Wanneer u bedenkt dat alleen daden van liefde van invloed zijn voor uw ziel na de dood van uw lichaam en dat al het aardse willen, denken en handelen deze ziel geen enkel voordeel oplevert in het geestelijke rijk, dan zou u waarlijk niet zo onverschillig door het aardse leven gaan. En of u al getrouw uw plichten vervult die het aardse leven van u vraagt, wanneer u ook aards alles doet om voor de mensen een correct leven te leiden, is elke handeling zonder waarde voor datgene wat alleen onvergankelijk is - voor uw ziel - want deze kan geen enkele van de op aarde verworven aardse goederen mee naar boven nemen. Al het aardse weten blijft achter, alle aardse schatten en al het aanzien van de persoon is waardeloos wanneer de ziel, arm aan geestelijke goederen, het rijk hierna betreedt. Alleen geestelijk streven en daden van liefde leveren de ziel geestelijke schatten op die onvergankelijk zijn.
En zo vaak zijn de mensen zich van hun waarde bewust, wanneer ze alleen maar een correcte levenswandel leiden - daar echter altijd alleen hun aardse handelingen of een zekere ordening in hun levensomstandigheden mee bedoelen. En ze denken er niet aan dat het doel van het aardse leven wat anders is dan alleen het lichamelijk welzijn te bevorderen. Ze denken er niet aan dat al het doen en laten van een mens door de liefde moet worden gedragen, dat de liefde de aandrang om te handelen moet zijn, wil het waarde hebben voor de ziel na de dood van het lichaam. En wanneer u nu let op uzelf of uw omgeving, wat er allemaal gedaan en gesproken wordt, hoe zelden slechts de liefde er aanleiding voor is, dan zult u tegen uzelf moeten zeggen dat alles nutteloos is en voor u alleen maar dient om aardse doeleinden te bereiken. En u zou schrikken als u de armzalige toestand van uw ziel kon gewaarworden als lichamelijk onbehagen, want u zou dan uw leven lang niet meer blij kunnen zijn. Maar zo duidelijk kan uw ziel zich niet uiten, omdat u dan weer alleen uit egoïsme uw best zou gaan doen om een ander leven te leiden, om maar niet dat onbehagen dagelijks en elk uur te voelen en zo'n streven zou dan eveneens waardeloos zijn. Maar u zou erover moeten nadenken welke waarde al het aards-bereikte voor u heeft, daar u toch zult weten dat uw verblijf op deze aarde niet eeuwig is. U gelooft echter niet aan een voortbestaan van uw ziel en daarom bent u zo lauw en denkt u niet aan uw ziel. U denkt dat het met u gedaan is op het moment van de dood en eens zal het u bitter berouwen de tijd op aarde niet beter benut te hebben. U zult spijt hebben de liefde niet meer te hebben beoefend, wat ieder van u kan doen omdat er een vonkje liefde zwak in hem gloeit dat hij alleen maar hoeft aan te wakkeren. Ieder mens zal ook bij zichzelf de weldaad ervaren van een werk van liefde dat hem van de kant van een medemens wordt betoond. En zo zou hij ook zelf deze weldaad aan zijn naaste kunnen bewijzen en dit zou zeker niet in zijn nadeel zijn. Want de innerlijke voldoening over zijn handelwijze zou hem alleen maar aansporen steeds opnieuw in liefde werkzaam te zijn en zijn eigenliefde zou in dezelfde mate afnemen als de liefde voor de naaste toeneemt.
Geen mens gaat er op achteruit, want wat hij geeft uit liefde zal hij duizendvoudig terug krijgen op aarde of eens in het geestelijke rijk. En dan zal hij uitermate gelukzalig zijn, omdat de tijd op aarde waarin hij zichzelf dus moet overwinnen slechts heel kort is, terwijl de ziel in het geestelijke rijk er zich eeuwig over verheugen kan wat ze zich aan rijkdommen heeft verworven op aarde. Onverschillig leven de mensen voort, ijverig in het aards bezig zijn, ijverig in het vermeerderen van aards goed, welke levenskracht dan ook wordt aangewend tot volledig negatief werkzaam zijn, omdat steeds maar alleen waardevolle voorwerpen worden geschapen die vergankelijk zijn. Maar op het onvergankelijke van hun ziel letten ze niet en er gaat geen enkele liefdevolle zorg naar haar uit. Ze moet gebrek lijden en gaat dan in een ellendige toestand het geestelijke rijk binnen, waarin ze alleen maar aantreft wat de liefde haar als mens op aarde heeft opgeleverd. En was zo'n leven zonder liefde, dan is de ziel zonder licht en kracht en gaat ze een smartelijk lot tegemoet, want alleen door werken van liefde kon ze op aarde rijpen.
