In tijden van de grootste nood wordt de geestelijke toestand van de afzonderlijke mens duidelijk, in zoverre, dat het geloof of wordt versterkt, of geheel verloren gaat, als het tevoren alleen een vormgeloof was dat de mensen nog niet kon overtuigen. Velen vallen van hun geloof af. Hun blik is nog te zeer op het aardse gericht en ze kunnen het wereldgebeuren en hun eigen lot niet in overeenstemming brengen met de eeuwige Godheid, van wie ze wegens hun onwetendheid voor zichzelf alleen een gelukkig aards bestaan verwachten. Ze willen alleen een God erkennen die hun alle aangename zaken van het leven schenkt. Maar dat ze voor zichzelf het welzijn op aarde verspelen door hun levenswandel, door hun afstand tot God, is voor hen onbegrijpelijk. Hoe erger nu de nood op hen afkomt, des te meer verwijderen ze zich van Hem. Ze wijzen Hem af, schikken zich niet in hun lot, maar morren en klagen en trachten voor zichzelf de noodtoestand te beperken door onrechtvaardige handelingen en een liefdeloos gedrag tegenover de naasten. Hun geloof in God was slechts een vormgeloof dat niet stand hield bij een ernstige beproeving, maar dat ook zonder waarde was en eerst tot een overtuigd geloof moet worden. Er zijn maar weinig mensen die zich in tijden van nood dichter bij God aansluiten, daar ze vast in Hem geloven en zich niet van dit geloof laten afbrengen. Ze zien het leed aan voor wat het is, als een middel waardoor God de Hem afvallige mensen wil winnen. Ze vragen God onophoudelijk om kracht en zijn nu ook in staat het leed te verdragen. Het geloof geeft hun deze kracht en God verlaat de zijnen niet, dat wil zeggen: die in Hem geloven en in elke nood hun toevlucht nemen tot Hem. Maar de toestand van de ongelovigen is zonder hoop, zolang ze alleen maar aandacht schenken aan het aardse gebeuren en niet nadenken over de zin en het doel ervan. Maar er moet een opheldering plaatsvinden, want het vormgeloof is geen geloof zoals God het vraagt. Het is schools overgebracht op de mensen en bij hen zelf nog niet levend geworden. Het is een dood geloof dat de ziel niet vooruit helpt in haar ontwikkeling en daarom een sterke beproeving nodig heeft, opdat de mens hierdoor zijn denken en zijn instelling tegenover God inziet. Wie Hem afwijst, onder de indruk van de nood en het aardse gebeuren, onder de indruk van het eigen lot, zal door grotere beproevingen heen moet gaan om het geloof alsnog te verkrijgen, of hij zal verloren gaan en op het einde bij diegenen horen, die veroordeeld zijn, die tot de tegenstanders van God behoren en daarom de gerechte straf ontvangen, die weer de gang door de nieuwe schepping moeten afleggen ten behoeve van hun verlossing. De gelovigen zullen eveneens aan zware beproevingen zijn blootgesteld, maar een overtuigd geloof laat zich niet zo gemakkelijk aan het wankelen brengen, en God staat diegenen bij, die Hem trouw zijn, die alle beproevingen doorstaan en zich des te inniger bij God aansluiten, omdat ze vast in Hem en Zijn liefde, almacht en wijsheid geloven. En voor dit vaste geloof zullen ze beloond worden op de dag van het oordeel, wanneer God zelf ze binnenleidt in het paradijs, waar een einde komt aan alle nood en ze in de tegenwoordigheid van God bovenmate gelukkig zijn.
Amen
VertalerDans les temps de très grande misère terrestre l'état spirituel des différents hommes s'éclaircit pour que la foi soit consolidée ou bien soit entièrement perdue si auparavant elle était seulement une foi formelle qui n'a pas encore pu convaincre l'homme. Beaucoup perdront la foi, car leurs regards sont tournés encore trop vers les choses terrestres, et ils ne peuvent pas mettre en accord les événements du monde et leur propre destin avec l'éternelle Divinité, car du fait de leur ignorance, ils recherchent seulement une vie terrestre heureuse. Ils veulent seulement reconnaître un Dieu qui leur offre tous les plaisirs de la vie, car eux-mêmes recherchent le bien-être sur la Terre à travers leur chemin de vie, à travers leur éloignement de Dieu, et cela est pour eux incompréhensible. Plus difficile est la misère qui s'approche d’eux, plus ils s’éloignent de Lui, plus ils Le refusent, ils ne se résignent pas à leur destin, mais ils murmurent et se plaignent et cherchent à faire diminuer eux-mêmes l'état de misère au travers d’actions injustes et procèdent sans amour contre le prochain. Leur foi en Dieu était seulement une foi formelle, qui n'a pas résisté à un sérieux examen, car elle était aussi sans valeur et donc elle doit d'abord devenir une foi convaincue. Il y a seulement peu d'hommes qui s'unissent étroitement à Dieu dans les temps de la misère, parce qu'ils croient fermement en Lui et ne se laissent pas détourner de cette foi. Ils considèrent les souffrances comme ce qu’elles sont, comme un moyen au travers duquel Dieu veut conquérir les hommes qui lui sont infidèles. Ils demandent continuellement la Force à Dieu et sont maintenant en mesure de supporter la souffrance. La foi leur donne cette Force et Dieu n'abandonne pas les Siens, c'est-à-dire ceux qui croient en Lui et qui se réfugient en Lui dans toute misère. L'état de ces mécréants est sans espoir tant qu’ils portent de la considération seulement à l'événement terrestre et qu’ils ne réfléchissent pas sur son sens et son but. Mais un Éclaircissement doit suivre, parce que la foi formelle n'est pas une foi telle que Dieu l’exige, elle a été transmise aux hommes scolairement et elle n'est pas encore devenue vivante en eux-mêmes ; c’est une foi morte, qui ne promeut pas l'âme dans son développement et donc une forte épreuve est nécessaire pour que l'homme se rende clairement compte à travers celle-ci de ses pensées et de sa prédisposition envers Dieu. Celui qui Le refuse, impressionné par la misère et l'événement terrestre, par son destin, il devra passer au travers d’examens très difficiles pour conquérir encore la foi, ou bien il ira se perdre et à la fin il fera partie de ceux qui sont condamnés, qui font partie des adversaires Dieu et donc qui recevront leur juste punition, ils devront de nouveau re-parcourir le chemin à travers la nouvelle Création dans le but de leur Libération. Aussi les croyants seront exposés à de fortes épreuves, mais une foi convaincue ne se laisse pas ébranler aussi facilement et Dieu assiste ceux qui lui sont fidèles, qui résistent à toutes les épreuves et s’unissent encore plus intimement avec Dieu, parce qu'ils croient fermement en Lui et en Son Amour, Son Omnipotence et Sa Sagesse. Et cette foi ferme sera récompensée au Jour du Jugement, car Dieu Lui-Même les guidera dans le Paradis, où toute misère trouve une fin et ils seront outre mesure heureux dans la Présence de Dieu.
Amen
Vertaler