Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Een definitief vrij komen of een gebonden toestand in de eeuwigheid

Een volledig loskomen uit de vorm vereist ook een volledig opgeven van het verzet tegen God, want ofschoon de ziel ook schijnbaar elke uitwendige keten bij de lichamelijke dood aan het einde van haar leven verliest, dan hoeft ze toch niet definitief van haar ketenen bevrijd te zijn, want ze kan het bewustzijn van haar geketende toestand meenemen naar de eeuwigheid, wat juist deze kwellende toestand voor haar betekent.

De omgeving van de ziel is dan nog dezelfde als die was op aarde. Dat wil zeggen dat ze zich eerst daar ophoudt, waar ze op aarde verbleef, omdat ze nog met al haar zinnen aan de aardse materie gebonden is. Maar dan zal ze altijd voor zichzelf haar omgeving scheppen, al naar gelang haar verlangens. Ze kan dus nog volledig door aardse materie omgeven zijn, ofschoon ook alleen maar in haar verbeelding. Ze is zodoende nog overeenkomstig haar gevoel aan aardse wetten onderworpen. Dat wil zeggen dat ze dezelfde verlangens heeft, dezelfde begeertes als op aarde, maar ook dezelfde weerstanden moet overwinnen, zodat ze net als op aarde haar machteloosheid en gebondenheid beseft, terwijl de geheel vrije toestand ook een toestand van vervulling is, waar er geen hindernissen meer tegenovergesteld worden en het deze geestelijke vrijheid als uiterst gelukkig makend ervaart.

De ziel heeft met de lichamelijke dood wel de lichamelijke ketenen afgeschud, maar het bewustzijn van haar vrijheid heeft ze nog niet, totdat ze die graad van rijpheid bereikt heeft, die haar de geestelijke vrijheid oplevert. En daarom weet ze vaak niet van haar overlijden op aarde. Ze waant zich nog in haar lichaam en het duurt vaak een lange tijd, totdat ze het inziet, al naar gelang haar bereidwilligheid om te dienen, die echter nog heel zwak is, want meestal zijn zulke zielen gegrepen door de eigenliefde en zoeken ze voor zichzelf de bevrediging van hun wensen.

Maar omdat ze dit nooit vinden, begint het na lange tijd in hen te dagen, dat ze in werkelijkheid niets meer bezitten en steeds alleen maar schijngoederen nastreven en pas dan begint het proces van het zich volledig bevrijden van de aardse materie, dat echter nog heel tijdrovend is. En pas het zich bevrijden van de materie, het overwinnen ervan en er in de gedachten volledig afstand van doen, maakt het omhulsel van de ziel los en betekent het begin van haar definitieve vrij komen uit de vorm. Maar voordat het wezen zich kan verheugen in de vrijheid van de geest, kunnen er nog ondenkbaar lange tijden voorbijgaan.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Endgültige Freiwerdung oder gebundener Zustand in der Ewigkeit....

Völliges Lösen aus der Form bedingt auch völliges Aufgeben des Widerstandes gegen Gott, denn wenn auch scheinbar die Seele jede Außenfessel verliert bei dem Leibestod am Ende ihres Lebens, so braucht sie doch nicht ihrer Fessel endgültig ledig werden, denn sie kann das Bewußtsein ihres gebundenen Zustandes mit hinübernehmen in die Ewigkeit, was eben jenen Zustand der Qual für sie bedeutet. Die Umgebung der Seele ist dann noch die gleiche wie auf Erden, d.h., einmal hält sie sich dort auf, wo sie auf Erden geweilt hat, weil sie noch mit allen ihren Sinnen an die irdische Materie gefesselt ist; dann aber wird sie stets sich selbst ihre Umgebung schaffen je nach ihrem Begehren. Sie kann sonach noch völlig von irdischer Materie umgeben sein, wenn auch nur in ihrer Einbildung, unterliegt also noch empfindungsgemäß irdischen Gesetzen, d.h., sie hat das gleiche Verlangen, die gleichen Begierden wie auf Erden, aber auch die gleichen Widerstände zu überwinden, so daß sie wie auf Erden ihre Ohnmacht und Gebundenheit erkennt, während der ganz freie Zustand auch ein Zustand der Erfüllung ist, wo dem Wesen keine Hindernisse mehr entgegengesetzt werden und es diese geistige Freiheit äußerst beglückend empfindet. Die körperliche Fessel hat die Seele wohl abgestreift mit dem leiblichen Tode, doch das Bewußtsein ihrer Freiheit hat sie noch nicht, bevor sie nicht den Reifegrad erreicht hat, der ihr die geistige Freiheit einträgt. Und daher weiß sie oft nicht um ihr Ableben von der Erde. Sie wähnt sich noch in ihrem Körper, und es dauert oft lange Zeit, bis sie es erkennt, je nach ihrer Willigkeit zu dienen.... die jedoch nur sehr schwach ist, denn zumeist sind solche Seelen nur von der Ichliebe ergriffen und suchen für sich selbst Befriedigung ihrer Wünsche. Doch da sie solche niemals finden, beginnt es nach langer Zeit in ihnen zu dämmern, daß sie in Wirklichkeit nichts mehr besitzen und nur immer Scheingüter anstreben, und dann erst setzt der Prozeß ein des völligen Lösens von der irdischen Materie, der aber noch sehr langwierig ist. Und erst das Lösen von der Materie, das Überwinden derer und Gedanklich-sich-völlig-Entäußern lockert die Hülle der Seele und bedeutet den Beginn ihrer endgültigen Freiwerdung aus der Form. Doch es können undenklich lange Zeiten vergehen, ehe das Wesen sich der Freiheit des Geistes erfreuen kann....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde