Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De staat van het verantwoordelijk zijn Geopende harten

U bent door ontelbare verblijfplaatsen heengegaan. U ziet op een ontwikkelingsgang terug van eindeloze duur, van een tijdruimte waarvoor u elke maat ontbreekt omdat u niet in staat bent een zo eindeloze tijdsspanne te bevatten. Maar u hebt deze al achter u, daar u anders niet op deze aarde zou vertoeven. Een terugblik op deze achter u liggende tijd zou u weliswaar de belangrijkheid van uw aardse leven begrijpelijker laten worden, maar dit zou uw ziel niet ten goede komen die, door angst gedreven, alleen nog maar haar weg over de aarde zou gaan, wanneer ze het vermogen zou bezitten zich dit alles weer te herinneren en de eindeloze kwellingen tot haar doordrongen die ze moest ondergaan - in het tijdsbestek van haar ontwikkeling omhoog.

Toch is het feit niet te ontkennen dat u zo'n eindeloos lange tijdruimte van ontwikkeling moest doormaken en dat deze periode nu bijna haar grens heeft bereikt. Maar dit laatste bepaalt u zelf. En dat is het belangrijke van uw gang over de aarde, dat u aan een eeuwige tijden durende toestand van kwelling een einde maakt, of deze weer eindeloos zou kunnen verlengen - dat u dus uw verdere lot zelf gestalte geeft gedurende de tijd van uw leven op aarde. Want eeuwige tijden kon u niet ter verantwoording worden geroepen, eeuwige tijden moest u doende zijn volgens goddelijke Wil. U stond onder de wet van "je moet", u was onderworpen aan de wet van de goddelijke ordening en moest handelen volgens GOD's Wil. En onder deze wet van dwang klom u omhoog - weer tot het niveau waarin de belichaming als mens kon plaatsvinden.

Nu echter is uw leven niet meer vrij van verantwoording, want uzelf bepaalt de afloop en het succes door uw vrije wil. En deze tijd is maar heel kort, maar zou door ieder mens doelmatig kunnen worden ontplooid om hem de hoogst mogelijke voltooiing op te leveren, want daartoe staan hem alle middelen ter beschikking. Er wordt van hem niets onmogelijks verlangd, maar hij wordt op elke manier geholpen, op elke manier wordt er dus rekening gehouden met zijn zwakheid en onvolmaaktheid, zodat een geheel rijp worden van zijn ziel in vrije wil mogelijk is.

Maar er wordt zelfoverwinning van hem gevraagd. Er wordt van de mens een eigen prestatie gevraagd, die geen medemens of geen lichtwezen voor hem kan verrichten, anders zouden er waarlijk geen onverloste wezens meer op aarde zijn, omdat de liefde van die wezens al alles verlost zou hebben wat nog niet zalig is.

De laatste voltooiing echter moet de mens zelf volbrengen. En hij kan dat ook want de Liefde GOD's is zo groot dat Zij onverdiende genaden over al Haar schepselen uitstort, alleen om ze weer terug te halen in het VADERhuis, om hen voor Zich te winnen en aan de tegenstander te ontrukken, die hen eindeloze tijden gevangen hield. Maar de overgrote Liefde van GOD kan niet in strijd met de wet werken – Ze moet, om werkzaam te kunnen worden, geopende harten vinden waarin Ze ongehinderd binnen kan stromen. En voor het openen van het hart moet ieder mens zelf zorgen, de vrije wil moet aktief worden, de mens moet bewust naar GOD en het aanstralen van Zijn Liefde verlangen, dan opent hij zich ook vrijwillig voor de krachtstroom van de goddelijke Liefde en dan kan er niets anders zijn dan een opgaan naar omhoog, naar GOD, want de Liefde GOD's heeft zo'n Kracht dat Ze alles tot Zich trekt wat zich niet verzet.

