Wat u tot zegen strekt, doe Ik u toekomen. Wat u echter hindert in uw geestelijke ontwikkeling is niet mijn wil, maar de wil van hem die u van Mij wil scheiden. Desondanks laat Ik het toe om u mensen de wils- en geloofsvrijheid niet te ontnemen en om uzelf aan te zetten tot onderzoek van welke geest iets is uitgegaan. Alles kan u tot zegen strekken, want ook het slechte kan voor uw ontwikkeling van nut zijn in zoverre, dat u het leert inzien en verafschuwen en u dus kiest voor goed of kwaad, waartoe ook nodig is dat u van beide op de hoogte bent. Maar het kwade gaat niet van Mij uit, integendeel van de kracht die Mij tegenwerkt, die dus ook op de wil van de mens inwerkt om hem te winnen. De mens echter beslist zelf.
Waar mijn tegenstander bij een mens weerklank vindt, daar kan niet van mijn werken aan de mens gesproken worden, omdat de mens niet gedwongen wordt tot zijn keuze, zijn handelen en denken, maar omdat hij het vrijwillig doet en omdat hij ook het vermogen heeft goed en kwaad te onderscheiden. Daarom draagt hij ook de verantwoordelijkheid voor de richting van zijn wil en daarom schept hij zich ook zelf zijn lot in de eeuwigheid. En niemand zal kunnen zeggen dat Ik hem niet benaderd heb, want het leven van alle mensen heeft, door het lot bepaald, voldoende gelegenheden waarin hij een leidende en beschikkende Macht kan herkennen die zich aan hem openbaart. Slaat hij echter geen acht op zulke gelegenheden of laat hij zich er toe overhalen, zich negatief te ontwikkelen, dan misbruikt hij zijn vrije wil en gebruikt hem dus in de verkeerde richting. Hij begeeft zich zelf in de macht van mijn tegenstander, zonder door hem gedwongen te zijn.
Het bezwaar is dus niet terecht dat de mens, als hij zich onder ongunstige invloed bevindt, niet anders zou kunnen handelen dan slecht en dat deze slechte invloed hem onontkoombaar dwingt om slecht te zijn. Het lot neemt altijd een zodanige vorm aan dat de mogelijkheden om zich positief te ontwikkelen overheersen wanneer de wil goed is. De mens hoeft niet te mislukken als hij dat zelf niet wil, want steeds staat hem dit ene ter beschikking: Mij om hulp vragen, en die wordt hem altijd verleend. En elk leed, elke slag van het noodlot moet hem tot dit verzoek aansporen, dan is de mens nooit in gevaar weg te zinken, want Ik wacht er slechts op dat hij zijn gedachten op Mij richt om hem vast te kunnen pakken en hem vast te houden zodat hij niet zal vallen. Het gebed tot Mij is de afweer van dat wat hem schade wil berokkenen. Het gebed tot Mij geeft kracht en sterkt de mens in elke verzoeking. De mens staat tussen twee machten in en voor een van die twee moet hij kiezen. Begrijpelijkerwijs zullen beide op hem inwerken en trachten invloed uit te oefenen. Daarom laat Ik ook het werkzaam zijn van mijn tegenstander toe, maar laat de mens niet onbeschermd aan zijn macht over, veeleer probeer Ik hem door nood en andere slagen van het lot zover te brengen dat hij tot Mij roept, omdat Ik pas met mijn macht en liefde kan ingrijpen als zijn wil voor Mij heeft gekozen.
Hij moet in volledig vrije wil tot Mij komen en doet hij dat niet vanzelf, dan moet Ik hem ertoe brengen door hachelijke situaties van allerlei aard, die dan echter steeds kunnen dienen tot zijn zieleheil en daarom door Mij zijn toegelaten. Het kwade echter schept de mens zichzelf als hij diegene macht over zich laat verkrijgen die de liefde heeft veranderd in het tegendeel en die daarom steeds slecht en liefdeloos zal handelen en daaraan gemakkelijk te herkennen is. Maar Ik hinder hem niet, want ook zijn activiteiten hebben de wilsbeschikking als doel. Maar zalig zij die zich naar Mij toe laten drijven, die zijn intriges doorzien en hem willen ontvluchten. Dezen pak Ik vast en trek Ik naar Mij omhoog, want ze hebben hun wil goed gebruikt en dientengevolge de beproeving van hun aardse leven doorstaan.
Amen
VertalerO que vos serve como uma bênção que vos deixo ter, mas o que impede o vosso desenvolvimento espiritual não é a Minha vontade, mas a vontade daquele que vos quer separar de Mim. No entanto, permito-o para não privar as pessoas da sua liberdade de vontade e fé e também para vos encorajar a examinardes a vós próprios qual o espírito que deu origem a algo. Tudo pode ser uma bênção para si, pois mesmo o mal pode ser útil para o seu desenvolvimento, na medida em que aprende a reconhecê-lo e detestá-lo e assim decidir pelo bem ou pelo mal, o que também requer o conhecimento de ambos. No entanto, o mal não vem de Mim mas do Meu poder oposto, o qual, portanto, também influencia a vontade do ser humano, a fim de o conquistar. Mas o ser humano decide por si próprio. Onde o meu adversário apela, não é possível falar do Meu trabalho no ser humano, porque o ser humano não é forçado nas suas acções e pensamentos, mas fá-lo voluntariamente e porque também tem a capacidade de diferenciar o bem do mal. Por conseguinte, ele é também responsável pela sua direcção de vontade e por isso também cria o seu próprio destino na eternidade. E ninguém poderá dizer que eu não me aproximei dele, pois a vida de todas as pessoas já tem oportunidades fatídicas suficientes para reconhecerem um poder orientador e determinante que se lhes revela. Se não prestar atenção a tais oportunidades ou se se deixar determinar a si próprio a desenvolver-se regressivamente, então abusa do seu livre arbítrio e, assim, utiliza-o na direcção errada. Ele entrega-se ao poder do Meu adversário sem ter sido forçado por ele.
A objecção é, portanto, injustificada de que o homem, por estar sob influência desfavorável, não poderia agir de outra forma que não fosse mal e que esta má influência, por ser causada pelo destino, o obriga a ser mau.... O destino molda-se sempre de tal forma que as possibilidades de desenvolvimento ascendente predominam se a vontade for boa.... O homem não precisa de falhar se ele próprio não quiser.... Pois ele tem sempre uma coisa à sua disposição, apelar a Mim por ajuda, que lhe será sempre concedida. E cada sofrimento, cada golpe do destino deve estimulá-lo a fazer este pedido, então o ser humano nunca estará em perigo de se afundar, pois só espero que os seus pensamentos se voltem para Mim para o poder agarrar e impedir a sua queda. A Oração para Mim é defesa contra aquele que o quer prejudicar. A oração para Mim é uma força que dá força e fortalece o homem em cada tentação. O homem encontra-se entre dois poderes, e deve escolher um dos dois. Compreensivelmente, ambos irão influenciá-lo e tentar ganhar influência. Por esta razão, também permito a actividade do meu adversário, mas não deixo o ser humano indefeso à sua mercê, em vez disso, tento trazê-lo através da adversidade e de outros golpes do destino ao ponto de ele me pedir, porque só então posso intervir com a Minha força e amor quando a sua vontade tiver decidido a favor de Mim. Ele tem de vir a Mim com total liberdade de vontade, e se não o fizer por sua própria vontade, tenho de o induzir a fazê-lo através de todo o tipo de adversidades que, no entanto, só podem servir para a salvação da sua alma e, por isso, é permitido por Mim. Mas o mal é criado pelo próprio ser humano se ele permitir que aquele que transformou o amor no oposto ganhe poder sobre ele e, portanto, agirá sempre mal e sem amor e poderá facilmente ser reconhecido por isso. Mas não o impeço, pois a sua actividade também tem como objectivo decidir a sua vontade.... Mas abençoados são aqueles que se deixam conduzir na minha direcção, que reconhecem a sua intriga e querem fugir dela.... Apreendo-os e puxo-os para Mim, pois eles usaram correctamente a sua vontade e passaram no seu teste de vida terrestre...._>Ámen
Vertaler