De geestelijke hoogmoed is het grootste kwaad, want deze te overwinnen vereist de grootste kracht. En daar de mens die geestelijk hoogmoedig is nog geheel en al aan de tegenstander toebehoort, zal hij GOD nooit vragen om toezending van kracht en hij zal gekluisterd blijven tot zijn hart is veranderd tot deemoed, wat meestal meer dan een gang over de aarde vergt, dus een hernieuwde kluistering in de materie nodig heeft. De geestelijke hoogmoed is zodoende de erfelijke kwaal van hem die uit hoogmoed in de diepte is gevallen. Deze zal zijn hoogmoed ook in eeuwigheden niet opgeven en daarom zal hij pas dan de weg naar de VADER inslaan, wanneer hij zich zo klein en nederig en krachteloos voelt, dat hij nu smeekt om kracht, die hem dan ook geschonken wordt. En zo ook is zijn aanhang die in geestelijke hoogmoed volhardt, die zich niet buigen wil onder de Wil van GOD, die daarom ook geen "GOD" boven zich wil erkennen, die als mens van de waarde van zijn "ik" zo helemaal overtuigd is, dat hij geen geestelijke onderrichtingen aanneemt, dat hij meent geen hulp nodig te hebben die hem van de kant van een hogere Macht kan worden verleend.
Volledig ongeloof en geestelijke hoogmoed zullen steeds samengaan en omdat de mens geen GOD wil erkennen, zal hem ook nooit de kracht kunnen toevloeien zich te bevrijden van die erfelijke kwaal en de medemens kan hem niet beïnvloeden, omdat hij denkt verheven te zijn boven alles wat "geloven" vooropstelt, wat in geestelijk gebied oprijst. Deze mensen aan te spreken en hun het Woord GOD's over te brengen, heeft zelden succes, omdat ze voortdurend onder de invloed van de tegenstander van GOD staan, die ook zijn aanhang van GOD gescheiden wil houden, opdat hij zelf niet zwakker zal worden in zijn macht en kracht, die hij in zijn aanhang meent te bezitten.
Er moet grote aardse en lichamelijke nood over een mens komen die geestelijk hoogmoedig is, zodat hij bij zichzelf het gevoel van zwakheid bemerkt, waardoor zijn gedachten zouden kunnen veranderen, hij moet inzien dat hij niets is en niets veranderen kan krachtens zijn menselijke natuur en dit gevoel van gebrekkigheid moet hem tot nadenken aanzetten, dan geeft hij langzaam zijn arrogantie op - om welke reden het een genade van buitengewone betekenis is, wanneer de mens in zulke levensomstandigheden wordt geplaatst waarin hij zich van zijn zwakheid en gebrekkigheid bewust wordt en hij daaruit de konsekwenties kan trekken. Maar zijn vrije wil blijft steeds gehandhaafd, waarom ook steeds de tegenstander zijn invloed zal uitoefenen en hij dan net zo goed de gedachten kan verwerpen die bij hem opkomen.
Maar er wordt om zijn ziel geworsteld ook van de kant van de Lichtwereld om hem voor het lot van een hernieuwde kluistering te behoeden. En wanneer het hun maar gelukt dat de mens voor zijn dood zijn volslagen nederigheid beseft en dat hij nog voor zijn dood een Macht boven zich erkent, dan kan hij nog in het hiernamaals verder worden geholpen en hoeft hij niet nog een keer de gang door de gehele schepping te gaan. Dan is het hem gelukt zich te bevrijden van de heerschappij van de tegenstander, ofschoon de ziel in het rijk hierna erg zal moeten worstelen om tot het licht te komen dat op aarde vaak voor haar heeft geschenen, maar niet werd aangenomen. Maar GOD heeft erbarming met iedere ziel en HIJ geeft haar niet op. Maar de mens heeft 'n vrije wil en deze alleen bepaalt het lot van de ziel wanneer ze het aardse lichaam verlaat.
Amen
VertalerL'orgueil spirituel est le plus grand mal, parce que dépasser celui-ci demande la plus grande force. Et vu que l'homme qui est spirituellement orgueilleux appartient encore totalement à l'adversaire, il ne demandera jamais à Dieu l’apport de Force et restera lié jusqu'à ce que son cœur se soit changé en humilité, chose qui demande presque toujours plus d'un chemin terrestre, donc nécessite une nouvelle relégation dans la matière. L'orgueil spirituel est le mal héréditaire de celui qui est tombé dans l’abîme par arrogance. Celui-ci ne renoncera pas à son orgueil spirituel même pas dans l'Eternité, et donc il entreprendra la voie vers le Père seulement lorsqu’il se sentira si petit et bas et inerme que maintenant il demande la Force qui lui est offerte. Et cela s’applique aussi à sa suite qui s'arrête dans l'orgueil spirituel, qui ne veut pas se plier sous la Volonté de Dieu, qui donc ne veut reconnaître au-dessus d’elle aucun « Dieu », qui en tant qu’homme est si pleinement convaincu de sa propre valeur qu'il n'accepte pas les enseignements spirituels, qu’il croit n’avoir besoin d'aucune Aide qui peut lui être prêtée de la part d'un Pouvoir Supérieur. La pleine absence de foi et l’orgueil spirituel marcheront toujours ensemble parce que l'homme ne veut reconnaître aucun Dieu, et donc la Force de se libérer de ce mal héréditaire ne pourra jamais lui affluer, et le prochain n’a aucune influence sur lui, parce qu'il se croit supérieur à tout ce qu’exige la « foi » qui touche la région spirituelle. Parler à ces hommes et leur transmettre la Parole de Dieu réussit rarement, parce qu'ils sont constamment sous l’influence de l'adversaire de Dieu qui veut tenir sa suite séparée de Dieu, pour que lui-même ne soit pas affaibli dans son pouvoir et dans sa vigueur qu’il croit posséder dans sa suite. Il doit venir une grande misère terrestre et corporelle sur un homme qui est spirituellement orgueilleux, pour qu'il ressente en lui le sentiment de faiblesse qui pourrait changer ses pensées ; il doit reconnaître qu'il n'est rien et qu’il ne peut rien changer par sa nature humaine, et ce sentiment de manque doit lui donner à réfléchir. Alors il renonce lentement à son arrogance, et c’est une Grâce d'une inimaginable signification lorsque l'homme est mis dans de telles situations de vie de sorte qu’il se rende compte de sa faiblesse et de ses manques et puisse en tirer les conséquences. Mais il est toujours laissé à sa libre volonté, raison pour laquelle l’adversaire peut toujours exercer son influence et alors l’homme peut rejeter aussi les pensées qui se lèvent en lui. Mais le monde de la Lumière lutte pour son âme pour le préserver du sort d’une nouvelle relégation, et si seulement il réussit à ce qu'un homme reconnaisse avant sa mort sa totale faillite et qu’il reconnaisse encore avant sa mort un Pouvoir au-dessus de lui, alors il peut encore être aidé dans l'au-delà et n'aura même pas besoin de refaire le parcours à travers la Création entière. Alors il aura réussi à se libérer de la domination de l'adversaire, bien que l'âme ait à lutter très durement dans le Règne de l'au-delà pour arriver à la Lumière qui lui brillait souvent sur la Terre mais qu'elle n'avait pas acceptée. Toutefois Dieu a Compassion de chaque âme et Il n’y renonce pas. Mais l'homme a la libre volonté et seulement celle-ci détermine le sort de l'âme lorsqu’elle a abandonné le corps terrestre.
Amen
Vertaler