• Terug

Over "de hel" De hernieuwde kluistering De eindeloze Liefde van GOD

Ook het verwerpelijkste schepsel is een kind van Mijn Liefde. Daarom geldt Mijn zorg voor hem ook onverminderd, zodat het eenmaal naar MIJ terugkeert, ofschoon het een veel langere weg zal moeten gaan om zich aan MIJ en Mijn Oerwezen aan te passen.

IK laat het niet vallen, en wat van Mijn kant uit kan geschieden dat doe IK om dit schepsel bij te staan - opdat het zichzelf doorziet en verandert. Maar de afstand tot MIJ is vaak zo groot dat de tegenkracht een veel grotere invloed uitoefent, en Mijn Liefdestraling daarom onwerkzaam blijft. En daarom kan het ook eeuwigheden duren totdat het iets nader tot MIJ komt, maar nooit geef IK het op.

Als er nu van een "hel" wordt gesproken, dan is dit de concentratie van zulke afkeurenswaardige schepselen in het rijk hierna - die reeds het aardse leven met negatief gevolg afgelegd hebben en ook in hiernamaals steeds dieper zijn gezonken, omdat zij zich opnieuw aan Mijn tegenstander hebben overgegeven. Voordat nu een hernieuwde kluistering in de aardse scheppingen plaats vindt, dat altijd het begin van een nieuwe verlossingsperiode betekent, bevinden deze wezens zich als aanhangers van satan in sferen waarin zij zich door hun slechte hartstochten laten beheersen, waar zij elkaar allerlei kwaad aandoen en er daarom steeds ruzie en strijd is. Zij proberen steeds weer de zwakkere wezens binnen hun bereik te trekken en doen in opdracht van Mijn tegenstander alles, wat hen steeds dieper laat wegzinken. Het zijn dus geen "begrensde oorden", de hel is overal waar zich zulke diep gezonken wezens verzamelen, waar zij tegen elkaar woeden. Om welke reden ook op de aarde van "hel" en "helse toestanden" gesproken kan worden, waar mensen met duivelse gezindheid elkaar haat toedragen en op elke manier onheil stichten.

En toch zijn al deze wezens Mijn schepselen waarover IK MIJ ontferm, en die IK van hun zonde en gebondenheid aan Mijn tegenstander zou willen bevrijden. Zij staan nog geheel en al onder de invloed van hem die zich boven MIJ verhief, en die ook alle door hem geschapen wezens tegen MIJ opzette - zodat zij ook afvielen en onzalig zijn geworden. Maar het waren ook Mijn kinderen die Mijn Kracht liet ontstaan die onbelemmerd door Mijn tegenstander stroomde, en hem dan in staat stelde tot het scheppen van die wezens.

Daarom is Mijn Liefde ook voor die schepselen bestemd, al zijn ze nog zo diep gezonken. Dit is voor u, mensen nu ook weer een verklaring waarom er weer een nieuwe schepping van de aarde tot stand moet komen. IK denk evenzeer aan die ongelukzalige schepselen in de diepste diepten als aan de mensen op de aarde. Ook hen die al eindeloos lang smachten in de macht van Mijn tegenstander wil IK weer de weg effenen. IK wil ze hem ontnemen en opnieuw kluisteren in de vaste vorm, zodat ook hun weg weer opwaarts gaat en hun tegenstand langzaam afneemt die zij MIJ nog in de sterkste mate bieden. De Liefde tot de gezonken wezens is onveranderd en zal nooit minder worden. Anders echter dan door een hernieuwde kluistering in de scheppingen is Mijn Liefde niet aan te tonen, en op een andere wijze is er ook geen resultaat of een terugkeer mogelijk, en daaruit resulteert ook de noodzakelijkheid van een omvorming van het aardoppervlak - zoals IK die u steeds weer verkondig.

Het is alleen Liefde die MIJ tot Mijn werken en besturen in het heelal beheerst, ook als u, mensen daarin geen liefde kunt herkennen. Eens zult u Mijn heilsplan begrijpen en HEM lof en dank zingen DIE ook u weggevoerd heeft uit nacht en dood. DIE alle wezens zalig wil maken, die uit HEM zijn voortgekomen en DIE ook met onveranderlijke Liefde hen gedenkt die Zijn hulp het dringendst nodig hebben, omdat Zijn tegenstander hen geketend houdt.

Amen

Begriff "Hölle".... Neubannung.... Gottes endlose Liebe....