De slechts zeer korte tijd van het aardse leven moet het omkeren van de mens naar GOD teweegbrengen, hij moet de weerstand opheffen - de mens moet zichzelf overwinnen, die aan het begin van de belichaming nog in zijn weerstand volhardt en daarbij een krachtige steun heeft aan GOD's tegenstander, die alles doet om deze weerstand nog sterker te maken. En die weerstand bestaat daarin, dat de mens zijn eigenliefde koestert, die totaal indruist tegen de Liefde GOD's en die gelijk is aan een gesloten deur die niets doorlaat.

De eigenliefde gelooft zichzelf genoeg te zijn en daardoor bewijst ze alleen 's mensen aanmatiging, die hoort bij de tegenstander van God. De deemoed echter herkent haar HEER en GOD - een deemoedig hart vraagt om genade en opent wijd de deur van het hart om Diegene binnen te laten komen DIE het Zijn Liefde zou willen schenken.

Het gaat er dus in het aardse leven alleen om, dat de mens zijn verzet opgeeft, dat hem onherroepelijk ketent aan de tegenstander van GOD –het gaat erom dat zijn vrije wil zijn GOD en VADER zoekt en HEM om genade vraagt. Dan zal hij waarlijk zeer rijkelijk bedacht worden en zal zijn aardse levensloop niet tevergeefs zijn, want de goddelijke Liefde zal hem overvloedig toestromen.

En omdat die Liefde licht en kracht is, moet de ziel ook vol van licht en kracht worden tijdens haar tijd op aarde, ook al is die nog zo kort in vergelijking met de eeuwig lange tijd ervoor. Maar een geopend hart staat er geheel garant voor dat de ziel tot voleinding komt, want waar de Liefde GOD's naartoe kan stralen, daar is geen duisternis meer, daar is alleen nog licht en gelukzaligheid - het recht van het volmaakte - het recht van die wezens die op aarde de voltooiing bereikten in vrije wil.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Verantwortungszustand.... Geöffnete Herzen....

