De hele mensheid staat voor de geestelijke ondergang, want overal heerst dezelfde toestand. De toestand van liefdeloosheid. En overal is het verlangen naar aardse goederen overheersend en dit kenmerkt de geestelijke onrijpheid van de menselijke ziel. Geestelijk streven daarentegen wordt meestal uitgeschakeld en daarom wordt ook maar heel zelden het gebrek gecompenseerd, hetgeen wel mogelijk is als er voor de mens een kennis ontsloten wordt en hij er nu bewust naar streeft om zich te vervolmaken. Dit bewuste streven kan de mens grote geestelijke successen opleveren.
Maar nu wordt er juist een einde gemaakt aan elke kennis. Er wordt hem iets als goddelijke zending geboden, wat echter van een heel gebrekkige kennis getuigt en daarom zal deze leer de mensen ook niet tot een bewust arbeiden aan zichzelf aansporen en juist die bewuste arbeid op zich levert de ziel een graad van rijpheid op. Als hier nu een einde aan gemaakt wordt, dan bestaat ook het gevaar van een totale vervlakking, want de mensen verliezen elke kennis, omdat ze hun aandacht alleen maar aan de wereldse gebeurtenissen schenken en daarom is het van een onnoemelijke zegen, als er buiten de bestaande organisaties geestelijke kennis bevorderd wordt, waar de mensen zich wederzijds tot liefde opvoeden, tot barmhartigheid, tot zachtmoedigheid en geduld.
Wanneer het goddelijke woord zich van mond tot mond voortplant, is elke organisatie overbodig, want dan heeft de mens alles, wat hij nodig heeft. Hij hoeft dit woord alleen maar in acht te nemen, dan ontsluit de kennis zich voor hem en de wetende mens begint dan ook aan het hervormingswerk aan zichzelf. Dat wil zeggen dat hij zich probeert aan te passen aan wat er verlangd wordt en kan dus ook als wetende mens zijn medemensen goed leiden en hen eveneens aansporen om aan het hervormingswerk deel te nemen.
Er zijn maar weinig mensen die met al hun zorgen naar God gaan, juist omdat ze een eeuwige Godheid niet willen en kunnen erkennen. En zodoende moet hen door de medemensen duidelijk gemaakt worden, dat ze slechts in zoverre plichten ten opzichte van het lichaam hebben, voor zover hun aardse leven ervan afhangt. Er moet hen duidelijk gemaakt worden, dat ze het werk aan de ziel boven al het andere moeten stellen, zodat ze nu niet meer zo aan het lichaam denken als voorheen. Pas dan beginnen ze wetend te worden.
En deze kennis kunnen ze nu doorgeven. Eerst in besloten kring en dan ook in de openbaarheid, ofschoon dit door de aardse macht tegengegaan wordt. Maar het is noodzakelijk om de mensheid te hulp te komen, omdat ze zich in een onvoorstelbare nood bevindt en enkel via de weg van de volledige wilsvrijheid geholpen kan worden. Door onderrichtingen, die ze nu aan kunnen nemen of af kunnen wijzen en daardoor de geestelijke ondergang ontgaan of eraan ten prooi vallen.
Amen
VertalerDie gesamte Menschheit steht vor dem geistigen Untergang, denn überall ist der gleiche Zustand, der Zustand der Lieblosigkeit, und überall ist das Verlangen nach irdischem Gut vorherrschend, und dies kennzeichnet die geistige Unreife der menschlichen Seele. Geistiges Streben dagegen wird zumeist ausgeschaltet, und darum wird auch nur sehr selten das Manko ausgeglichen, was wohl möglich ist, wenn dem Menschen ein Wissen erschlossen wird und er nun bewußt danach strebt, sich zu vervollkommnen. Dieses bewußte Streben kann dem Menschen hohe geistige Erfolge eintragen. Es wird nun aber gerade jegliches Wissen unterbunden.... es wird ihm etwas geboten als göttliche Sendung, was jedoch sehr mangelhaftes Wissen bezeugt, und daher wird diese Lehre auch die Menschen nicht zur bewußten Arbeit an sich anregen, und gerade die bewußte Arbeit an sich trägt der Seele den Reifegrad ein. Wird diese nun unterbunden, dann besteht auch die Gefahr einer gänzlichen Verflachung, denn die Menschen verlieren jegliche Kenntnis, weil sie nur dem Weltgeschehen ihre Aufmerksamkeit zuwenden, und deshalb ist es von unnennbarem Segen, wenn außerhalb der bestehenden Organisationen geistiges Wissen gepflegt wird, wo die Menschen sich gegenseitig erziehen zur Liebe, zur Barmherzigkeit, zur Sanftmut und Geduld. Wenn das göttliche Wort von Mund zu Mund sich fortpflanzt, ist jede Organisation überflüssig, denn dann hat der Mensch alles, was er braucht.... Er braucht dieses nur zu befolgen, dann erschließt sich ihm das Wissen, und der wissende Mensch beginnt auch das Umgestaltungswerk an sich, d.h., er sucht sich dem anzupassen, was verlangt wird, und kann sonach auch als wissender Mensch seine Mitmenschen recht leiten und sie gleichfalls anspornen, sich an dem Umgestaltungswerk zu beteiligen. Die wenigsten Menschen gehen mit allen ihren Sorgen zu Gott, eben weil sie eine ewige Gottheit nicht anerkennen wollen und können. Und also muß ihnen durch Mitmenschen erklärt werden, daß sie dem Körper gegenüber Pflichten haben nur soweit ihr irdisches Leben davon abhängt.... Es muß ihnen erklärt werden, daß sie die Arbeit an der Seele allem anderen voransetzen müssen, so daß sie den Körper nun nicht mehr so bedenken wie zuvor.... Dann erst beginnen sie, wissend zu werden.... Und dieses Wissen können sie nun weitergeben, zuerst im engsten Kreise und dann auch in der Öffentlichkeit, wenngleich von der irdischen Gewalt dies unterbunden wird. Doch es ist nötig, der Menschheit zu Hilfe zu kommen, weil sie in einer unfaßbaren Not sich befindet und ihr nur auf dem Wege vollständiger Willensfreiheit geholfen werden kann.... durch Unterweisungen, die sie nun annehmen und ablehnen können, und dadurch dem geistigen Untergang entgehen oder ihm verfallen sind....
Amen
Vertaler