Auch das verworfenste Geschöpf ist ein Kind Meiner Liebe. Und darum gilt ihm Meine Sorge gleichfalls unvermindert, daß es einmal zu Mir zurückkehrt, wenngleich es einen weit längeren Weg wird gehen müssen, um sich Mir und Meinem Urwesen anzugleichen. Aber Ich lasse es nicht fallen, und was von Meiner Seite aus geschehen kann, das tue Ich, um diesem Geschöpf dazu zu verhelfen, daß es sich selbst erkennt und wandelt. Aber der Abstand ist oft so groß, daß die Gegenkraft größeren Einfluß hat und Meine Liebeanstrahlung unwirksam bleibt. Und darum kann es auch Ewigkeiten dauern, bis es Mir etwas näherkommt, aber niemals gebe Ich es auf.... Wenn nun von einer Hölle gesprochen wird, so ist dies die Zusammenballung solcher verworfenen Geschöpfe im jenseitigen Reich, die also schon das Erdenleben hinter sich haben mit negativem Erfolg und auch im Jenseits stets tiefer gesunken sind, weil sie sich Meinem Gegner aufs neue ergeben haben.... Bevor nun eine Neubannung auf den Erdschöpfungen stattfindet, die immer den Beginn einer neuen Erlösungsepoche bedeutet, sind diese Wesen als Anhänger des Satans in Sphären, wo sie ihren schlechtesten Leidenschaften frönen, wo sie sich gegenseitig alles Böse antun und daher ständiger Kampf und Streit ist und wo sie immer wieder schwächere Wesen in ihr Bereich zu ziehen suchen.... sie also im Auftrag Meines Gegners alles tun, was sie stets tiefer sinken lässet. Es sind keine begrenzten Orte, es ist gleichsam die Hölle überall dort, wo sich solche tief gesunkene Wesen zusammenfinden, wo sie gegeneinander wüten.... weshalb auch auf der Erde von Hölle und Höllenzuständen gesprochen werden kann, wo Menschen mit teuflischer Gesinnung sich anfeinden und in jeder Weise Unheil stiften. Und alle diese Wesen sind dennoch Meine Geschöpfe, mit denen Ich Erbarmen habe und die Ich von ihrer Sünde und Gebundenheit an Meinen Gegner befreien möchte, denn sie stehen noch voll und ganz unter dem Einfluß dessen, der sich wider Mich erhob und der auch alle von ihm erschaffenen Wesen wider Mich auflehnte, so daß auch sie abfielen und unglückselig geworden sind. Aber es waren auch Meine Kinder, weil Meine Kraft sie erstehen ließ, die unbeschränkt durch Meinen Gegner strömte und ihn erst zum Erschaffen jener Wesen befähigte. Darum gehört auch jenen Geschöpfen Meine Liebe, und ob sie noch so tief gesunken sind.... was euch Menschen nun auch erklären wird, warum eine Neuschöpfung der Erde vor sich gehen muß. Denn Ich gedenke ebenso jener unglückseligen Geschöpfe in der tiefsten Tiefe wie der Menschen auf der Erde.... Ich will auch ihnen wieder einen Weg bereiten, die schon endlos lange schmachten in der Gewalt Meines Gegners; Ich will sie ihm entwinden und wieder neu binden in der festen Form, auf daß auch ihr Weg wieder aufwärts gehe, auf daß ihr Widerstand langsam nachlasse, den sie noch in stärkstem Maß Mir leisten.... Die Liebe zu dem Gesunkenen ist unverändert, und sie wird auch niemals nachlassen, anders aber als durch Neubannung in Erdschöpfungen ist Meine Liebe nicht zu beweisen, anders ist auch kein Erfolg oder keine Rückkehr dessen möglich, und daraus ergibt sich auch die Notwendigkeit einer Umgestaltung der Erde, wie Ich sie euch verkünde stets und ständig. Es ist nur Liebe, die Mich zu allem Wirken und Walten im Universum bestimmt, auch wenn ihr Menschen keine Liebe darin erkennen könnet.... Einmal werdet auch ihr Meinen Heilsplan begreifen und Lob und Dank singen Dem, Der auch euch herausgeführt hat aus Nacht und Tod, Der alle Wesen selig machen will, die aus Ihm hervorgegangen sind.... und Der auch mit unveränderter Liebe dessen gedenket, das Seine Hilfe am dringendsten benötigt, weil Sein Gegner es gefesselthält....

Amen