Uit lichte hoogten ben Ik naar de aarde afgedaald om in de duisternis mijn licht binnen te dragen. Want de zon van de Geest was ondergegaan. Geen lichtstraal verlichtte de donkere nacht en de mensen bevonden zich in de ergste nood. En die hun nood onderkenden, schreeuwden naar Mij om hulp. Ze riepen een Redder te hulp Die hen zou bevrijden, want deze weinigen waren nog niet geheel door mijn tegenstander gevangen genomen. Ze leefden een leven in liefde en hadden de band met Mij nog niet geheel verloren. En daarom wendden ze zich tot Mij in hun nood, opdat Ik hun een Redder zou mogen zenden.
En dus zond Ik mijn Zoon naar de aarde. Een lichtgeest die uit mijn liefde was voortgekomen en die Mij ook trouw bleef toen de schare van oer-geesten van Mij afviel, bood zich aan Mij aan voor een werk dat uniek was, dat echter de gehele mensheid redding bracht. Hij daalde af naar de aarde en ging midden tussen de mensen wonen. Hij begon aan zijn aards bestaan net als ieder ander mens, maar hij had een grote missie op zich genomen: zichzelf, dat wil zeggen zijn aards omhulsel in orde te brengen, zodat het Mij tot verblijfplaats kon dienen omdat Ik zelf Me over mijn schepselen wilde ontfermen, omdat Ik zelf hun grote schuld teniet wilde doen die ze door hun vrijwillige afval van Mij op zich hadden geladen.
Dit lichtwezen, een kind van mijn liefde, bood zich aan om als mens voor Mij dit werk van genoegdoening te verrichten. En als ziel nam het zijn intrek in het kindje Jezus en begon een weg over de aarde die zo buitengewoon smartelijk was omdat ook Zijn aardse lichaam zich moest vergeestelijken om Mij zelf als de eeuwige Liefde als woning te dienen. Al bij Zijn geboorte kon de omgeving herkennen dat dit Kindje de beloofde Messias was, want soms drong Zijn overgrote volheid van licht door en uitte zich in uitzonderlijk wijs spreken van het Kindje. Maar Zijn ziel werd buitengewoon lastiggevallen door mijn tegenstander die al het nog hem toebehorende geestelijke ertoe aanzette bezit te nemen van Zijn lichaam, zodat dus het lichaam door deze invloed in sterke verzoeking kwam, waartegen de mens Jezus moest strijden om niet het onderspit te delven.
De liefde in Hem gaf Hem daartoe deze kracht. Maar Hij moest buitengewoon worstelen en Zijn hele weg over de aarde was een ware kruisweg, die Hij echter vrijwillig op zich had genomen uit liefde voor Zijn gevallen broeders wier grote nood Hij kende. Maar Zijn leven was ook een ononderbroken dienen in liefde. En omdat Ik de Liefde zelf ben, kon Ik ook voortdurend in Hem zijn en Hem van de kracht voorzien om de missie te vervullen: het werk van de boetedoening voor de grote zondenschuld van de mensen te verrichten. Hij was mijn Zoon. Hij was een ziel van het licht die op aarde de totale aaneensluiting vond met Mij, die het werk van de vergoddelijking volbracht dat het doel is van ieder door Mij geschapen wezen: van een "schepsel" mijn "kind" te worden dat zich in vrije wil geheel verenigt met mijn wil en bijgevolg de hoogste graad van volmaaktheid kan bereiken.
Jezus was een niet gevallen oer-geest, maar toch moest deze vergoddelijking plaatsvinden in vrije wil - die de gang door het aardse bestaan, de gang door de diepte, teweeg heeft gebracht. En dus moest ook Zijn ziel aan alle kwellingen van de kant van mijn tegenstander zijn blootgesteld, omdat deze ook die ziel wilde bezitten die hij niet ten val had kunnen brengen. En daar de aarde zijn rijk was, dus het rijk van het gevallen geestelijke, is ook de ziel van Jezus aan alle duivelse lusten en kwellingen blootgesteld geweest. En de mens Jezus moest deze weerstand bieden. Hij moest, ondanks alle verzoekingen, mijn kant kiezen, de kant van Zijn Vader van eeuwigheid. Hij moest Mij zelf tot Zijn medestander maken en Hij heeft dat gedaan doordat Hij ononderbroken om mijn liefde vroeg en deze door Zijn werkzaam zijn in liefde ook ontving, omdat de liefde nooit ophoudt en de grote liefde van de mens Jezus Mij oppermachtig aantrok.
En krachtens deze liefde - want de liefde is kracht in zich - kon Hij weerstand bieden en het werk van de verlossing ten uitvoer brengen tot aan het einde. Er was de mensheid in waarheid een Redder gezonden. De Messias was gekomen, zoals het lang tevoren was voorspeld. Het Licht was naar de aarde afgedaald om de harten te verlichten van de mensen die Hem erkenden, die in Hem Mij zelf herkenden - Degene Die de mensen wilde redden van zonde en dood.
En het licht doorbrak de duisternis. In Jezus verrees er voor mijn tegenstander een Strijder die hem overwon. Want Zijn wapen was de liefde en tegen de liefde strijdt mijn tegenstander tevergeefs. Tegen de liefde zal hij altijd het onderspit delven, want de Liefde ben Ik zelf en Ik ben waarlijk sterker dan degene die u eens in de diepte stortte.
