Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Gods grote Geduld - Rechtvaardigheid - Genoegdoening

De daden van liefdeloosheid nemen de overhand en van Mijn Geduld wordt uitermate veel gevergd. Mijn Rechtvaardigheid wordt uitgedaagd, de mensheid stapelt zonde op zonde en denkt niet aan de gevolgen, die vreselijk zijn. Ze bespoedigt zelf de ondergang, want de haar gestelde grens mag ze niet overschrijden. Maar deze is snel bereikt. Nog kunnen de mensen vrij te werk gaan, ze worden door Mij niet gehinderd en ze kunnen gebruik maken van hun vrijheid. Maar spoedig zal Mijn Wil hen hinderen en hun lot zal vreselijk zijn. Ze willen het niet anders, want al het denken en streven van de mensen is slecht, het brengt slechte daden voort en de liefdeloosheid neemt toe, de afstand tot Mij wordt steeds groter en kan alleen in volledige verstarring (verkoeling) van geestelijke substantie eindigen, omdat de uitstraling van Mijn Liefde het geestelijke niet meer raakt, dat zich van Mij verwijdert.

En volledige verkoeling van geestelijke substantie betekent: door vaste materie omsloten te zijn, beroofd van de vrije wil en te moeten handelen naar Mijn Wil, Die met de zijne in strijd is. En dus is het een toestand van kwelling en pijn, waar het geestelijke zelf op aanstuurt, door zijn verkeerde wil tijdens de laatste belichaming op aarde. Alle liefde is uit de harten verdwenen, of ze geldt alleen de wereld en is derhalve verkeerd. De wil is van Mij afgekeerd, zodra de liefde niet Mij betreft en Mijn tegenstander wint aan macht over de zielen der mensen, want hun wil is naar hem gekeerd.

En zo is er geen tegenhouden meer aan, de dag van het gericht komt steeds dichterbij en elke dag tevoren is een genade, een bewijs van Mijn overgrote Liefde en Geduld, om de mensen nog de mogelijkheid te geven te veranderen. Elke dag brengt zo veel leed, dat de mensen er aandacht aan zouden moeten schenken en hun gedachten geestelijk zouden moeten richten. En het zou nog niet te laat zijn om te veranderen. Terwille van de weinigen, die Mij leren herkennen in leed en nood, oefen Ik nog geduld. Ik schep geen genoegen in vernietiging en verwoesting, maar Ik hinder de menselijke wil niet. Maar eens zal Ik er Mijn Wil tegenin brengen, Die zich weliswaar eveneens verwoestend uit, maar Die gepaard gaat met Wijsheid en Liefde en daarom een zegenrijke uitwerking heeft op het geestelijke, dat nog in ontwikkeling is en dat ook voor de mens zegenrijke gevolgen kan hebben, wanneer hij Mij en Mijn Macht daarin herkent.

Ik maak aan de liefdeloosheid een einde, zodra de grens is bereikt. Maar het einde zal vreselijk zijn, want Mijn Rechtvaardigheid veroordeelt ter genoegdoening het zondige, omdat het geen acht slaat op Mijn aanmaningen en waarschuwingen en het de korte tijd van genade niet benut, die het nog is verleend, door Mijn overgrote Geduld en Barmhartigheid.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Gottes große Geduld.... Gerechtigkeit.... Sühne....

Es nehmen die Taten der Lieblosigkeit überhand, und Meine Geduld wird übermäßig beansprucht, Meine Gerechtigkeit wird herausgefordert, die Menschheit häuft Sünde auf Sünde und gedenket nicht der Folgen, die furchtbar sind. Sie beschleunigt selbst den Untergang, denn die ihr gesetzte Grenze darf sie nicht überschreiten. Diese aber ist bald erreicht.... Noch können die Menschen frei handeln, sie werden von Mir nicht gehindert.... und sie können ihre Freiheit nützen.... Doch bald wird Mein Wille sie hindern, und ihr Los wird furchtbar sein. Sie wollen es nicht anders, denn alles Denken und Trachten der Menschen ist böse, es gebärt schlechte Taten, und die Lieblosigkeit nimmt zu, die Entfernung von Mir wird immer größer und kann nur in völliger Erstarrung (Erkaltung) geistiger Substanz enden, weil Meine Liebeausstrahlung das Geistige nicht mehr berührt, das sich von Mir entfernt. Und völlige Erkaltung geistiger Substanz heißt von festester Materie umschlossen sein, beraubt des freien Willens, und handeln müssen nach Meinem Willen, der dem seinen widerspricht. Und also ist es ein Qual-Zustand, dem das Geistige selbst zustrebt durch seinen verkehrten Willen während der letzten Verkörperung auf Erden. Jegliche Liebe ist aus den Herzen entschwunden, oder sie gilt nur der Welt und ist sonach verkehrt. Der Wille ist Mir abgewandt, sowie die Liebe nicht Mir gilt, und Mein Gegner gewinnt an Macht über die Seelen der Menschen, denn ihr Wille ist ihm zugewandt. Und so gibt es kein Aufhalten mehr, der Tag des Gerichtes rückt immer näher, und jeder Tag zuvor ist eine Gnade, ein Beweis Meiner übergroßen Liebe und Geduld, um den Menschen noch die Möglichkeit zu geben, sich zu wandeln. Jeder Tag bringt so viel Leid, daß die Menschen aufmerken und ihre Gedanken geistig lenken müßten.... Und es wäre noch nicht zu spät zur Wandlung. Um der wenigen willen übe Ich noch Geduld, die Mich erkennen lernen im Leid und in der Not. Ich habe keine Freude an der Vernichtung und Zerstörung, doch Ich hindere den menschlichen Willen nicht.... Einmal aber werde Ich ihnen Meinen Willen entgegensetzen, der zwar gleichfalls sich zerstörend äußert, doch mit Weisheit und Liebe gepaart ist und darum sich segensreich auswirkt für das Geistige, das noch in der Entwicklung steht, und das auch für den Menschen segensreiche Folgen haben kann, wenn er Mich und Meine Macht darin erkennt. Ich setze der Lieblosigkeit ein Ende, sowie die Grenze erreicht ist.... doch das Ende wird furchtbar sein, denn Meine Gerechtigkeit verurteilt zur Sühne das Sündige, weil es Meiner Mahnungen und Warnungen nicht achtet und die kurze Gnadenzeit nicht nützet, die ihm noch gewährt ist durch Meine übergroße Geduld und Barmherzigkeit....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde