Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Het kunnen geloven vereist het willen geloven

Te kunnen geloven vereist een willen geloven. U zult die mensen niet kunnen overtuigen die niet de wil opbrengen om tot de waarheid te komen, want door hun onwil stellen zij zich bloot aan de inwerking van GOD's tegenstander, wiens prooi zij steeds meer worden en die hen steeds alleen maar beïnvloeden zal zich af te sluiten van elke binnenvloeiende stroom van de kant van GOD.

Geestelijk weten laat zich niet bewijzen, het moet geloofd worden. Maar er wordt ook geen blind geloof van de mensen gevraagd, de waarheid wordt de mens voorgelegd, maar het wordt aan hem zelf overgelaten hoe hij zich er tegenover instelt, want van GOD uit wordt de vrijheid van wil van ieder mens in acht genomen. De mens staat als het ware op een tweesprong zodra hem een geestelijk weten wordt aangeboden, hij kan het aannemen maar ook afwijzen.

Om deze beslissing te nemen moet echter zijn wil actief worden. Wijst de mens het hem aangeboden geestelijke goed af zonder enig onderzoek, dan mag hij niet zeggen, dat hij het niet geloven kan maar hij moet zeggen: Ik wil het niet geloven. Heeft hij echter de wil tot inzicht te komen dan zal hij ook gaan onderzoeken - en daarna pas terecht iets verwerpen, als hij er niet mee accoord kan gaan - of, hij zal een innerlijke overtuiging verwerven en geloven - ofschoon hem geen bewijzen gegeven kunnen worden.

Bij wie van goede wil is zal ook het denken juist geleid worden, zelfs wanneer hij tot dusver niets wilde aanvaarden wat als geestelijk weten betiteld kan worden. Ook een blind geloof is waardeloos, en pas een innerlijk overtuigd geloof heeft de zegen ervan tot gevolg. Een overtuigd geloof echter kan alleen dan verkregen worden als de mens tot inzicht wil komen, als hij opheldering verlangt over verborgen zaken, over geheimen die het menselijke verstand niet onthullen kan.

Ieder mens zal en kan veronderstellen dat hij maar een beperkte kennis bezit, dat er dus voor hem nog veel onopgeloste problemen zijn. Wanneer deze problemen aardse vragen betreffen,kunnen ze ook verstandelijk opgelost worden. De resultaten kunnen beproefd en ook gewijzigd worden - en dan kunnen bewijzen worden geleverd voor de juistheid van het denken van de mensen.

Er bestaat echter naast de aardse wereld ook nog een geestelijke wereld. Weliswaar kan ook dit alleen maar "geloofd" worden - maar ook uit deze geestelijke wereld worden de mensen openbaringen toegestuurd, die bijna reeds als bewijzen zouden kunnen gelden - maar altijd ook 'n zekere twijfel open laten. die de mens nu zelf overwinnen moet, waarvoor zijn wil nodig is.

Hij kan zich bewijzen verschaffen en zo een overtuigd geloof verkrijgen, doch hij moet ook willen. Want wie er niets voor doet kan ook niets voor zich verwerven - en geschonken kan het geloof de mens niet worden, omdat anders niet van een vrije wilsbeslissing gesproken zou kunnen worden.

In de eerste plaats moet de mens geloven willen en dan door een leven in liefde zich geschikt maken te leren onderscheiden, want nooit mag hij dwaling geloven - en hij heeft het recht af te wijzen wat voor hem niet mogelijk is te geloven - als hij het ernstig meent en zich verweert tegen elke aanvoer van geestelijke leringen.

Het kunnen geloven vereist het willen geloven. Een blind geloof is GOD niet welgevallig, het bewijst de onverschilligheid tegenover de waarheid en het juiste inzicht. De mens moet zijn verstand gebruiken maar niet alleen zijn verstand, veeleer moest hij ook zijn hart raadplegen, wat zoveel betekent als, dat hij ook op zijn gevoelens moet letten. Want door het hart wil HIJ Zich openbaren aan WIE het de mens vaak zwaar valt te geloven - DIE echter ook de wil beloont als deze goed en juist gericht is.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Pouvoir croire implique de vouloir croire

Pouvoir croire implique de vouloir croire. Vous ne pourrez pas convaincre ces hommes qui n'ont pas la volonté d’arriver à la Vérité, parce qu'avec leur non-volonté ils s'exposent aux influences de l'adversaire de Dieu toujours davantage et ils deviendront son butin, parce qu'il les poussera toujours davantage à se fermer à tout afflux spirituel de la part de Dieu. Le savoir spirituel ne peut pas être prouvé, il doit être cru. Mais il n'est exigé aucune foi aveugle des hommes, à eux il est présenté la Vérité, mais il est laissé à eux-mêmes comment ils se disposent, parce que de la part de Dieu la liberté de la volonté de chaque homme est garantie. L'homme se trouve pour ainsi dire à la bifurcation dès qu’il lui est offert du savoir spirituel, il peut l'accepter, ou bien aussi le refuser. Mais pour cette décision sa volonté doit être active. Si l'homme refuse le bien spirituel offert, ou bien tout examen, il ne peut alors pas dire ne pas pouvoir le croire, mais il doit dire : Je ne veux pas le croire. Mais s'il a la volonté d'arriver à la connaissance, alors il l’examinera, et le refus sera justifié seulement s'il ne réussit pas à l'accepter, ou bien il conquerra une conviction intérieure et croira, même s’il ne peut pas lui être donné de preuves. Pour celui qui est de bonne volonté, ses pensées seront bien guidées, même si jusqu'à présent il n'a rien voulu reconnaître de ce qui peut être désigné comme un savoir spirituel. Même une foi aveugle est inutile, seule une foi intérieurement convaincue a pour conséquence une bénédiction. Mais une foi convaincue peut être conquise seulement, lorsque l'homme veut arriver à la connaissance, lorsqu’il désire un éclaircissement sur des choses cachées, sur les mystères que l'entendement de l'homme ne peut pas dévoiler. Chaque homme peut accepter et acceptera le fait qu'il possède seulement un savoir partiel, que pour lui il existe donc encore beaucoup de problèmes irrésolus. Lorsque ces problèmes concernent des questions terrestres ils peuvent être résolus intellectuellement. Les résultats peuvent être examinés et même changés, et alors il peut être présenté des preuves pour la justesse des pensées de l'homme. Mais outre le monde terrestre il existe aussi un monde spirituel. Celui-ci peut seulement être «cru», mais de ce monde spirituel il arrive des Révélations aux hommes, qui pourraient presque déjà passer pour des preuves, mais elles laissent aussi toujours ouverts certains doutes, que maintenant l'homme lui-même doit vaincre, et pour lesquels sa volonté est nécessaire. Il peut se créer des preuves et ainsi conquérir une foi convaincue, mais il doit aussi en avoir la volonté. Parce que celui qui ne fait rien en ce sens, ne peut rien se conquérir rien, et à l'homme il ne peut pas être offert la foi, parce qu'on ne pourrait autrement pas parler d'une décision de la libre volonté. D'abord l'homme doit vouloir croire et ensuite se rendre capable à travers une vie d'amour, d'apprendre à discerner, parce qu'il ne doit jamais croire à une erreur, et a le droit de refuser ce qui ne lui est pas possible de croire, lorsqu’il le veut sérieusement et lorsqu’il se défend contre tout apport de bien spirituel. Pour croire il est nécessaire de vouloir croire. Mais une foi aveugle n'est pas une chose dont l'homme doit se vanter. Une foi aveugle n'est pas aimée par Dieu, vu qu’elle montre l'indifférence vis-à-vis de la Vérité et de la juste connaissance. L'homme doit employer son entendement, mais pas seulement son entendement et il doit aussi questionner son cœur ce qui signifie qu’il doit considérer aussi ses sentiments, parce qu'à travers le cœur S’annonce Celui dans Lequel croire est souvent difficile pour l'homme, Celui Qui cependant récompense la volonté lorsque elle est bonne et bien orientée.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Jean-Marc Grillet