Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Naastenliefde

Het zal u altijd tot heil strekken wanneer u zich bekommert om de naaste in zijn nood. U zult dan steeds mijn wil vervullen die in mijn geboden van de liefde tot God en de naaste tot uitdrukking komt. Maar u moet de liefde tot de naaste in vrije wil beoefenen, u moet u van binnenuit gedreven voelen, dan pas ontsteekt u in u de liefdesvonk en dan pas zal uw ziel rijp worden. Al uw denken, spreken en handelen moet door de liefde gedragen zijn wil dit een geestelijke uitwerking hebben, daar u anders alleen aardse plichten nakomt, maar uw ziel daar geen enkel voordeel uit haalt.

Het gaat steeds alleen om de liefde, om de innerlijke drang goed te doen, te helpen waar nood is, gelukkig en blij te maken waar de gelegenheid zich voordoet. Het gaat om het innerlijke wezen van de mens dat in de liefde voor Mij en voor de naaste moet opengaan, dat elke eigenliefde overwint en met de liefde helemaal is vervuld, zodat nu ook Ik zelf in hem tegenwoordig kan zijn en dus in hem werkzaam kan zijn door mijn geest. Dan kan de mens niet meer anders dan goed zijn en steeds in verbinding met Mij leven, dan kan de aardse wereld hem niet meer bekoren. Integendeel, zijn gedachten zullen steeds in de geestelijke wereld vertoeven omdat de geest in hem al zijn denken en willen bepaalt.

Maar zolang de gedachten van de mens door de wereld in de ban worden gehouden, zal het hem ook niet mogelijk zijn de liefde in hem tot ontplooiing te brengen. Want dan wordt door de wereld altijd nog aanspraak gemaakt op de eigenliefde en deze wordt als eerste vervuld, wat steeds afbreuk doet aan de liefde tot de naaste. En dan moet hem vaak de nood van de medemens duidelijk voor ogen worden gesteld. Hij moet veel ellende zien opdat hij zal worden aangespoord te helpen en dan de liefdesvonk in hem kan worden ontstoken, wanneer hij de zegen van een goede daad bij zichzelf bemerkt. En daarom moet er ook nog veel nood over de wereld komen, omdat de liefde onder de mensen is bekoeld, omdat er geen aandacht wordt geschonken aan de boden van mijn liefde en omdat daarom ook de geestelijke nood heel groot is, die alleen door de liefde kan worden opgeheven.

Liefdeloosheid van de mensen is geestelijke nood en heeft ook altijd aardse nood tot gevolg, om welke reden deze in de eindtijd nog groter zal worden om toch nog de harten van de mensen te raken, zodat in hen erbarmende naastenliefde wordt ontstoken. Maar er zullen nog maar weinig mensen zijn die aan deze geestelijke nood ontkomen, want de eigenliefde krijgt de overhand en dat betekent ook dat de liefde voor de wereld steeds groter wordt, dat de mensen ten prooi vallen aan de materie en in hun streven hiernaar zichzelf hun latere lot scheppen: dat ze zelf weer tot de materie worden die ze al lang geleden hadden overwonnen.

En er is nog maar één uitweg om deze kluistering te ontgaan en deze uitweg is en blijft de liefde. Van het gebod liefde te beoefenen kan ook mijn liefde u niet ontslaan, want de liefde is de eerste wet en zonder liefde kan niemand zalig worden.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

L’amore per il prossimo

Sarà sempre per il vostro bene, quando vi prendete cura del prossimo nella sua miseria. Allora adempirete sempre la Mia Volontà, che si esprime nei Miei Comandamenti dell’amore per Dio ed il prossimo. Ma dovete esercitare l’amore per il prossimo nella libera volontà, dovete sentirvi spinti dall’interiore, soltanto allora accendete in voi la scintilla dell’amore e soltanto allora maturerete nella vostra anima. Tutto il vostro pensare, dire ed agire deve essere supportato dall’amore, se deve avere l’effetto spirituale, altrimenti eseguite sempre soltanto dei doveri terreni, ma la vostra anima non ne trarrà alcuna utilità. Si tratta sempre soltanto dell’amore, della spinta interiore a fare del bene, ad aiutare dov’è miseria, di rendere felice e contento dove si offre l’opportunità, si tratta dell’essere interiore dell’uomo, che deve svilupparsi nell’amore per Me ed il prossimo, che vince ogni amor proprio ed è totalmente riempito dall’amore, affinché ora anch’IO Stesso posso Essere presente in lui ed agire in lui mediante il Mio Spirito. Allora l’uomo non può più essere altro che buono e vivere sempre nel collegamento con Me, allora il mondo terreno non può più sedurre, ma i suoi pensieri saranno sempre nel mondo spirituale, perché lo spirito in lui determina tutto il suo pensare e volere. Ma finché i pensieri dell’uomo sono legati ancora al mondo, non gli sarà nemmeno possibile di sviluppare in sé l’amore, perché allora il mondo si rivolge sempre ancora all’amor proprio, che interrompe sempre l’amore per il prossimo. Ed allora gli deve essere sovente messo in evidenza davanti agli occhi la miseria del prossimo, deve vedere molta sofferenza, affinché venga stimolato ad aiutare ed allora la scintilla d’amore può accendersi in lui, quando la sente su di sé. E perciò deve passare ancora molta miseria sul mondo, perché l’amore fra gli uomini si è raffreddato, perché si bada poco ai Miei Comandamenti dell’amore e perciò anche la miseria spirituale è molto grande, che può essere alleviata soltanto mediante l’amore. (31.03.1960) Il disamore degli uomini è la miseria spirituale che ha per conseguenza anche la miseria terrena, per cui questa aumenterà ancora nel tempo della fine, per toccare ancora dei cuori umani e per accendere in loro l’amore misericordioso per il prossimo. Ma saranno soltanto pochi uomini che sfuggiranno a questa miseria spirituale, perché l’amore dell’io prende il sopravvento, e questo significa anche, che l’amore per il mondo cresce sempre di più, che gli uomini cadono nella materia e nel tendere verso questa si creano la loro futura sorte, che loro stessi diventano materia, che avevano già superata molto tempo prima e c’è soltanto ancora una via d’uscita per sfuggire a questa relegazione, e questa via d’uscita è e rimane l’amore. Dal Comandamento, di esercitare l’amore, nemmeno il Mio Amore si può esentare, perché l’amore è il primo Comandamento, e senza amore nessuno può diventare beato.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Ingrid Wunderlich