Ik wil u nogmaals een opheldering over de ziel geven, opdat het u helemaal duidelijk wordt. Van het geestelijke, dat Ik het leven gaf, dat wil zeggen: dat Ik als iets wezenlijks buiten mijzelf plaatste, kunt u de individualiteit niet ontkennen. Het was een wezen, naar mijn evenbeeld geschapen. Het werd als geheel afzonderlijk door Mij in de oneindigheid geplaatst, het was zelfbewust en herkende zichzelf dus ook als een denkend wezen met een vrije wil.
Het was een miniatuur van mijzelf, maar in verhouding met mijn Oer-volheid was het zo nietig, dat wel van een vonkje uit de vuurzee van mijn liefdeskracht gesproken kan worden. En toch had het een eigen individualiteit die over zichzelf beslissen kon, behalve dan dat het voortdurend door het toestromen van mijn liefdeskracht met Mij verbonden was, wat echter het wezen zelf op geen enkele wijze hinderde.
Het was vrij en vol van licht en kracht. Het was een goddelijk schepsel dat in hoogste volmaaktheid uit Mij was voortgekomen, dus ook op geen enkele wijze een beperking van mijn kant uit ondervond. Iedere begrenzing of beperking van zijn licht en kracht heeft het zichzelf aangedaan omdat het vrij over zichzelf beslissen kon.
En datzelfde geldt ook voor alle geestelijke wezens die de eerst geschapen geest met gebruik van mijn kracht in het leven riep, door zijn vrije wil. Zij waren evenzo hoogst volmaakt en ieder wezen was zich van zichzelf bewust, dus een afzonderlijk wezen dat op zichzelf geplaatst in alle zelfstandigheid in het geestelijke rijk in vrije wil kon werken. Geen wezen was dus door dwang aan Mij en mijn Wezen gebonden. Ieder wezen bewoog zich vrij en op zichzelf te midden van geestelijke scheppingen en was onmetelijk zalig.
Wanneer er nu dus over een "val der geesten" gesproken wordt, het afzinken van de oer-geesten in de diepte, dan is dat zo te verstaan dat de wezens zich verzetten het aanstralen van mijn liefde aan te nemen, dat zij de krachtstroom van mijn liefde afwezen, die onafgebroken van Mij uitging en alles doorstroomde met licht en kracht. Zij namen mijn geest van liefde niet meer aan en scheidden zich vrijwillig van Mij, maar konden toch nooit vergaan omdat zij door Mij uitgestraalde liefdeskracht waren en dat ook blijven zullen tot in alle eeuwigheid.
Iedere gevallen oer-geest was een wezen op zichzelf, een eigen "individualiteit", en dat blijft het ook tot in alle eeuwigheid. Het verwijderde zich van het eeuwige Licht, van de Oerbron van kracht en werd daardoor totaal zonder licht en kracht. Maar toch bleef die oer-geest het wezen dat eens in hoogste volmaaktheid van Mij uitging. En al vindt nu ook het eindeloos lange proces van het terugbrengen van dit geestelijke naar Mij plaats, waarbij dat wezen is opgelost en in zijn partikeltjes door alle scheppingen moet gaan - al deze partikeltjes verzamelen zich weer en vormen in eindeloos lange perioden weer het zelfbewuste wezen, de gevallen oer-geest, zodat die kort voor zijn voltooiing als ziel van een mens weer vrij beslissen kan of hij terug wil keren in het rijk van de gelukzalige geesten, of zijn terugkeer weer eindeloos wil verlengen door eigen weerstand.
Doch dat zelfbewuste wezen - de mens - bergt als ziel in zich deze eens door Mij buiten Mij geplaatste geest die altijd en eeuwig hetzelfde individu zal zijn en blijven, dat eens uit Mij is voortgekomen. Het was volmaakt en koos uit vrije wil de diepte, maar het verging niet. Het is en blijft eeuwig dat zelfbewuste wezen, uitgezonderd gedurende het werk van het terugvoeren door de schepping, waarin hem het zelfbewustzijn ontnomen wordt, waarin het opgelost is en in gebonden toestand de weg van opwaarts gerichte ontwikkeling gaat.
En of dat wezen nu ook meermalen de weg door de scheppingen van de aarde moet gaan, steeds zal het datzelfde zelfbewuste wezen blijven dat zich eens van Mij afkeerde, dat mijn liefdeskracht afwees en zodoende uit vrije wil de scheiding van Mij voltrok, die echter nooit meer kan plaatsvinden omdat alles wat uit Mij voortkomt onlosmakelijk met Mij verbonden is.
Dus de "afval der geesten" is ook letterlijk op te vatten. Wat Ik uitgestraald had als zelfbewuste wezens is gevallen omdat Ik het niet verhinderde, omdat het in vrije wil over zichzelf kon beslissen. En dit geestelijk wezen moet weer in hoogste volmaaktheid tot Mij terugkeren als het zich weer met Mij verenigen wil, om dan voor eeuwig onvergelijkelijk gelukzalig te zijn.
