze Welt schuldig zu nennen an dem großen Weltgeschehen, das nur in der Lieblosigkeit der Menschheit seinen Anfang nahm und das immer größere Lieblosigkeit nach sich zieht und darum als Wirken der Hölle, als Wirken der dämonischen Kräfte bezeichnet werden muß. Und es erkennen die Menschen nicht den geistigen Tiefstand, in dem sie sich befinden. Sie betrachten nur die rein äußerliche Auswirkung des Weltgeschehens, nicht aber den Geisteszustand derer, die durch ihre große Lieblosigkeit auch ihre Mitmenschen zu lieblosem Handeln veranlassen. Und solange dieser Mißstand nicht erkannt wird, kann er auch nicht behoben werden; solange der Mensch nicht die Lieblosigkeit als größtes Übel erkennt, wird er sich nicht bemühen, in der Liebe zu leben, d.h., solche dem Mitmenschen angedeihen zu lassen.... Und also wird er auch die Lehre Christi nicht billigen, er wird sie ablehnen, weil ihm das Befolgen derer irdisch keinen Vorteil einträgt. Dementsprechend aber wird auch sein Handeln sein.... es wird wieder die Liebe verdrängt und nur erhöhte Lieblosigkeit die Folge sein.... es wird ein Mensch die Vernichtung des anderen anstreben, er wird keine Hemmung kennen, er wird Recht und Unrecht nicht mehr zu unterscheiden vermögen und daher in Härte und Grausamkeiten sich überbieten, und jegliche Liebe wird erkalten und der geistige Tiefstand sinken bis ins Äußerste, und eine Welt ohne Liebe kann nicht bestehen, sie ist dem Untergang geweiht und mit ihr alles, was sich nicht selbst zu erlösen sucht durch die Liebe....

Amen

Liefdeloosheid - Strijd van de wereld tegen de leer van de liefde

Het gedrag van de mensheid is niet met de leer van Christus in overeenstemming te brengen, want deze eist werken van liefde, ze vraagt te leven voor elkaar, ze verlangt een verhouding van mensen met elkaar zoals die van broeder tot broeder. De huidige mensen staan echter allen vijandig tegenover elkaar, naar buiten toe vaak alsof ze elkaar bijstaan, evenwel in hun hart steeds alleen maar bedacht op eigen voordeel en de medemens beschouwend als tegenstander omdat hij zich door hem geschaad of benadeeld voelt. De mensheid is helemaal gespeend van liefde en daarom keert ze zich tegen het christendom, tegen de goddelijke leer van de liefde die ze niet meer in acht wil nemen. Want de liefde beoefenen betekent voor de mensen zelfoverwinning. Het betekent afstand doen van de materie, een achterstellen van de eigen wensen en begeerten, een opofferen van datgene wat de mens lief is.

De eigenliefde moet bestreden worden, de mens moet zichzelf opvoeden tot bescheidenheid om daardoor zijn medemens behulpzaam te kunnen zijn, dat bij hem geeft waarvan hij afstand doet. Dit is een offer dat alleen uit liefde gebracht kan worden en daarom moet de liefde beoefend worden. Maar slechts zelden brengt een mens nog dit offer voor zijn medemensen. Ieder denkt alleen maar aan zichzelf en daarom vindt hij de leer van Christus lastig en is hij het eens met het voornemen van de mensen deze uit te roeien.

Waar liefdeloosheid heerst, zal zonder bedenkingen de strijd tegen de goddelijke leer van de liefde gevoerd worden. En de liefdeloosheid is over de hele wereld verbreid, de mensen overtreffen elkaar in wreedheden die ze hun medemensen aandoen en dus is de hele wereld schuldig te noemen aan het grote wereldgebeuren, dat alleen maar in de liefdeloosheid van de mensheid begon en dat steeds grotere liefdeloosheid als gevolg had en daarom als het werk van de hel, als het werkzaam zijn van demonische krachten moet worden aangeduid. En de mensen beseffen het geestelijk lage niveau niet waarin ze zich bevinden. Ze kijken alleen naar de puur uiterlijke uitwerking van het wereldgebeuren, echter niet naar de geestelijke toestand van hen die door hun grote liefdeloosheid ook hun medemensen aanleiding geven tot liefdeloos handelen. En zolang deze wantoestand niet beseft wordt, kan hij ook niet worden opgeheven. Zolang de mens de liefdeloosheid niet als grootste kwaad inziet, zal hij zich ook niet inspannen om in de liefde te leven, dat wil zeggen: de medemens dit ten deel te laten vallen.

En dus zal hij ook de leer van Christus niet goedkeuren. Hij zal er afwijzend tegenover staan, omdat het naleven ervan hem aards geen voordeel oplevert. Maar zijn handelen zal ook dienovereenkomstig zijn. Weer wordt de liefde verdrongen en het gevolg ervan zal slechts weer grotere liefdeloosheid zijn. De ene mens zal de vernietiging van de andere nastreven. Hij zal geen geremdheid kennen, hij zal niet meer in staat zijn recht en onrecht te onderscheiden en daarom zichzelf in hardheid en wreedheden overtreffen. En elke liefde zal bekoelen en het geestelijke dieptepunt zal zakken tot het uiterste. En een wereld zonder liefde kan niet bestaan. Ze is overgeleverd aan de ondergang en met haar alles wat niet probeert zichzelf te verlossen door de liefde.

Amen