• Terug

Onderwijzende werkzaamheid – Zonder basiskennis en studie

Er is geen speciale basiskennis nodig, wanneer de liefde de mens ertoe aanzet om de medemens te onderwijzen om hem voor het rijk van God te winnen. Dit is het hoogste en mooiste doel, dat de mens zichzelf op aarde kan stellen en voor dit voornemen kan hij zeker zijn van de zegen van God en dus ook van Zijn kracht, die de mens in staat stelt tot een activiteit, die tot heil voor de zielen dient.

Elk geestelijk streven wordt gezegend. Elk gebed om geestelijk goed wordt verhoord en elk geestelijk worstelen vindt met goddelijke hulp plaats. En daarom zal elke strijder van God moeten overwinnen. De kracht uit God zal hem altijd toestromen en dat geldt voor elke activiteit, die de mens voor God en zijn medemensen uit wil voeren. Als hij zich als doorgever van de eeuwige waarheid aan God ter beschikking stelt, dan zal hij ook van God uit ertoe in staat gesteld worden om de waarheid zelf te herkennen om deze vervolgens door te kunnen geven. Want de goddelijke waarheid is niet schools via aardse onderwijzers te verkrijgen, omdat deze net zo lang een dood woord blijft, zolang deze schools overgedragen wordt. Tot de mens zichzelf in een bepaalde graad van rijpheid gebracht heeft, waar het woord tot leven komt.

Maar als de mens zich in die toestand geplaatst heeft, dus zichzelf door actieve werkzaamheid in liefde naar de wil van God gevormd heeft, dan zal hij de goddelijke waarheid van God uit, in alle zuiverheid en helderheid overgedragen krijgen en hij zal de diepste kennis binnendringen, zonder hulp van mensen, die aardse kennis hebben. Want hij is vervuld van de geest van God, die hem alle kennis onthult en hem de eeuwige waarheid binnenleidt. Maar dit vereist altijd een werkzaam zijn in liefde van de kant van de mens voor zijn medemens en de wil in het diepste van het hart om de medemens uit de geestelijke nood te helpen.

Degene die deze nood beseft, heeft al kennis van de zin en het doel van het aardse leven en hij ziet de veronachtzaming van de goddelijke wil van de kant van de mens. Hij kent de verschrikkelijke gevolgen en nu spoort de liefde hem aan om deze gevolgen van de medemensen af te wenden en het is de drijfveer van zijn streven om geestelijke kennis aan de medemensen over te dragen. God heeft zulke leerkrachten nodig, opdat met het in acht nemen van de vrije wil, de mensen wel aangespoord, maar niet gedwongen worden om hun levenswandel te veranderen.

Elk onderricht, dat van God naar de mensen en van deze mensen op de medemensen overgedragen wordt, betreft enkel de ziel. Alleen het zielenheil, dat in gevaar verkeert, moet door deze onderrichtingen veiliggesteld worden. En zodoende moet een mens, die geen wereldse, maar zuiver geestelijke doelen nastreeft, zich voor onderrichtende werkzaamheid aanbieden. Pas dan kan hij een taak vervullen en daartoe de kracht uit God in ontvangst nemen, die nu bestaat in de bekwaamheid om te onderwijzen.

Want geestelijke kennis wordt niet verworven door regelmatige studie, maar door een rechtvaardig leven in liefde voor God. Die mens, die zich in innige verbondenheid met God aan Hem overgeeft, Hem wil dienen en zich tot iedere taak bereid verklaart, die de redding van dwalende zielen betreft, zal geestelijke kennis toegestuurd worden. De Heer neemt hem nu aan als arbeider in Zijn wijngaard. Als werktuig, door welke Hij nu Zelf kan werken. Want hij is geschikt voor zijn taak om de mensen kennis te geven, die hen ertoe kan brengen om een juist leven te leiden, die hun zielen de graad van rijpheid oplevert, zodat ze weer in liefde over de aarde gaan en met de juiste kennis in de waarheid staan.

En “zalig zijn degenen, die arm van geest zijn”. Bij wie niet elk geloof door aardse kennis verloren is gegaan. Want aardse kennis is er eerder geschikt voor om de ziel in geestelijke duisternis te hullen, dan om haar te verlichten. Daarom hoeft aardse kennis niet aanwezig te zijn, waar geestelijke waarheden onderwezen worden. Want om de medemensen dat laatste aan te kunnen bieden, moet de geest uit God aan het werk zijn en diens werkzaam zijn is alleen maar afhankelijk van de wil van de mens. Van zijn werkzaam zijn voor het zielenheil van de medemens.

