Mij zult u eeuwig niet meer verliezen, u die Mij zoekt en gevonden hebt. Zolang u op aarde verblijft bent u weliswaar aan de invloeden van mijn tegenstander blootgesteld, maar wiens wil zich eenmaal op Mij heeft gericht, die is door Mij vastgepakt en zijn terugval in de diepte voorkom Ik. Maar Ik spreek van een ernstige wil die volledig bewust op Mij aanstuurt. Waar deze ernst nog niet aanwezig is, daar kan het mijn tegenstander nog wel lukken hem van Mij af te brengen, want er zijn mensen die door opvoeding of spreken van de medemensen als het ware meelopers zijn geworden, die zich dus bij hun medemensen aansluiten, echter niet vanuit het innerlijk verlangen, Mij als hun herkende Vader tegemoet te snellen. Maar waar dit innerlijk verlangen naar Mij in een mens is ontwaakt, daar wordt nu mijn vaderliefde werkzaam.
Ik lok en roep deze mens nu voortdurend. Ik pak hem vast en laat hem niet meer los. Deze is al uit de keten van de satan bevrijd, ofschoon diens inspanningen om hem terug te winnen niet ophouden, tot Ik de mens tot Me roep in mijn rijk. De Mij ernstig toegekeerde wil is er de zekerste waarborg voor dat hij Mij en mijn rijk wint. Want Ik geef hem de kracht, omdat Ik zelf naar mijn kind verlang en zijn wil al de proef op aarde heeft doorstaan.
De ernstige, op Mij gerichte wil is de beslissing, omdat juist deze wil zich eens van Mij afkeerde en de terugkeer naar Mij dus door middel van de wil voltrokken moet worden. Ik beoordeel de wil, maar niet alleen maar de woorden die niet serieus zijn maar voor Mij heel goed herkenbaar als slechts woorden die de mond uitspreekt of gedacht worden, waarvan het hart echter niets weet. Maar waar eenmaal het verlangen naar Mij is ontwaakt, streeft de mens ook onophoudelijk opwaarts.
Want zodra mijn kracht hem wordt toegestuurd als gevolg van de verandering van zijn wil, gebruikt hij deze voor geestelijk streven. Hij heeft zich als het ware al bij Mij aangesloten. Ik ga naast hem, alleen nog zolang niet door hem herkend als zijn liefde nog zwak is. Mijn beeld wordt echter steeds helderder wanneer de liefde in hem toeneemt, tot hij Mij zelf door de liefde in zich heeft opgenomen en nu ook inziet dat hij niet meer weg kan zinken in de diepte, omdat Ik niets opgeef wat van Mij is en in vrije wil van Mij is geworden.
U zult nooit meer van Mij kunnen scheiden wanneer u de levensproef op aarde in zoverre hebt doorstaan, dat uw wil voor Mij heeft gekozen. Dan kan het leven op aarde alleen nog tot een grotere zielenrijpheid bijdragen. U zult Mij bewust dienen en trouw zijn, totdat Ik u tot Me roep in mijn rijk als uw uur gekomen is.
Amen
VertalerMich werdet ihr ewig nicht mehr verlieren, die ihr Mich suchtet und gefunden habt. Ihr seid zwar, solange ihr auf Erden weilet, den Einflüssen Meines Gegners ausgesetzt, doch wessen Willen einmal Mir sich zugewendet hat, der ist von Mir ergriffen worden, und seinen Rückfall in die Tiefe verhüte Ich. Doch ich spreche vom ernsten Willen, der vollbewußt Mir zustrebt.... Wo dieser Ernst noch nicht vorhanden ist, dort kann es wohl Meinem Gegner noch gelingen, ihn abzudrängen von Mir, denn es gibt Menschen, die durch Erziehung oder Reden der Mitmenschen gleichsam Mitläufer geworden sind, die also sich ihren Mitmenschen anschließen, jedoch nicht aus dem inneren Verlangen heraus, Mir als ihrem erkannten Vater entgegenzueilen. Wo aber dieses innere Verlangen nach Mir in einem Menschen erwacht ist, dort wird nun Meine Vaterliebe tätig.... Ich locke und rufe nun ständig diesen Menschen, Ich erfasse ihn und lasse ihn nicht mehr los. Dieser ist aus der Fessel des Satans schon frei geworden, wenngleich dessen Bemühen, ihn zurückzugewinnen, nicht aufhören, bis Ich den Menschen abrufe in Mein Reich. Der Mir ernstlich zugewandte Wille ist sicherste Gewähr dafür, daß er Mich und Mein Reich gewinnt.... Denn Ich gebe ihm die Kraft, weil Ich Selbst nach Meinem Kind verlange und sein Wille schon die Probe auf Erden bestanden hat. Es geht nur um die Entscheidung für Mich oder für Meinen Gegner.... Der ernste Wille zu Mir ist die Entscheidung, weil einstmals eben sich der Wille von Mir abwandte und die Rückkehr zu Mir also willensmäßig vollzogen werden muß.... Ich bewerte den Willen, nicht aber nur Worte, die nicht ernst sind, Mir aber sehr wohl erkenntlich als nur Worte, die der Mund ausspricht oder gedacht werden, von denen aber das Herz nichts weiß.... Wo aber einmal der Wille zu Mir erwacht ist, strebt der Mensch auch unentwegt zur Höhe. Denn sowie Meine Kraft ihm zugeht als Folge seiner Willenswandlung, nützet er diese zu geistigem Streben. Er hat sich gleichsam schon Mir angeschlossen, Ich gehe neben ihm, nur so lange noch unerkannt von ihm, wie er noch in der Liebe schwach ist.... Mein Bild wird aber immer klarer, wenn die Liebe in ihm anwächst, bis er Mich Selbst durch die Liebe in sich aufgenommen hat und nun auch erkennt, daß er nicht mehr versinken kann in die Tiefe, weil Ich nichts hingebe, was Mir gehört und im freien Willen Mein geworden ist. Ihr könnet nimmermehr euch von Mir trennen, wenn ihr die Erdenlebensprobe insofern bestanden habt, als daß euer Wille sich für Mich entschieden hat. Dann kann nur noch das Erdenleben zu erhöhter Seelenreife beitragen, ihr werdet Mir bewußt dienen und treu sein, bis Ich euch abrufe in Mein Reich, so eure Stunde gekommen ist....
Amen
Vertaler