Amen
VertalerIo Sono disceso sulla Terra dalle Alture di Luce per portare la Mia Luce nell’oscurità. Perché il Sole dello Spirito era naufragato, nessun raggio di Luce illuminava l’oscura notte e gli uomini si trovavano nella più grave miseria. E quelli che riconoscevano la loro miseria, gridavano a Me per l’Aiuto, gridavano per un Salvatore Che li doveva liberare, perché questi pochi non erano ancora del tutto catturati dal Mio avversario, vivevano una vita d’amore e non avevano ancora del tutto perduto il legame con Me, e perciò si rivolgevano a Me nella loro miseria, che volessi inviare loro un Salvatore. E così mandai Mio Figlio sulla Terra. Uno Spirito di Luce, il Quale era proceduto dal Mio Amore e che Mi rimaneva anche fedele, quando la schiera degli spiriti primordiali cadeva da Me, Mi Si è offerto per un’Opera che era unica, che portava però salvezza all’intera umanità. Egli discese sulla Terra e prese dimora in mezzo agli uomini. Egli cominciò come tutti gli altri uomini il suo cammino terreno, ma aveva preso su di Sé una grande Missione: di preparare Sé Stesso, cioè il Suo involucro terreno, che poteva servire a Me come dimora, perché Io Stesso volevo prendere cura delle Mie creature, perché Io Stesso volevo estinguere la loro grande colpa, che avevano preso su di sé nella loro libera caduta da Me. Questo Essere di Luce, un Figlio del Mio Amore, Si è offerto a prestare come Uomo per Me questa Opera d’Espiazione, e prese dimora nel Bambinello Gesù come Anima e cominciò un cammino terreno, che era così insolitamente sofferto, perché anche il Suo Corpo terreno doveva spiritualizzarsi, per servire come dimora a Me Stesso come l’Eterno Amore. Già nella Sua nascita il mondo poteva riconoscere, che questo Bambinello era il Messia promesso, perché a volte penetrava il Suo ultragrande Involucro di Luce e Si manifestava in discorsi ultrasaggi del Bambinello. Ma la Sua Anima veniva insolitamente oppressa dal Mio avversario, che spingeva tutto lo spirituale che gli apparteneva ancora, a prendere possesso del Suo Corpo, in modo che quindi il Corpo mediante questa influenza era esposto ad una forte tentazione, contro la quale ora l’Uomo Gesù doveva combattere per non soccombere. L’Amore in Lui Gli diede questa Forza per questo, ma doveva combattere insolitamente, ed il suo intero percorso terreno era una vera Via Crucis, che Egli però aveva preso liberamente su di Sé per l’Amore per i Suoi fratelli caduti, della cui grande miseria sapeva. Ma la Sua Vita era anche un continuo servire nell’amore, e dato che Io Stesso Sono l’Amore, potevo anche essere in Lui e provvederLo con la Forza per adempiere la Missione: prestare l’Opera d’Espiazione per la grande colpa di peccato degli uomini. Egli era il Mio Figlio, Egli era un’Anima di Luce, che ha trovato sulla Terra la totale unificazione con Me, che ha compiuto l’Opera di Divinizzazione, che è meta di ogni essere creato da Me: di diventare da “creatura” a Mio “figlio”, che nella libera volontà entra totalmente nella Mia Volontà e così può raggiungere il massimo grado della perfezione. Gesù era uno Spirito dall’Eternità non caduto, ma ciononostante doveva aver luogo nella libera volontà questa Divinizzazione, che ha prodotto il percorso attraverso la vita terrena, il percorso attraverso l’abisso. E quindi anche la Sua Anima doveva essere esposta a tutte le oppressioni da parte del Mio avversario, perché quello voleva possedere anche l’Anima, che non poteva portare alla caduta. E dato che la Terra era il suo regno, quindi il regno dello spirituale caduto, anche l’Anima di Gesù era stata esposta a tutti gli istinti ed oppressioni luciferiche e l’Uomo Gesù doveva prestare loro resistenza, Egli doveva, malgrado tutte le tentazioni, stare dalla Mia Parte come suo Padre dall’Eternità, Egli doveva rendere Me Stesso il Suo co-Combattente e lo ha fatto, richiedendo continuamente il Mio Amore ed attraverso il Suo Agire d’Amore lo riceveva pure, perché l’Amore non Si nega ed il grande Amore dell’Uomo Gesù Mi ha attirato in modo ultrapotente. E grazie a questo Amore, perché l’Amore in Sé è Forza, poteva prestare resistenza ed eseguire l’Opera di Redenzione fino alla fine. All’umanità era stato inviato in Verità il Salvatore, il Messia era venuto, come era annunciato molto tempo prima. La Luce era discesa sulla Terra, per illuminare i cuori degli uomini, che Lo riconoscevano, che riconoscevano in Lui Me Stesso, Che volevo portare Salvezza agli uomini dal peccato e dalla morte. E la Luce ha spezzato l’oscurità. In Gesù sorse un Combattente contro il Mio avversario, il Quale lo ha vinto. Perché la Mia Arma era l’Amore, e contro l’Amore il Mio avversario combatte invano, egli soccomberà sempre all’Amore, perché Io Stesso Sono l’Amore, ed Io Sono davvero più forte che colui che vi ha precipitato una volta nell’abisso.
Amen
Vertaler