Durch unzählige Stationen seid ihr hindurchgegangen.... Ihr blicket also auf einen Entwicklungsweg zurück von endloser Dauer, von einer Zeitspanne, für die euch jedes Maß fehlt, weil ihr so endlose Zeiträume nicht zu fassen vermögt. Aber ihr habt sie schon hinter euch, ansonsten ihr nicht auf dieser Erde weiltet. Eine Rückschau auf die hinter euch liegende Zeit würde euch wohl die Wichtigkeit eures Erdenlebens verständlicher werden lassen, aber sie würde nicht eurer Seele dienen, die von Angst getrieben nur noch ihren Erdenweg gehen würde, wenn sie das Rückerinnerungsvermögen besäße und die endlosen Qualen ihr zum Bewußtsein kämen, die sie schon erleiden mußte in der Zeitspanne ihrer Aufwärtsentwicklung. Dennoch ist die Tatsache nicht zu leugnen, daß ihr also einen solchen Zeitraum der Entwicklung durchleben mußtet und daß dieser Zeitraum nun fast seine Grenzen erreicht hat.... Aber letzteres bestimmet ihr selbst.... Und das ist das Schwerwiegende eures Erdenganges, daß ihr einem ewige-Zeiten-währenden Qualzustand ein Ende bereiten oder ihn wieder endlos verlängern könnet.... daß ihr euer weiteres Schicksal selbst gestaltet während der Zeit eures Erdenlebens. Ewige Zeiten konntet ihr nicht zur Verantwortung gezogen werden, denn ewige Zeiten mußtet ihr euch bewegen nach göttlichem Willen, ihr standet unter dem Mußgesetz, ihr waret dem Gesetz göttlicher Ordnung unterstellt und mußtet handeln nach dem Willen Gottes. Und in diesem Mußgesetz stieget ihr aufwärts wieder zu dem Grad, wo die Verkörperung als Mensch vor sich gehen konnte. Nun aber ist euer Leben nicht mehr verantwortungsfrei, denn ihr selbst bestimmt den Ablauf und den Erfolg eures freien Willens.... Und diese Zeit ist nur ganz kurz und könnte von jedem Menschen zweckmäßig ausgelebt werden und ihm die höchstmögliche Vollendung eintragen, denn ihm stehen dazu alle Mittel zu Gebote, es wird nicht etwas Für-ihn-Unmögliches verlangt, sondern in jeder Weise wird ihm geholfen, in jeder Weise wird seiner Schwäche und Unvollkommenheit Rechnung getragen, so daß ihm alle Mittel zur Verfügung stehen, die ihm ein Ausreifen seiner Seele im freien Willen ermöglichen. Aber es wird Selbstüberwindung von ihm gefordert.... Es wird eine eigene Leistung des Menschen gefordert, die kein Mitmensch oder kein lichtvolles geistiges Wesen für ihn leisten kann.... ansonsten es wahrlich keine unerlöste Seele mehr auf Erden geben würde, weil die Liebe jener Wesen schon alles erlöst hätte, was noch unselig ist. Die letzte Vollendung aber muß der Mensch selbst vollbringen.... Und er kann es auch, denn die Liebe Gottes ist so groß, daß sie unverdiente Gnaden über alle Seine Geschöpfe ausschüttet, um sie nur wieder zurückzuholen in das Vaterhaus, um sie für Sich zu gewinnen und dem Gegner zu entreißen, der sie endlose Zeiten gefangenhielt. Aber diese Seine übergroße Liebe kann nicht widergesetzlich wirken.... sie muß, um wirksam werden zu können, geöffnete Herzen finden, in die sie ungehindert einströmen kann. Und das "Öffnen des Herzens" muß jeder Mensch selbst besorgen, es muß der freie Wille tätig werden, es muß der Mensch bewußt verlangen nach Gott und Seiner Liebeanstrahlung, dann öffnet er sich auch freiwillig dem göttlichen Liebekraftstrom, und dann kann es gar nichts anderes als einen Aufstieg zur Höhe, zum Licht, zu Gott geben, denn die Liebe Gottes hat solche Kraft, daß sie alles an sich zieht, was sich nicht widersetzt. Die nur sehr kurze Erdenlebenszeit soll das Umkehren des Menschen zu Gott erzielen, sie soll den Widerstand aufheben, es soll der Mensch sich selbst überwinden, der zu Beginn der Verkörperung als Mensch noch im Widerstand verharrt und einen kräftigen Halt hat am Gegner Gottes, der allen Einfluß anwendet, um den Menschen in diesem Widerstand noch zu bestärken. Und der Widerstand besteht darin, daß der Mensch die Eigenliebe pflegt, die der Liebe Gottes völlig widerspricht und die gleich ist einer verschlossenen Tür, die nichts hindurchläßt, weil die Eigenliebe glaubt, sich selbst genug zu sein, und dadurch nur ihre Überheblichkeit beweiset, die Anteil ist des Gegners von Gott. Die Demut aber erkennt ihren Herrn und Gott.... ein demütiges Herz bittet um Gnade und öffnet die Herzenstür weit, um Den eintreten zu lassen, Der es beschenken möchte mit Seiner Liebe.... Es geht im Erdenleben nur darum, daß der Mensch seinen Widerstand aufgibt, der ihn unwiderruflich an den Gegner Gottes fesselt.... daß sein freier Wille seinen Gott und Vater suchet und Ihn um Gnade bittet. Dann wird er wahrlich überreich bedacht werden, und es wird sein Erdenlauf nicht vergeblich sein, denn die göttliche Liebe wird ihm überreich zuströmen, und da die Liebe Licht und Kraft ist, muß die Seele auch licht- und kraftvoll werden und ausreifen in der Erdenlebenszeit, und ob sie noch so kurz bemessen ist im Vergleich zu der ewig langen Zeit zuvor. Ein geöffnetes Herz ist volle Garantie dafür, daß sie zur Vollendung gelangt, denn wohin die Liebe Gottes strahlen kann, dort gibt es keine Finsternis mehr; dort gibt es nur noch Licht und Seligkeit, das Anrecht des Vollkommenen, das Anrecht der Wesen, die auf Erden zur Vollendung gelangten im freien Willen....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde