Wie niet onder de indruk is van mijn woord, die staat in de schaduw van de dood. Hij herkent het licht niet omdat hij bewust zijn ogen sluit, omdat hij de duisternis verkiest en dus het licht de toegang blokkeert. Hij houdt zijn blik op de wereld gericht, vanwaar voortdurend dwaallichten opflitsen en zijn ogen verblinden, zodat hij het zachte licht dat uit het geestelijke rijk straalt niet ziet of hij schenkt er geen aandacht aan ter wille van het wereldse. Al het aardse neemt hem in beslag. En treedt hem nu een bode van het licht tegemoet met mijn woord, dat hem aanraadt de wereld te overwinnen, af te zien van aardse goederen ter wille van het heil van zijn ziel, dan keert hij zich onwillig af omdat het leven van de ziel hem niets zegt, omdat hij de wereld niet wil opgeven, omdat hij zich er goed in voelt, en dus gaat hij de geestelijke dood tegemoet.
Mijn woord zou hem geestelijke schatten kunnen opleveren. Mijn woord zou hem een licht kunnen geven dat zijn ziel weldadig beroert. Mijn woord zou hem kunnen opwekken tot het eeuwige leven, maar hij is een prooi van de wereld en zoekt en begeert alleen wat zijn lichaam welbehagen verschaft. Het blijft duister in hem, ondanks het schijnlicht van de wereld. Daarom wil Ik hem helpen de wereld te leren verachten, doordat Ik hem ook haar goederen als onbestendig en waardeloos presenteer, doordat Ik ook zijn lichaam zwak laat worden en hem het einde van zijn leven voor ogen houd. Ik laat ook dat, wat de mens het meest begerenswaardig toeschijnt, aftakelen en teloorgaan. Ik laat de mens in aardse nood en benauwenis geraken. Ik laat hem leed en ziekte dragen en Ik laat hem inzien dat de wereld hem geen hulp biedt. Ik laat het toe dat de mens van aardse hoogte neerstort, dat op grote rijkdom armoede volgt, steeds alleen met het doel dat hij de waardeloosheid en onbestendigheid leert inzien van datgene wat hij begeert. En Ik laat hem steeds weer kennismaken met mijn woord, opdat hij hierin vervanging zal zoeken en vinden voor dat wat hij aards heeft verloren. Ik laat hem in duisternis geraken, waar geen schijnlicht meer straalt, opdat hij het zachte licht van boven ziet en zich er naartoe keert, opdat hij uit de nacht van de dood wegvlucht naar het licht van het leven.
En daarom zal op aarde het leed nooit ophouden, omdat Ik steeds weer die mensen naar Mij toe wil trekken, die nog ver van Mij verwijderd zijn en onderdanig aan de vorst van de wereld, maar wier levensloop spoedig ten einde is zonder de ziel het resultaat te hebben opgeleverd ter wille waarvan ze op de aarde is belichaamd. En Ik laat overal een licht stralen in de duisternis. En wie zich door zijn zachte schijnsel zal laten bestralen, die zal eerst uit de duisternis in een schemerlicht worden verplaatst. Het zal hem goed doen en in hem zal het verlangen naar licht groeien. Mijn woord zal zijn hart beroeren. Hij zal het herkennen als liefdevol woord van de Vader, als enige weg naar het leven. En uit de schaduw van de dood zal zijn ziel het land van het licht, het eeuwige leven binnengaan.
Amen
VertalerWer sich von Meinem Wort nicht beeindruckt fühlt, der steht im Schatten des Todes, er erkennt das Licht nicht, weil er bewußt die Augen schließt, weil er die Finsternis vorzieht und also dem Licht den Zugang verwehret. Er hält den Blick nach der Welt gerichtet, von wo ständig Irrlichter aufblitzen und sein Auge blenden, so daß er das sanfte Licht, das aus dem geistigen Reich strahlt, nicht sieht oder er es unbeachtet lässet um des Weltlichtes willen. Alles Irdische nimmt ihn gefangen, und tritt ihm nun ein Bote des Lichts entgegen mit Meinem Wort, das ihm nahelegt, die Welt zu überwinden, Verzicht zu leisten auf irdische Güter um des Seelenheiles willen, dann wendet er sich unwillig ab, weil ihm das Leben der Seele kein Begriff ist, weil er die Welt nicht hingeben will, weil er sich wohl fühlt in ihr; und also geht er dem geistigen Tode entgegen. Mein Wort könnte ihm geistige Schätze eintragen, Mein Wort könnte ihm ein Licht geben, das seine Seele wohltätig berührt, Mein Wort könnte ihn zum ewigen Leben erwecken, doch er ist der Welt verfallen und sucht und begehrt nur, was seinem Körper Wohlbehagen schafft. Es bleibt dunkel in ihm trotz dem Blendlicht der Welt.... Darum will Ich ihm dazu verhelfen, daß er die Welt verachten lerne, indem Ich ihm auch ihre Güter als unbeständig und wertlos hinstelle, indem Ich auch seinen Körper schwach werden lasse und ihm sein Leibesende vor Augen halte. Ich lasse auch das, was dem Menschen am begehrlichsten erscheint, verfallen und zunichte werden, Ich lasse den Menschen in irdische Not und Bedrängnis kommen, Leid und Krankheit tragen und ihn erkennen, daß die Welt ihm keine Hilfe bringt. Ich lasse es zu, daß der Mensch aus irdischer Höhe herabstürzt, daß die Armut großen Reichtum ablöst, immer nur zu dem Zweck, daß er erkennen lerne die Wertlosigkeit und Unbeständigkeit dessen, was er begehrt, und Ich bringe ihm immer wieder Mein Wort nahe, auf daß er in diesem Ersatz suche und finde für das, was er irdisch verloren hat.... Ich lasse ihn in Finsternis kommen, wo kein Blendlicht mehr leuchtet, auf daß er das sanfte Licht von oben erblickt und sich ihm zuwendet, auf daß er aus der Nacht des Todes entflieht zum Licht des Lebens.... Und darum wird auf der Erde nie das Leid aufhören, weil Ich immer wieder die Menschen zu Mir ziehen will, die Mir noch fern sind und dem Fürsten der Welt untertan, deren Lebenslauf aber bald zu Ende ist, ohne der Seele den Erfolg gebracht zu haben, um dessentwillen sie auf der Erde verkörpert ist. Und Ich lasse überall ein Licht erstrahlen in der Finsternis, und wer sich von seinem sanften Schein bestrahlen lässet, der wird erst aus der Finsternis in ein Dämmerlicht versetzt werden, es wird ihm wohltun, und das Verlangen nach Licht wird in ihm wachsen.... Mein Wort wird sein Herz berühren, er wird es erkennen als liebevolles Vaterwort, als einzigen Weg zum Leben, und aus dem Schatten des Todes wird seine Seele eingehen in das Land des Lichtes, in das ewige Leben....
Amen
Vertaler