Want zodra Ik het weer met mijn liefde kan doorstralen is het ook weer in zijn oertoestand teruggekeerd. Maar steeds blijft het zich ook bewust van zijn eigenheid. Het is innig met Mij versmolten en toch een vrij wezen dat evenwel geheel in mijn wil is opgegaan, en daarom ook met Mij kan scheppen en werken en onmetelijk zalig is.
Amen
VertalerMais uma vez dar-vos-ei uma explicação para que possam ser completamente claros: Não podem negar a individualidade do ser espiritual ao qual dei vida, isto é, que estabeleci como algo semelhante a Mim.... Foi um ser criado à Minha imagem; foi externalizado no infinito como completamente isolado de Mim; foi autoconsciente, reconhecendo-se assim também como um ser pensante com livre arbítrio.... Era uma miniatura de Mim mesmo, mas tão minúscula em comparação com a Minha plenitude original que podia muito bem ser chamada uma 'pequena faísca' do mar de fogo da Minha força de amor.... E, no entanto, era uma individualidade capaz de se determinar a si própria, excepto que estava constantemente ligada a Mim através do influxo de força do amor, o que, no entanto, não impedia de modo algum o próprio ser.... Estava livre e cheio de luz e força.... Era uma criatura divina que tinha emergido de Mim em suprema perfeição, pelo que também não experimentou qualquer limitação do Meu lado. Tinha criado qualquer limitação ou restrição da sua luz e força para si próprio, porque era capaz de se determinar livremente.... E o mesmo se aplica a todos os seres espirituais que aquele espírito criado pela primeira vez chamou à existência usando a Minha força através da sua vontade.... Também se encontravam na mais alta perfeição, e cada ser era consciente de si mesmo e, portanto, um indivíduo capaz de trabalhar no reino espiritual de forma isolada e em toda a independência da sua própria livre vontade. Assim, nenhum ser estava obrigatoriamente ligado a Mim e ao Meu Ser, cada ser movia-se livremente e isolado no meio das criações espirituais e era imensamente feliz. Assim, agora quando se fala de uma "queda dos espíritos".... dos espíritos originais afundando-se no abismo, isto deve ser entendido como significando que os seres se recusaram a receber a Minha iluminação do amor, que rejeitaram o fluxo de força do amor que constantemente emanava de Mim e inundou tudo com luz e força.... Já não aceitaram o Meu espírito de amor, separaram-se de Mim por sua livre vontade, mas nunca puderam passar porque emanaram de Mim força de amor e assim permanecerão por toda a eternidade. Cada espírito original caído era um ser próprio, uma "individualidade".... E assim permanecerá por toda a eternidade.... Desviou-se da Luz Eterna, da Fonte Original de Poder, e por isso tornou-se desprovido de toda a luz e poder.... Mas esse espírito original permaneceu o ser que uma vez me tirou a sua origem na mais alta perfeição. E mesmo que o processo infinitamente longo do retorno desta substância espiritual a Mim ocorra, onde esse ser é dissolvido e tem de passar por todas as criações nas suas partículas.... todas estas partículas voltam a reunir-se e em intermináveis longos períodos de tempo voltam a formar a I-consciente sendo.... o espírito original caído.... para que pouco antes da sua conclusão como alma do homem possa novamente decidir livremente se quer regressar ao reino dos espíritos abençoados ou prolongar infinitamente o seu regresso através da sua própria resistência.... Mas o ser consciente.... o ser humano.... contém como alma aquele espírito que uma vez foi criado por Mim, que será sempre e para sempre o mesmo indivíduo que uma vez teve a sua origem em Mim.... Foi perfeito e escolheu a profundidade em livre arbítrio, mas não passou, não se fragmentou, é e eternamente permanece o ser I-consciente, com excepção do caminho de retorno através da criação, onde a I-consciência é retirada, onde é dissolvida e segue o caminho do desenvolvimento ascendente em estado de compulsão.... E se o ser também tem de cobrir o caminho através das criações da terra várias vezes.... permanecerá sempre o mesmo ser autoconsciente que uma vez se afastou de Mim, que resistiu à Minha força de amor e que, assim, de boa vontade, levou a cabo a separação de Mim, mas que nunca mais poderá acontecer porque tudo o que emerge de Mim está indissoluvelmente ligado a Mim. A 'apostasia dos espíritos' também deve, portanto, ser entendida literalmente.... O que eu tinha emanado como seres I-conscientes caiu porque não o impedia, porque era capaz de se determinar a si próprio em livre arbítrio. E este ser espiritual deve voltar a Mim em suprema perfeição se quiser unir-se a Mim para agora ser também eternamente incomparavelmente feliz.... Pois assim que posso permeá-lo de novo com o Meu amor, também regressou ao seu estado original. No entanto, permanece sempre consciente de si próprio.... fundiu-se intimamente comigo e, no entanto, é um ser livre que, no entanto, entrou completamente na Minha vontade e, portanto, também pode criar e trabalhar comigo e é incomensuravelmente feliz...._>Ámen
Vertaler