En daarom zouden de mensen niet moeten zeggen: "Ik doe immers geen kwaad". De mens moet in het leven op aarde goede daden verrichten, uit liefde geboren. Dan alleen kan hij zonder zelfverwijten binnengaan in het rijk hierna, zelfs wanneer hij nog geen hoge graad van liefde heeft bereikt. Hij zal deze dan zeker kunnen bereiken in het hiernamaals. Alleen eens moet het licht zijn ontstoken, zodat de ziel niet in volledige duisternis het geestelijke rijk betreedt.
Amen
VertalerSe pensate che solo azioni d’amore hanno un effetto per la vostra anima dopo la morte del corpo e che tutto il volere, pensare ed agire terreno non procura nessun vantaggio a quest’anima nel Regno spirituale, allora non passereste davvero così indifferenti attraverso la vita terrena. Ed anche se adempite fedelmente i vostri doveri che esige da voi la vita terrena, anche se terrenamente fate tutto per condurre davanti agli uomini una vita corretta, ogni azione è senza valore per ciò che unicamente è imperitura, la vostra anima, perché questa non può portare con sé di là i beni terreni conquistati sulla Terra, tutto il sapere terreno rimane indietro, tutti i tesori terreni ed ogni fama della persona, sono senza valore, quando l’anima entra nel Regno dell’aldilà povera in beni spirituali. Solo il tendere spirituale ed azioni d’amore procurano all’anima Tesori spirituali che sono imperituri.
E quanto spesso gli uomini si rendono conto del loro valore, se soltanto conducono un corretto cammino di vita, ma con ciò intendono sempre soltanto le loro azioni terrene o un certo ordine nelle loro condizioni di vita e non pensano che lo scopo della vita terrena è un altro che non soltanto promuovere il benessere al corpo, non pensano che tutto il fare ed omettere di un uomo dev’essere supportato dall’amore, che l’amore deve essere la spinta, se dev’essere valutato per l’anima dopo la morte del corpo. E se ora badate a voi stessi oppure al vostro ambiente di tutto ciò che viene fatto o detto, quanto di rado però ne è il motivo l’amore, allora vi dovete anche dire che tutto è inutile e vi serve solo per il raggiungimento di scopi terreni. E vi spaventereste, se poteste percepire la miserabilità della vostra anima come disagio corporeo, perché allora non potreste più essere lieti della vostra vita. Ma la vostra anima non si può esprimere in modo così evidente, perché allora vi sforzereste di nuovo solo per egoismo a condurre un’altra vita, solo per non sentire giornalmente ed in ogni ora quel disagio ed un tale tendere sarebbe poi pure inutile. Ma dovete riflettere su questo, quale valore abbia per voi tutto ciò che raggiungete terrenamente, dato che sapete appunto, che la vostra permanenza su questa Terra non è eterna.
Ma voi non credete ad una continuità di vita dell’anima e perciò siete anche tiepidi e non pensate alla vostra anima. Vi credete scomparsi con il momento della morte ed una volta vi pentirete amaramente di non aver utilizzato meglio il tempo terreno; vi pentirete di non aver curato di più l’amore, che ognuno di voi può fare, perché in ognuno arde una piccola scintilla d’amore che deve soltanto attizzare. Ogni uomo percepirà anche in sé stesso il beneficio di un’opera d’amore che gli viene fatta da parte di un prossimo. E così anche lui stesso potrebbe dimostrare questo beneficio al suo prossimo, e non sarebbe davvero a suo svantaggio, perché la soddisfazione interiore sul suo agire lo stimolerebbe sempre soltanto a nuovo agire d’amore e nella stessa misura come aumenta l’amore per il prossimo, diminuirebbe il suo amor proprio.
Nessun uomo perde, quando dà nell’amore, riceverà indietro migliaia di volte sulla Terra oppure una volta nel Regno spirituale ed allora sarà oltremodo beato, perché il tempo terreno è solo molto breve in cui può quindi superare sé stesso, mentre l’anima nel Regno spirituale si può rallegrare eternamente di ciò che ha conquistato in ricchezze spirituali sulla Terra. Gli uomini vivono indifferenti, ferventi nel creare terreno, ferventi nell’aumentare i beni terreni, impiegando tutta la forza vitale per l’agire totalmente negativo, perché vengono sempre soltanto creati valori che sono perituri. Non badano però all’imperiturità della loro anima ed a lei non viene rivolta nessuna cura d’amore, deve languire ed entra nel Regno dell’aldilà in uno stato misero, dove trova solo ciò che le ha procurato l’amore dell’uomo sulla Terra. E se quella vita era senza amore, allora l’anima è senza Luce e Forza e va incontro ad una sorte tormentosa, perché solo attraverso l’agire d’amore poteva maturare sulla Terra.
E perciò gli uomini non dovrebbero dire: “Non faccio nulla di male…” l’uomo nella vita terrena deve svolgere buone azioni nate dall’amore, solo allora può entrare senza auto rimproveri nel Regno dell’aldilà, persino se non ha ancora raggiunto un alto grado d’amore, lo raggiungerà certamente nell’aldilà, deve soltanto essere stata una volta accesa la Luce, affinché l’anima non entra nel Regno spirituale nella totale oscurità.
Amen
Vertaler