Amen

Attività d’insegnamento - Nessuna conoscenza e studio antecedenti

Non sono necessarie delle conoscenze antecedenti, quando è l’amore che spinge l’uomo ad insegnare ai prossimi, per conquistarli per il Regno di Dio. Questa è la meta più bella e più alta, che l’uomo si possa porre sulla Terra, e per questo intento è certo della Benedizione di Dio e quindi anche della Sua Forza, che rende l’uomo capace per una attività, che serve alla salvezza delle anime. Ogni tendere spirituale è benedetto, ogni preghiera per un bene spirituale viene esaudita, ed ogni lotta spirituale si svolge sotto l’’Assistenza divina, e perciò ogni combattente di Dio dovrà vincere. Gli scorrerà sempre la Forza di Dio, e questo per ogni attività che l’uomo vuole eseguire per Dio ed il suo prossimo. Quando si mette a disposizione di Dio come portatore dell’eterna Verità, allora ne viene reso capace da Dio, di riconoscere lui stesso la Verità e di poterla poi dare agli altri. Perché la Verità divina non si può imparare in modo scolastico attraverso insegnanti terreni, perché rimane parola morta finché viene trasmessa scolasticamente, finché l’uomo ha portato sé stesso in un certo stato di maturità, dove la Parola diventa vivente. Ma quando l’uomo si è posto in quello stato, cioè ha formato sé stesso secondo la Volontà di Dio mediante una vivace attività d’amore, allora riceverà da Dio la Verità divina in tutta la Chiarezza e Purezza, e penetrerà nel sapere più profondo senza la collaborazione di uomini che si trovano nel sapere terreno, perché è colmato dallo Spirito di Dio, che gli svela ogni sapere e lo guida nell’eterna Verità. Questo richiede però sempre un agire d’amore da parte dell’uomo ai suoi prossimi e la volontà nel più profondo del cuore di aiutare gli uomini ad uscire dalla miseria spirituale. Chi riconosce questa miseria, si trova già nel sapere sullo scopo e la meta della vita terrena, e vede la non osservanza della Volontà divina da parte degli uomini. Egli conosce le terribili conseguenze ed ora è spinto dall’amore di evitare queste ai prossimi, e questa è la forza di spinta del suo tendere, di trasmettere il sapere spirituale ai prossimi. Dio ha bisogno di tali forze d’insegnamento, affinché gli uomini vengano istruiti bensì rispettando la libera volontà, ma che non vengano costretti a cambiare il cammino della loro vita. Ogni insegnamento è rivolto soltanto all’anima, che viene trasmesso da Dio all’uomo e da questo al prossimo. Solo la salvezza dell’anima, che è in pericolo, deve essere assicurata mediante quegli insegnamenti. E per l’attività d’insegnamento si deve quindi offrire un uomo che non tende a delle mete mondane, ma soltanto a delle mete puramente spirituali, soltanto allora può eseguire un compito e ricevere per questo la Forza da Dio, che ora consiste nella facoltà di poter insegnare. Perché il sapere spirituale non viene conquistato tramite uno studio regolato, ma tramite una vera vita nell’amore davanti a Dio; giungerà così un sapere spirituale a colui che si dedica a Dio nell’intimo collegamento, che lo vuol servire e che si dichiara pronto per ogni compito che serve per la salvezza di anime erranti. Lui sarà accolto da Dio come operaio nella Sua Vigna, come strumento attraverso il quale Egli Stesso ora può operare, perché è idoneo per il suo compito di trasmettere il sapere agli uomini che può indurli, a condurre un giusto cammino di vita, che procura alle loro anime il grado di maturità, che camminino di nuovo nell’amore sulla Terra e si trovino nel giusto sapere e nella Verità. E “beati sono i poveri nello spirito.... ”, i quali non hanno perduto ogni fede attraverso un sapere terreno. Perché il sapere terreno intende piuttosto di avvolgere l’anima nell’oscurità spirituale, che di illuminarla. Perciò non è necessario che ci sia il sapere terreno, dove vengono insegnate delle Verità spirituali. Perché per poter offrire queste Verità ai prossimi, lo Spirito di Dio deve essere all’opera, ed il Suo Agire dipende solamente dalla volontà dell’uomo, dal suo agire nell’amore per la salvezza delle anime dei prossimi.

Amen